HELDERSCHE EK NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 103. Zondag 26 Augustus. Jaargang46. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BA KEEK Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prij» der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cent», elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.) Amsterdamsche Kroniek. 23 Augustus. Het bezoek van de leden der Amerikaansche Holland- Society aan de hoofdstad en verschillende andere plaatsen van ons land is zeker een opmerkelijke gebeurtenis, maar trekt hier toch niet in die mate de aandacht als men zich b. v. buiten Amsterdam van zulk een feit wel zou voorstellen. Clubjes reizende heeren en dames zijn hier thans natuurlijk aan de orde van den dag. Voortdurend ziet men ze te voet en per rijtuig de hotels verlaten of derwaarts terugkeeren. En of er zich nu tusschen al het gewoel van die jaarlijksche trekvogels ook een gezelschap Amerikanen beweegt, maakt zooveel niet uit. Vooral omdat er van een officiëele ontvangst of andere dergelijke plechtig heden, b. v. ambtelijke begroeting der bezoekers op het Raadhuis door Burgemeester en Wethouders, met aanbieding van den gebruikelijken eerewijn, geen sprake is geweest. Negen tiende van de burgerij heeft dan ook slechts uit de couranten bemerkt, dat er iets bijzonders aan de hand was en deze vreemdelingen niet beschouwd werden als alle andere vreemdelingen. De autoriteiten hebben slechts zijdelings hunne belangstelling doen blijken, wat jammer genoeg is, vanwege onze commerciëele betrekkingen met Amerika. Ook had eqn deputatie uit de Amsterdamsche kooplui een goeden en voordeeligen indruk op de ver tegenwoordigers der Holland-Society kunnen maken, wat vooral wenschelijk ware geweest met het oog op onzen toenemenden handel met de Nieuwe Wereld, waarover straks nader. Doch officieel gesproken, heeft de hoofdstad onze Amerikaansche stamverwanten stillekens aan hun lot overgelaten. Zou dit wellicht er toe medegewerkt hebben, dat een groot gedeelte van het gezelschap jl. Zaterdag reeds weder uit Rotterdam huiswaarts gekeerd is? Wie overigens met deze Amerikanen van Hollandschen bloede in aanraking komt, krijgt een flinken, prettigen indruk van hen. Het zijn stevig gebouwde lui, meestal stoer en pittig van gestalte, met eenvoudige, goedhartige gelaatstrekken, die in vele opzichten aan het vroegere type van den deftigen Amsterdamschen burger herinneren. Het portret van den nieuwbenoemden Araerikaanschen gezant ten onzent, den heer Roosevelt, in een der jongste nommers van Eigen Haard opgenomen, kan als een goed specimen 3) TH YR. A. Naar het Noorsch van MARIE COLBAN. van de gezichten onzer overzeesche broeders beschouwd worden. Doch in de conversatie hebben zij niet veel Hol- landsch meer en wordt ge door hunne korte, haastige, stoots gewijze manier van uitdrukking dadelijk aan de spreekwijze der Yankees herinnerd. Op reis en bij het bekijken van schilderijen, boeken, museums, enz. doen zij er meest het zwijgen toe en geven zij blijkbaar hunne oogen en gedachten den kost; maar toen zij op een avond, na afloop van ik weet niet meer welk diner, bij troepjes naar Kras getogen waren en daar gezellig een glas wijn zaten te drinken, vond ik ze nog al spraakzaam. Met een hunner, wiens tafeltje aan het mijne grensde, maakte ik een praatje, om te hooren hoe het hem in Holland en vooral in Amsterdam beviel. Nu, dat ging nog al; alleen had het hem moeite gekost om te gelooven dat bij zich nog in Amsterdam bevond, toen men hem onze nieuwe wijken had doorgereden, met hunne lijnrechte, holle, doodsche straten en platte, eenvormige huizen. Maar overigens had hij, en dit was blijkbaar meer dan een gewone uiting van beleefdheid, veel lofs voor ons over, vooral voor onze schilderijen, oude kerken, oude straten en, last not least, voor onze kooplui. De vertegenwoordigers van den Amsterdamschen handel, met wie hij in aanraking was gekomen, hadden een indruk van degelijkheid en soliditeit op hem gemaakt, die hem bijzonder scheen te hebben getroffen. Toen hij hoorde, dat ik wel eens wat schreef, noodigde hij mij uit, hem den volgenden morgen op zijn kamer in het Doelen-Hotel te komen be zoeken, waar wij ons gesprek van den vorigen avond nog een poosje voortzetten. Bij die gelegenheid maakte hij mij opmerkzaam op een voor onzen handel zeer vleiend en tevens zeer belangrijk artikeltje in een der vele bladen en tijdschriften, die hij op de tafel, de stoelen en sofa's om zich heen had liggen. Ik vroeg hem, of ik de aflevering van het maandwerk, waarin het artikeltje voorkwam, als souvenir aan onze aangename kennismaking behouden mocht, ten einde het aan mijne landgenooten te kunnen overbrengen, wat hij mij niet alleen met de meeste heuschheid toestond, maar er bovendien nog zooveel couranten en brochures over Amerikaanschen handel en nijverheid bijvoegde, als ik slechts met mogelijkheid bergen kon. Ik zou weken en maanden noodig hebben om den veelzijdigen inhoud van al die Amerikaansche litteratuur behoorlijk te ordenen en te verwerken; maar het bovenbedoelde bijzonder opmerke Hij heeft Thyra gezocht en gevonden in een afgelegen gedeelte van den tuin en haar juist een paar woorden gezegd om haar gerust te stellendaar komt op eens Magdalena door de bosschen aanrennen, met gescheurde kleêren en een gloeiend gezicht. Na zij de twee ziet, wil ze verschrikt de vlucht nemen, maar Thyra, die niet verlangt het vorige gesprek tc hervatten, ten minste nu niet, houdt haar vriendelijk vast. Ze moet niet zoo wild zijn, ze moet bedenken, dat ze bijna een volwassen meisje is als men binnen een paar maanden aangenomen wordt, is men een jonge dame, en jonge dames mogen niet met gescheurde japonnen loopen, en jonge dames zeggen grootvaders gast vrien delijk goeden dag. Hij heeft er zich juist over beklaagd, dat zij nooit vriendelijk jegens hem is. Nu moet zij het weer goed maken. Van avond mag ze niet zoo dadelijk na de thee weg- loopenen als grootvader het vraagt zal ze misschien wel voor hem spelen. Magdalena's verschrikt gezicht zegt, dat daarvan niets zal komen, nog voor ze uitgeroepen heeft: Neen, dat doe ik zeker niet! Dat is ten minste een duidelijk antwoord, lachte Michaël. Hoe gaat het met het zieke vogeltje, juffrouw Narrifas? Ik heet geen Narrifa3, ik heet Magdalena, was het booze antwoord. Neem mij niet kwalijk, Maleneik vind juffrouw Narrifas veel poëtischer. Maar Narrifas is eene beleediging, riep ze bijna huilend, dat is Malene ten minste niet, en ik heb eene hekel aan poëten. Als dat op mij gemunt is, zeiae hij lachend, dan kan ik tot mijne rechtvaardiging aanvoeren, dat ik mij nooit aan het kleinste vers bezondigd hebik kan geen vier regels doen rijmen. Kunstenaars en poëten is precies hetzelfde, zeide Magda lena heel kwaad. Met Kerstmis is hier een poëet geweest, ik kon hem niet uitstaan. Ik moet zien haar weg te krygen, fluisterde Michaël tot Thyra. Jij blijft immers hier? Ik ben dadelyk weêr bij je en dan krijg ik je antwoord.... Ik heb een leeg vogelnest gevonden, juffrouw Narrifas Malene, kom mee, dan zal ik het je wyzen. Het lykt op niets wat door vrouwenhanden gemaakt wordt, maar het is een kunstwerkeen paar kleine takjes, wat gras, een beete mos, een paar pluisjes wol van een schaap gestolen, en een paar veertjes van de kippen weggekaapt. Ik kan zelf leege vogelnesten vinden, antwoordde zij stug. Wees nu niet zoo koppig, juffrouw Narrifas. Wij hebben immers hetzelfde gevoel voor alles wat vleugels heeft? Kunste naars en vogels zijn altijd vrienden zoo zie je, dat dat slag menschen niet zoo verachtelijk is, als je denkt. Kom mee, dan zal ik je veel van vogels vertellen dat je nog niet weet; want ze hebben hunne geheimen, die kleine, gevleugelde zieltjes. Kom Hij wil haar bij de hand nemen, maar ze wil niet en loopt weg. Hij volgt haar, maar zegt eerst tot Thyra: Ga niet uit den tuinik ben dadelyk terug. f— Thyra is alleen, en nu is ook al hare gedwongen kalmte verdwenen. Hij wil haar antwoord. Wat zal zij hem antwoorden Kon zy op zijne liefde vertrouwen Zij is ouder dan hij, maar hij zei immers, dat zij de zomer was. Wat is er toch voor eene betoovering over haar gekomen Zij dacht, dat zij zichzelven kende, maar dit kent zij niet. Zij dacht een sterk en rustig hart te hebben, maar dat wilde ding, dat zoo tot barstens toe klopt, is dat haar hart Is het weer het oude sprookje van Undine, die eerst een ziel krygt als zij liefheeft? Ja, zij mag wel vragen, of het haar hart is, of liever, hoe het er toe gegaan is, dat dat wilde ding, dat zoo heftig klopt, zich zoo lang stil heeft gehouden. Wij weten, dat zij verloofd is geweest. Hij, dien wij Frederik hoorden noemen, was de zoon van een geestelijke in de noordelijke bergen, die al vroeg zijn zoon naar de marineschool had gestuurd. Daar er geen sprake van kon zijn, dat hij in de vacanlies de lange reis naar zijne ouders zou maken, bracht hij ze bij zijns vaders vriend, den reeder, door, die hartelijk blij was, zijne kleine moederlooze dochter een vroolijken kameraad te kunnen geven. Thyra had evenveel pleizier in den kameraad, als in hare lessen als hij weg was, maar op eene eigenaardig rustige, plechtige wijze, die den robbedoes imponeerde. Dat mooie jonge meisje met de prachtige violetblauwe oogen, dat ondanks zyn school en academie meer geleerd had dan hij zelf, kwam hem een wonder voorhij was haar ding, haar slaaf; alles, waar Thyra maar op wees, moest natuurlijk gebeuren, tot hy eindelijk tot over zijn ooren ver liefd was, zooals men dat op dien jeugdigen leeftijd wordt op een geheel tegenovergesteld karakter; en toen Thyra 15 jaar was, waren zij verloofd. Hoe dat was toegegaan, wist ze eigenlijk niet. Ze had er geen begrip van, wat het wil zeggen, verloofd te zynze had geen romans gelezen, en vriendinnen had zij nooit gehad, maar op een klein kerstbal, dat haar vader gaf, den dag voordat Frederik wegging men had al het jonge volkje, dat op twee mijl afstands te vinden was, bij elkaar gescharreld, en dat was juist vyf paar hadden zij samen den cotillon gedanst, en toen had hij gezegd, dat hij haar liefhad. Dat veranderde haar in 't geheel nietdat sprak natuurlijk van zelfze waren immers oude vrienden en hadden nooit iemand anders gehad. Maar toen hij, nadat de gasten weg waren, stralend van geluk naar haar vader ging en vertelde, dat zij verloofd waren, keek zij heel verbaasd. Maar haar vader scheen haast even blij als Frederik zelfhij hield hartelijk veel van den knappen jongen, die over een paar maanden luitenant zou zijn, en vond het in alle opzichten een zeer aannemelijke partij Frederik was begaafd, het kind van welgestelde ouders, en bijna twintig jaar, dus geen jongen meer, en zoo waren ze natuurlijk verloofd. Maar toen Frederik haar op zijn zeeman's behandelde en haar kuste, en dat niet ééns, maar nog eens en nog eens, en ze be greep, dat dat „verloofd zijn" Was, had zij er allesbehalve pleizier in. De hevigheid van haar karakter die al die jaren in haar geslapen had, kwam maar één enkelen keer voor den dag, en dat was, toen Frederik was vertrokken. Zij was zoo stormachtig blij, dat hij weg was en zij niet meer gekust zou worden, dat haar vader letterlijk onder haar liefkoozingen werd bedolven, zelfs de gouvernante kreeg eene extra behandeling. Nog lang daarna kreeg zij een kleur, als zy aan den dag van hare ver loving dacht. Maar toen Frederik den zomer daarop als luitenant terngkwam, en op dezelfde wyze als den vorigen keer zijn jubel uitte, keek zy zoo verschrikt als een duif, in de klauwen van een havik. Hy begreep het zelf niet, maar de tegenstelling werkte lijke artikel wil ik hier tocli dadelijk vertaald afschrijven. Het komt voor in den te New-York verschijnenden American Exporter van Juni jl. en luidt als volgt: „Onze toenemende handel met Holland. rMet voldoening constateeren wij de bestendige uitbrei ding van onzen rechtstreekschen handel met Holland, want dit was vroeger een der landen buiten onze gewone route van verkeer met Engeland en Duitschland, over welke landen het een groot deel der Amerikaansche producten ontving en ons een groot deel zijner eigene producten toezond. Het spreekt wel van zelf dat, onder zulke omstandig heden de handel, die door een rechtstreeksche gemeenschap ontwikkeld zou zijn, zich nu nooit ontwikkelen kon, daar andere landen denzelfden weg namen. ,Ook al had de handel geene hulpmiddelen, zooals rechts- streeksche scheepsagentschappen of andere relaties, dan zou er toch nog altijd eenig wederkeerig verband bestaan hebben tusschen Holland en de Vereenigde Staten, want Holland heeft enkele van onze producten noodig, en wij hebben behoefte aan de producten uit Holland en zijne koloniën. Dit is wat wij wederzijdsch verband noemen, hetgeen voor een wèl ontwikkelden handel hetzelfde is als een steunende stok bij een bloeienden boom. ,Door de activiteit van onze Consuls in Holland, en door onze eigen krachtsinspanning, mogen wij zonder zelf verheffing zeggen, hebben onze exporteurs in de laatste ijf jaren met goeden uitslag hunne aandacht aan Holland gewijd, zooals blijken kan uit de volgende cijfers: Onze uitvoer naar Holland in 1884 bedroeg een waarde van 14£ millioen dollars, en in 1887 van 18£ millioen, hetgeen een vooruitgang aantoont van juist 1 millioen dollars per jaar. „Ónze Consul te Rotterdam, die zeer ijverig gewerkt heeft voor de uitbreiding van onzen handel in zijn ressort, is bijzonder ingenomen met den uitslag zijner pogingen. Hij constateert niet alleen een vermeerdering der handels betrekkingen, maar ook eene meer en meer ontwakende belangstelling onder de Amerikaansche fabrikanten met betrekking tot de Hollandsche markten, hunne toegevend heid op het stuk van Cognossementen en hun streven om op alle mogelijke wijzen den handel ter wille te zijn. „Zoo er cén volk in Europa is, waaraan men veilig zijne goederen kan overmaken, vooral aanvankelijke commissie- weêr en hy werd verliefder naarmate zij schuwer en stiller werd. Zy was ook zulk een prachtige figuur, dat aanbidding op een afstand genoeg was voor een paar jonge officiersoogenzyn bezoek was zoo kort, er waren nog andere gasten en er was alle dagen zooveel te doen, dat zij nagenoeg nooit alleen waren, zoodat zijn zelfbeheersching niet op een te groote proef werd gesteld. Gedurende de scheiding die toen volgde, kwamen ze zoover, dat hij begreep, dat hij in zijne onbezonnenheid, het eenige had gedaan, dat wijs en goed was, want Thyra had op de heele wereld haar gelijke niet; en hij was niet alleen verliefd, maar hij hield zoo ernstig van haar, dat de gedachte aan haar hem redde uit alle gevaren, waaraan de jeugd is blootgesteld, en het waren er niet weinige, want de knappe, jonge zeeofficier werd door alle vrouwen opgemerkt, zoowel door goede als doorslechte. Thyra van haar kant kwam zoover, dat zij begreep, dat verloving leidt tot hetgeen men huwelijk noemt, maar Goddank, den leef tijd van trouwen hadden zij niet en van een huwelijk wilde haar vader niet hooren. Frederik had een klein vermogen, en het had er alles van, dat hij wilde trouwen op zijn twintigste jaar en Thyra was nog maar even zestien, maar daar kwam niets vanFre derik moest eerst eens in de wereld rondkijken en een baard krygen en vader had vooreerst nog in 't geheel geen zin om Thyra weg te geven. Op dat punt was hij onverbiddelijk. En daar het niet goed is voor een jong luitenant, rond te drijven en te wachten op ondervindingen, die nooit komen, vroeg en kreeg hy verlof met een schip mêe te gaan, dat een wetenschappelijke reis van twee jaar zou maken. In die twee jaar kwam voor Thyra de overgang van kind tot jong meisje. Zij had een langen tijd in de hoofdstad bij familie gelogeerd, was daar in aanraking gekomen met menschen van beteekenis, en werd daardoor gewekt uit den geestelijken slaap, waaruit vele begaafde vrouwen in haar land nooit gewekt worden, want veel leeren doet niet altijd ontwaken; men moet met bo- gaafde lieden in aanraking komen, zoodat het leven op het leven inwerkt. Toen Thyra thuis kwam wierp zij zich begeerig op haar's vaders bibliotheek, die haar tot nu toe onverschillig was geweest en hem niet minder. Als rijk man vond hy, dat hy eene bibliotheek behoorde te hebben, en als hij oud was en meer tijd had, zou hy zeker gaan lezen. Daarin was alles wat men in goede bibliotheken in ons land vindt, en nu begon Thyra's eigenlijke opvoeding. Met de boeken kwamen de gedachten, maar tegelyk kwamen ook Frederik's brieven, en het was er verre van, dat zy haar voldeden. Hij was geheel de vroolijke, jonge zeeman en zou meer dan één jong hart gelukkig kunnen maken, maar er was geen zweem van een dichter in hem, en zoo iets zocht Thyra toch wel in zijne brieven. Zy las ze her haaldelijk, zonder te .vinden wat zij zocht, en zwierf droomend rond zonder te weten wat haar scheelde. Er moest toch iets zyn, want wat men vroolyk noemt, was zij nooit. Zoo gingen de twee jaren voorbij, en op een lentedag kwam hij van zyn lange reis terug. Zij waren geen dag samen geweest, of Thyra wist wat er aan haperde en altijd zoo blijven zouze behoorden niet by elkaarzy hadden niets met elkaar gemeen. Dat was eene droevige ontdekkingmaar zy deed die alleenFrederik voelde zich de gelukkigste luitenant, dien de wereld opleverde, toen hy weêr thuis was, en Thyra was natuurlijk volmaakt, ook in de impoqeerende gestalte waarin hy haar terugvondhij moest haar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1