„Om zich een denkbeeld te vormen van de oorzaken der
ontevredenheid, welke in Bantam heerscht over de daar
geheven landrenten, moet men opklimmen tot den agrari-
schen toestand vóór 1880. Destijds werden alle bebouwbare
sawahs beplant, wijl de hiertoe noodige karbouwen en
landbouwers voorhanden waren.
,/Dit heeft echter opgehouden tengevolge van de roeke-
looze maatregelen, door den toenmaligen directeur van
onderwijs, eeredienst en nijverheid verordend ter beteuge
ling der veepest. Immers door die maatregelen is de
veestapel in Bantam zoo goed als uitgemoord, want werd
in eenige dessa één enkele karbouw ziek bevonden, dan
werden alle karbouwen binnen het rayon van één paal
afgemaakt.
„Dat hierdoor de landbouw in Bantam sterk is achteruit
gegaan, zal wel geen betoog behoeven, evenmin als dat
die achteruitgang nog sterk is toegenomen door de buiten
sporige sterfte onder de Bantamsche bevolking door de
koorts-epidemie, welke haar heeft geteisterd.
„De vermindering van den veestapel en van de menschc-
lijke werkkrachten door de beide zooeven vermelde ziekten
had tengevolge, dat met 1880 een groot deel van het
agrarisch gebied in het Bantamsche niet meer kon worden
bebouwd, en dientengevolge belangrijke bedragen bij den
aanslag in de landrente werden afgeschreven. Yan lieverlede
nam de armoede zoodanig toe, dat in 1882/83 belangrijke par
tijen bouwgrond, waaronder prachtig bewaterde sawahs,
aan den lande werden geabandonneerd. Deze verlaten
gronden staan bekend onder den naam van „tanah poegoer"."
In 1884 heeft een nieuwe regeling der landrente plaats
gehad. Op deze regeling wordt door het „Bat. Hld." heel
wat aangemerkt en beweerd, dat daarbij met den hiervoren
geschetsten achteruitgang van den landbouw en de ver
woesting van den veestapel geen rekening is gehouden.
Deze regeling is zoo fiskaal mogelijk geweest, zij heeft de
bevolking te zwaar gedrukt en tot steeds klimmend volks
verloop naar aangrenzende gewesten geleid. Er is bijgekomen
onoordeelkundige regeling der koffiecultunr, hardvochtigheid
van inlandsche hoofden, onrechtvaardige behandeling van
den kleinen man en onmogelijkheid van recht te verkrijgen.
Dat dit de ontevredenheid der bevolking heeft opgewekt,
welke zich heeft geopenbaard zoowel in hare voortdurende
verhuizing als in talrijke pogingen tot verzet, baart, zegt
het blad, geen verwondering, maar wel vreemd is het, dat
die pogingen, hoewel telkens onderdrukt door zware bestraf
fing, stelselmatig zijn doodgezwegen, om den schijn aan te
nemen, als lokte het tegenwoordig bestuur geen wrevel uit,
en als verheugde het zich veeleer in de sympathie der
bevolking.
Door deze tactiek heeft de w,rok in Bantam kunnen
broeien en toenemen zonder dat dé Regeering er iets van
bespeurde voordat het te laat was en de fanatieke hadji's
de bestaande gisting geëxploiteerd hadden tot het doen
uitbreken van troebelen, welke slechts door haar tijdige
onderdrukking niet tot een gewestelijken opstand zijn kunnen
overslaan.
Een der eerste en dringendste hervormingen in Bantam
behoort, zegt het blad, te zijn de herziening der staten,
waarnaar de landrente in dat gewest in de laatste jaren
berekend is.
Men deelt aan het //Dagblad' mede, dat de heer
P. J. De Quartel, ingenieur 1ste klasse bij 's Rijks Water
staat, aan Z. M. den Koning de voorloopige concessie heeft
aangevraagd voor de indijking, droogmaking en inpoldering
van het grootste gedeelte der Zuiderzee en van de Friesche
hartstocht woonden er in haarmaar ze had geen taal om ze
te vertolken. Hij had haar in het bezit van die taal gedacht
de zang, en nu moest hy zich gewennen aan die smartelijke
teleurstelling, die zij hem geheel buiten haar schuld had berok
kend. De natuur heeft een eigenaardige tot rust brengende
kracht; die kracht moest hij nu beproeven.
Na ontvangst van dit briefje, ging Michaël dadelijk op weg,
en bleef meer dagen uit dan men verlangd had.
Wij gebruiken zyne afwezigheid om een blik op zijn verleden
te slaan.
De moeder werd al vroeg weduwe met een troep kinderen,
die allen met iets geniaals op de wereld waren gekomen. Zij
was overigens een zeer gewoon menschenkind, maar een schoone
gave was haar bij hare geboorte geschonkenhet talent van
liefhebben en nooit is het groote levenswoordarbeid en liefde,
dieper opgevat dan door die eenvoudige vrouw. Zoo groeiden
ze op om haar heen, de flinke kleinen, en toen de flinke kleinen
tot flinke jonge menschen waren geworden, had hare liefde haar
tot zieneres gemaakt. Voordat zij zelf wisten, dat er iets groots
in hen stak, wist zij het, en ze was eerzuchtig voor hen; zij
die voor zich zelf niet eerzuchtiger was dan een musch. De
fabel zegt, dat de adelaarraoeder hare jongen in de zon laat
kijken, om hunne krachten te beproeven. Van fabels en derge
lijke wist zij niet, maar hunne krachten moesten beproefd
wordenzij zou hen niet sparen, opdat zij flinke menschen
werdenEn in de zon kijken zouden zij. De zon was hun
schitterende toekomst.
Maar om het zoo ver te brengen moest er hard gewerkt
worden, en nu werd er in dat wonderlijke huis vol dichters
„Poets born not made."
gewerkt, dat het een aard had, onder zang en vroolijkheid,
onder lachen en tranen. De eene zoon was musicus, en als
de anderen raasden, speelde hij ze weêr tot rust, en ieder,
die verdriet had, ging er meê naar moeder, die voor alles
raad wist ten minste het huismiddeltje en dat is nog
niet het slechtste het verdriet met hen te deelen. Zij werd
dan ook vergood door hare kinderen en daardoor kwam er in
het onbemiddelde hoewel geenszins armoedige gezin, die warme
atmosfeer, die geen gelijkmatige maar energieke en edele karakters
vormt.
De nog betrekkelijk jonge vrouw werd wijzer en wyzer. Er
kwam een dag, dat zy begreep, dat de koorts van het gevoels
leven verteert, en den mensch zijn wil ontneemt, en nu werd
zij dokter voor alle soorten van koortsenzij wilde haar kinderen
gezond hebben naar lichaam en ziel, want gezondheid is rust,
krachthandelen moesten zij, niet hun eigen ziel door een micros
coop bekyken, niet luisteren naar het kloppen van het domme
hart, in een tijd, dat er gewerkt moest worden. Zij begreep ook,
dat niet wat eene moeder zegtmaar wat zij doetindruk op de
kinderen maakt, en daarom werkte zij in de eerste plaats, en was
de eerste om zich zelve te verloochenen. Hoeveel nachten zy
haar slaap gegeven had om oude broeken nieuw te maken, aan
hoeveel maaltijden zij te kort kwam, om al die monden te kunnen
verzadigen, hebben alleen de engelen verteld, zij zeker niet.
Degene van de kinderen, die er het slechtst aan toe was, was
altijd de bevoordeelde, en de anderen vonden dat geheel in den
haak, en de bevoordeelde was al van zijn kindsheid af de student
geweest, de wildebras, die in de rechten moest studeeren en de rechten
haatte als de pest. Zij kon 's nachts niet slapen van angst, dat
hy zyn woede over het recht in het fjord zou eindigen, daar
waar 't het diepst was. (Wordt vervolgd.)
Wadden. De concessie-aanvrager raamt de kosten op 220
millioen en de baten over 20 jaren op ongeveer 347 miilioen.
Bij den directeur der Weesinrichting te Neerbosch
is bet treurig bericht ingekomen, dat een der weezen, een
zeer oppassend jongeling, die ten vorigen jare met anderen
naar Grand Rapids (Noord-Amerika) is vertrokken, bij het
zwemmen in de rivier aldaar in eene diepte geraakt en
verdronken is.
Jl. Vrijdagavond overleed te Kampen de heer rar. S. H.
De la Sablonière, van 18621885 burgemeester aldaar en
sedert dien tijd tot zijn dood lid van de Gedeputeerde
Staten van Overijsel.
De uitvoer van schapen en lammeren gedurende de
maand Augustus 11. van het eiland Texel bedroeg 4835
stuks. Aan de veehouders werd voor die hoeveelheid wolvee
ruim f 65,000 betaald.
Rijkspostspaarbank. Aan het Postkantoor Winkel
en de daaronder resorteerende Hulpkantoren werd gedurende
de maand Augustus ingelegd f 317.25; terugbetaald f 79.
Het laatste door het kantoor uitgegeven boekje draagt
het nummer 127.
Te Oudkarspel is jl. Zaterdagavond, vermoedelijk
omstreeks 10 uur, de heer C. K. door de duisternis in de
ringsloot geraakt. Den volgenden morgen werd zijn lijk
uit het water opgehaald.
Een treurig voorval had gisteren te Hoorn plaats.
Terwijl metselaars bezig waren het dak van het Militair
Ziekenhuis te herstellen, zakte de goot, waarop zij stonden,
plotseling in, met het treurig gevolg, dat drie luyiner naar
beneden vielen en ernstig gewond werden. Zij werden
naar het Ziekenhuis vervoerd, waar één hunner reeds aan
de gevolgen is overleden, terwijl de toestand van een der
anderen zeer bedenkelijk is. De derde heeft den arm
gebroken.
Door B. en W. van Amsterdam is de begrooting der
inkomsten en uitgaven der gemeente over 1889 ingediend.
Zij sluit in ontvangst en uitgaaf met een cijfer van
f 11,565,007, tegen f 11,600,007 in het loopend dienstjaar.
Uit de memorie van toelichting blijkt, dat bij de raming
der uitgaven de meest mogelijke beperking is in acht
genomen, het eenige middel (zeggen B. en W.) om de
begrooting sluitende te maken, zonder opnieuw een ver
hooging van belastingen voor te stellen. (De mogelijkheid
van eene beter geregelde belasting in de gemeente wordt
niet aangeroerd. Het wachten zal zijn op den uitslag van
de pogingen om bij de Hooge Regeering eene herziening
der gemeentewet op het stuk der belastingen uit te lokken,
tot welk doel eene adrescommissie uit den Raad is benoemd.
Intusschen wordt de ten vorigen jare als noodmaatregel
aangenomen verhooging van het percentage der inkomsten
belasting van 2| tot 3| bestendigd).
Door het bestuur van het Koning-Willemshuis te
Amsterdam werd jl. Zaterdag, uit naam van de kinderen
dezer Vereeniging, aan het jarige Prinsesje een geschenk
aangeboden. Daartoe hebben alle kinderen, ten getale van
1400, eene kleinigheid bijgedragen, en het bestuur heeft
van die kindergave een porceleinen bordje, kop en schoteltje
laten maken. Op het bordje, dat met kleine vergeet-mij-
nietjes is versierd, prijken het koninklijk wapen en een
getrouwe afbeelding van het Koning-Willemshuis. Bij dit
aardige geschenk is een toepasselijke opdracht gevoegd.
De beslissing in dén schaakwedstrijd te Rotterdam,
vanwege den Nederlandschen Schaakbond gehouden, is in
de eerste klasse als volgt
lste prijs R. I. Loman, van Amsterdam, met 6 punten;
2de prijs Jhr. D. Van Foreest, van Amsterdam, met 5£
punt; 3de prijs Jhr. A. E. Van Foreest, van Amsterdam,
met 5 punten.
De verzending van rundvee, voor het fokken geschikt,
uit het noorden des lands naar Oost-Friesland en verder
naar Duitschland is thans vrij belangrijk. De vorige week
zijn langs Nieuwe Schans uitgevoerd 287 koeien en vaarzen,
alle van de beste soorten.
Te Eksloo is dezer dagen een dienstmeisje door het
overmatig gebruik van karnemelk op het land ongesteld
geworden en nog denzelfden nacht overleden.
Maatschappijen, die geregeld de glazen wasschen en
de pui schoonmaken, zijn ook bij ons te lande geen zeld
zaamheid meer. Te Weenen heeft men thans eene inrichting,
die nog iets verder gaat. Onder den naam „Allgemeine
Wiener Reinigungs-Institut La Générale" bestaat daar eene
Maatschappij, die zich belast met het schoonmaken van de
geheele woning. Het personeel dezer Maatschappij wascht
de glazen, neemt stof af, „doet" de kamers, poetst de meu
belen, kortom: maakt alles in huis schoon. Families, die
een deel van den zomer buiten doorbrengen of op reis
gaan, dragen aan de Maatschappij op, tijdens hare afwezig
heid de woning schoon te maken, en vinden alles in orde,
als zij terugkeeren.
De Maatschappij blijft borg voor de eerlijkheid van haar
personeel, alsook voor de schade, die het door breken, enz.
mocht aanrichten.
Het chloroform vierde dezer dagen zijn 40jarig jubilé.
In 1847 werden zijn bedwelmende eigenschappen waarge
nomen door den Franschen \)hysioloog Flourens en den
Engelschen accoucheur Simpson en het is laatstgenoemde,
die het in het daarop volgende jaar in zijn praktijk heeft
aangewend. De groote diensten, die het der lijdende raensch-
heid heeft bewezen, behoeven zeker niet in den breede te
worden vermeld.
Dronkaards-barometer (medegedeeld door een
Duitsch vriend van Bacchus). „Zoolang ik „exterritoriali
teit* gemakkelijk zeggen kan, ben ik nog volkomen nuchteren.
Kan ik „incompatibiliteit" duidelijk uitspreken, dan gaat
het ook nog. Maar struikel ik over „excentriciteit" dan
wordt het bedenkelijk. En als ik „Eulalia* niet meer
zeggen kan, dan is het heelemaal mis."
Rijkspostspaarbank. De Minister van Waterstaat,
enz. brengt ter algemeene kennis, dat gedurende de maand
Juli zijn ingelegd en terugbetaald de volgende bedragen, als
Bedrag der inlagen886,948.92
terugbetalingen530,778.96
Alzoo meer ingelegd dan terugbetaald 356,169.96
Aan het einde der maand Juni was ten
name der verschillende inleggers inge-
12,422,260.26^
schreven
zoodat het gezamenlijk tegoed op ultimo
Juli bedroeg 12,778,430.22^
In den loop der maand Juli zijn 4064 nieuwe boekjes
uitgegeven; 1030 zijn er geheel afbetaald, zoodat er aan
het einde dier maand 189,064 in omloop waren.
Het volgende betreffende den dichter W. J. Hofdijk,
't welk onder de histoire anecdotique een plaatsje verdient
en dat wij in de „Pr. Gr. Crt." vinden, laten wij hier
volgen.
Ik zag Hofdijk voor mij, gelijk hij jaren geleden
in het letterkundig genootschap „Oefening kweekt kennis"
te 's Hage optrad met een of andere door hem berijmde
episode uit de historie des lands, op dien eigenaardigen,
snijdenden, ijzervretenden toon voorgedragen, die den
Kennemer bard van alle anderen onderscheidde. Hofdijk's
uiterlijk deed mij altijd denken aan een sergeant der
infanterie, zoo door de twee naar voren gekamde lokken
en de sik, als door de bruinpaarscho gelaatskleur en het
gelaatstype. Hoorde men daarbij het scherpe, harde stem
geluid, dat u in de ooren klonk alsof het uit een metalen
verhemelte kwam, dan werd die gelijkenis met den com
mandeerenden krijgsman nog treffender. Dat zekere ruwe
en burgerlijke in zijn voorkomen toonde de brave, edele
Hofdijk, dien ik om zoo menigen mij van hem bekenden
trek hoogachtte en vereerde, ook wel eens in zijn vormen.
Zoo herinner ik mij een zekeren avond in „Oefening kweekt
kennis", dat Hofdijk vervaarlijke gezichten trok bij de
voordracht van een stuk vaderlandsche historie, vol plassen
bloed en sabelhouwen. Zijn zeer beweeglijke tronie kreeg
nu en dan, door het plotseling ophalen van den neus, zulk
een zonderlinge uitdrukking, dat enkele jeugdige toehoorsters
hun ernst verloren en stil begonnen te giegelen. Meer en
meer werd dat gesmuigd gelach luider en eindelijk trof
het oog en oor van den dichter. Op eens houdt hij op
en zegt met zijn doordringend scherp geluid: „Als die
jonge juffrouwen lachen willen, moeten zij maar elders gaan.
Ik spreek alleen voor ernstige liedenDe twee bakvischjes
kleurden tot over de ooren en wisten zich niet te bergen
van verlegenheid. Toen in de pauze de broeder dier
meisjes den dichter zijn verwondering te kennen gaf over
de barsche wijze, waarop zijn zusters waren toegesproken,
kreeg hij zulk een stortvloed van woorden naar het hoofd,
waaronder er verscheiden waren die tot de sergeants-dic-
tionnaire behooren, dat de interpellant stil wegdroop.
Professor Ten Brink, die de gaaf bezit, tal van menschen
in spraak en wijze van doen te kunnen nabootsen, heeft
menigmaal den dichter Hofdijk met zijn eigenaardig neus-
opsnuiven, zijn kernachtigen spreektrant en zijn ijzervreters
geluid zoo sprekend nagebootst, dat iedereen het treffende
dier kopie moest bewonderen. Eens, op een feestmaal te
Amsterdam, waar èn Ten Brink èn Hofdijk aanzaten, werd
de eerste uitgenoodigd de gasten weder eens met die gaaf
der nabootsing te vermaken.
Gewillig als steeds, gaf dr. Jan zijn nabootsing van
dominé Ten Kate, Beets en anderen ten beste, toen enkelen
riepen: „Nu Hofdijk!" Met een zijdelingschen wenk naar
den dichter, gaf dr. Ten Brink te kennen dat die vertoo
ning nu niet doenlijk was. „Wel zeker!" riepen de vroo-
lijke gasten, en zich daarop tot den Kennemer bard wen
dende: „Niet waar, Hof, je hebt er immers niets tegen,
dat Ten Bink jou voorstelt, een toost drinkende?"
Hofdijk was te goedhartig en te joviaal, te veel gesteld
op een grap, om zich hiertegen te verzetten, en zoo geviel
het dat de Kennemer bard op dat gastmaal zich zeiven,
in al zijn eigenaardigheid, kon hooren. Die toost had
groot succes."
Buitenland.
De doopplechtigheid aan het Duitsche Hof is jl. Vrijdag
met grooten luister volbracht; de jeugdige Prins ontving
de namen Oscar Karei Gustaaf Adolf. De overgrootmoeder,
Keizerin Augusta, woonde haar bij, evenzeer als de groot
moeder, Keizerin Victoria, met hare drie ongehuwde dochters,
des Keizers zusters. Na afloop hield de moeder, Keizerin
Augusta Victoria, receptie; H. M. was daarbij gezeten
naast den Keizer, ter zijde van de wieg met den pas ge-
doopten Prins.
Het uittreksel uit de aanteekeningen van Keizer Wil
helm I, welke zijn kleinzoon juist op dezen dag heeft
openbaar gemaakt, betreft voornamelijk de oorlogen van
1866 en 1870, alsmede de in 1878 tegen den Keizer gerichte
moordaanslagen. Z. M., die gewoon was eiken Oudejaars
avond in zijn dagboek eenige beschouwingen aan de gebeur
tenissen van het afgeloopen jaar te wijden, geeft in het
nu openbaar gemaakte wederom getuigenis van zijne vroom
heid en nederigheid van gemoed, God dankende voor de
hem bewezen genade, die hem spaarde om het werktuig te
zijn voor het tot stand brengen der groote dingen, die
Pruisens aanzien verhoogden en Duitschlands eenheid ver
wezenlijkten. Zij worden voorafgegaan door een afscheids
groet aan de zijnen, die de Keizer reeds in April 1857
begonnen was te schrijven.
De verloving van Prinses Sophia, zuster van den
Duitschen Keizer, met den /Kroonprins van Griekenland,
werd gisteren in een extra-nummer van den „Reichsanzeiger"
bekend gemaakt.
Bij het jubilé van de troonsbeklimming van Keizer
Frans Jozef (2 December a. s.) wil men op het hoogste
punt van Oostenrijk-Hongarije een obelisk van 5 meter
van graniet oprichten, met een medaillon-buste van den
Keizer.
Een mooi bericht komt uit Sofia: Bij het nazetten
eener rooverbende zou men onder de gevangenen drie
afgevaardigden van de Sobranje hebben ontdektTwee van
hen zijn reeds opgehangen, de derde wordt nog nagezet.
Ferran en Gamaleia betwisten elkander den cholera-
prijs van 100,000 francs. Ferran maakt aanspraak op de
prioriteit van de ontdekking van het middel tegen de cholera.
Uit Parijs meldt men dd. 31 Augustus jl. aan het
„Vaderland" het volgende:
„De herfst staat voor de deur, want wat almanakken ook
babbelen, het najaar begint niet meer 21 September, maar
van half Augustus af. Geheel en al zomer is het althans
niet meer. Reeds heeft het dichte gebladerte de overgangs-
kleur aangenomen tusschen het zachte groen der eerste
Junidagen en de purperen tinten van October. De vogels,
die uitrusten van bronst- en broeitijd, laten zich zeldzamer
hoorende zooveel kortere dagen brengen ons koelere
avonden en een minder schitterenden morgenstond; de
velden worden kaal, de heiden worden paarser van kleur.
Om 't even, dit jaargetijde heeft ook zijn bekoorlijkheden,
zijn schoonheid.... als het ten minste niet regent! Zullen
we nu eindelijk de zoo ongeduldig verbeide schadeloos-*