HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 109. Zondag1 9 September. Jaargang46. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1-20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiên: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.} Kijkjes over 't wereldrond. Het wereldtooneel overziende, wordt de blik ditmaal het eerst en het meest geboeid door een heugelijk verschijnsel, dat binnen onze eigen grenzen viel waar te nemen. De algemeen sympathieke en welgeslaagde viering van den achtsten verjaardag onzer lieve Prinses Wilhelmina is voor ons, Nederlanders, een zoo verblijdend feit, dat het niet genoeg gewaardeerd kan worden. Wat de groote meerder heid der natie ook moog scheiden of verdeelen, in liefde en vereering voor ons dierbaar Oranjehuis zijn wij allen een. Nauwelijks was er een woord van eene algemeene feestviering gerept, of het denkbeeld vond allerwegen instemming. Terwijl de politieke wereld zich met de regeling der Voogdij wet bezig houdt, wilde het volk alvast der aanstaande jonge Koningin toonen, hoe lief het haar nu reeds heeft en hoezeer het haar op de handen draagt. Die gedachte is op uitstekende wijze verwezenlijkt. Van den Dollard tot de Schelde is het feest geweest, hier wat meer, daar wat minder, maar de «Prinsessedag" ging dezen keer toch schier nergens onopgemerkt voorbij. Hadden autori teiten of commissiën niet de hand aan 't werk geslagen, dan wist de burgerij toch wel raad en organiseerde zelf een feestje. Zoo wapperden er alom op het vaderlandsche erf de vlaggen en weerklonk er vroolijk gezang uit duizenden monden. Amsterdam, gedachtig aan het /noblesse oblige", ging op schitterende wijze voor en heeft op eene der hoofd stad waardige wijze een grootsch, driedaagsch feest gevierd, dat gelukkig minder onder tegenwerking van wind en weder leed, dan men wel gevreesd had. De kinderspelen slaagden naar wensch, het volksfeest werd wat al te rijkelijk bedauwd door 's hemels regen, maar de groote historische optocht en vooral de verlichte gondeltocht hadden een overweldigend succès. En ook in Den Haag, Rotterdam, Utrecht en vele andere groote en kleine plaatsen heerschte er een dier dagen feestelijke vroolijkheid ter eere van onze jarige Prinses. Moge zij eenmaal, voor en met het Nederlandsche volk, de schoone verwachtingen verwezenlijken, die hare veel belovende jengd in zoo ruime mate bij ons opwekt. Zulke feesten en zulke dagen maken een aangenamen, verkwikkenden indruk op een ieder, die nog hart heeft voor zijn land en zijn volk. Te meer nu er zoovele andere, droeve verschijnselen tegenover staan. Lief en leed wegen ook op dit gebied zoo zelden tegen elkander op. Het was 9) T H Y R. A. Naar het Noorsch van MARIE COLBAN. een blijde mare voor ons allen, toen, na de eerst zorg wekkende berichten omtrent den gezondheidstoestand des Ivonings, de tijding weêrklonk, dat de gehoopte herstelling van den geliefden Oranjevorst zich spoedig had verwezenlijkt. Maar bijna tegelijkertijd daarmede werd het treurig gerucht bevestigd, dat een van Oranje's vurigste en trouwste ver eerders het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld. Hofdijk was niet meer; na een roemvol en buitengewoon werkzaam leven had de «Kennemer Meistreel" slechts een korten tijd rust mogen genieten in Gelderlands schoone dreven. Met hem is alweer een karakteristieke, typische figuur uit het rijk onzer vaderlandsche letteren verdwenen. Welk een indruk maakte Hofdijks kloeke en stoere persoon lijkheid! Wie hem slechts ééns gezien had, vergat hem nooit weêr. Zijne gestalte en bewegingen, zijne strenge en doordringende blik, deden eer aan den man van wapenen dan aan den priester der schoonste wetenschap denken, maar ééne bladzijde schrift van zijne hand was genoeg om u te doen zien, hoe deze zeldzaam begaafde landgenoot in ruime mate over de macht der taal en des woords kon beschikken. En vooral wanneer het Oranje en Oranje's geschiedenis gold, kende Hofdijks verbeeldingskracht schier geen perken en waren de welsprekendste bewoordingen hem nog niet krachtig genoeg om den schat van liefde en bewondering uit te drukken, die er in zijn hart voor ons glorierijk Vorstenhuis besloten lag. Een heros nit het rijk van letterkunde en poëzie is met Hofdijk van ons weggenomen En Hofdijk niet alleen. Ook het overlijden van Vosmaer en Vissering alles in slechts weinige maanden tijds laat leemten na, die niet gemakkelijk zijn aan te vullen. Waar zijn de jongeren, op wier schouders de profeten mantels van deze voorgangers op het pad der kunst zijn necrgegleden? Wie hunner staat gereed om de opengevallen plaatsen op waardige wijze in te nemen en ons het geleden verlies welhaast te doen vergeten? Wij zien rond; wij vragen, wij zuchten.... maar hooren nists dan de echo, die onze weemoedige klachten herhaalt, maar niet beantwoordt. De litterarische heldenfiguren, en heldennaturen vooral, schijnen uit te sterven, zonder volgelingen en geestver wanten achter te laten, die eenmaal het recht zullen hebben, zich hunne evenknieën te noemen. Het jonge-Holland zoekt zijn kracht in het nabootsen van vreemde meesters en vreemde zeden, het peutert en knutselt en wurmt aan wanstaltige kleinigheden, gaart de goeden niet te na En wat gebeurt er een paar dagen na het feest by den broeder? De familie zit rustig by elkaar, toen een deftige, oude heer binnenkomt, dien allen kenden. Allen stonden eerbiedig op. De moeder ging hem met een stralend maar toch angstig gelaat te gemoet; bet gold hier een menschenleven. Nadat er eenige woorden gewisseld waren over het mooie feest, zeide de meester want wij weten, dat hy het is dat hij een vogeltje had hooren zingen van caricaturen en karakterkoppen, met houts kool op den muur geteekend, en andere wonderlijke dingen, en dat hij zeer veel lust had, dat alles eens te bekijken. Terwyl hij sprak had niemand bemerkt, dat hij den student gadesloeg; en zijn oordeel was al klaar voordat hij nog de teekeningen ge zien had. Er moest iets bijzonders steken in dien bleeken jongen man, die vuurrood werd by zyne woorden en de lippen had van een tanaticus. Dwepers waren zyne menschen; de groote harts tochten geven kracht en stuwen vooruit. De moeder siddert, terwyl de teekeningen aan een streng examen onderworpen •worden, en hare oogen staren onafgewend op het gezicht van den meester. Naarmate zyn blik verheldert, verheldert ook het gelaat van haar geliefden zoon. Het is of hij nit een langen doodslaap ontwaakt. Er spreekt geen angst uit zyne trekken terwyl hij naar den meester opziet; er licht moed uit zijn vlam mende oogen; eindelyk luidt het oordeel, dat er duidelijk een kunstenaar in hem steekt. En nu hoorde zy in haar hoekje haar lieveling spreken, spreken als een wervelwind. Verbaasd ziet de meester hem aan. Zijne opgewondenheid maakt hem werkelyk mooi; de pupillen verwijden zich en zijn lichtblauwe oogen schijnen gitzwart in hun ongekenden glans. Dat waren alle goede teekenen; die stormachtige individualiteit hoorde ner gens anders thuis dan in het land der kunst. Toen kwamen er eenige nuttige wenken; er moest eerst een teekenschool .doorloopen worden. Hard werken en onvermoeid pogen was de weg naar alle kunst; zijn jonge vriend moest nu toonen wat een sterke wil vermag. Tot zyn spyt was hy ge noodzaakt, daar hy spoedig het land moest verlaten, hem zijn steun te onthouden. Glimlachend nam hy afscheid, en zijn laatste woord was: «tot weêrziens." „Amen!" zeide de moeder. Er zijn woorden waarop zulk eene moeder niets betere weet te antwoorden. Daar stonden nu al die gelukkige menschen. De student ver roerde zich niet. Maar zijn moeder sprak tot hem, en drukte het wilde hoofd in hare armen; en er kwam werkelijk weer leven in hemhij greep hare handen en drukte ze tot het lid kraakte. Alles danste om hem heen; hij wist nu waarom hij zoo ellendig geweest was; hij was ook een kunstenaar, evenals zyn broeder. «Ik kan dus een mensch wordenwaren de eerste woorden, die hij kon uitbrengen. En die roep vond weerklank in het vertrek, maar hy stond weer by den muur en teekende een nieuwen kop, weer dien van den meester, dezen keer echter niet als caricatuur, maar in al zijn mannelyke schoonheid. Nu was er leven genoeg in den jongen misanthroop, en er werd hard gewerkt. De geheele natuur had een ander aanzien er was wilskracht in zyn gezicht gekomen en zyne stem had een vollen klank. «Maak nooit een eind aan uw leven" is de moraal, zeide zijne moeder, want juist als men het wachten op geeft, komt datgene waarop men heelt gewacht. Op de teekenschool was men juist niet altijd tevreden over hem, maar dat was hem slechts een nieuwe prikkel; hy wist, dat hij niet meer geknakt kon worden. Maar toen hij begon te schilderen, bleek hij een geboren colorist te zijn, en nu werkte hij met al den hartstocht, die in hem was. Zonder een sterken wil heeft zich nooit een groot talent kunnen ontwikkelen, en dien wil bezat hyzijn werk was zijn leven; hij kon er zich niet van los scheurenhet hield hem gevangen, en hij werkte zoo hard, dat zijne moeder hem daartegen moest waarschuwen. Twee jaar giogen er in onafgebroken werkzaamheid voorbij. Maar toen moest hij de wereld inwat zoo huisbakken blyft kan nooit iets goeds worden. Er uit moest en zou hij, al moest hy te voet gaan, en honderdduizend maal zyne voeten stnk loopen. Gelukkig werd hy een stipendium waardig gekeurd, en kort daarop was hy te Parys. Parijs, dat verheft wat hij niet ver woest Hij kwam in den avond te Parys aan, maar den volgenden dag afwachten om Parijs te leeren kennen? Onmogelyk! Een bescheiden hotel was spoedig gevonden, en toen naar de opera, waar de «Hamlet" gegeven werd met Christine Nilsson. Maar onze vriend was verbaasd, dat hij niet veel verbaasder was. Schoon was het, verblindend schoon zelfs, maar hy wilde muziek van zijn kindsheid af had hij de heerlykste tonen gehoord, en de prachtige koren uitgezonderd, verbaasde hem niets, niet eens de beroemde diva in Munchen had hy oven zoo volmaakt hooren zingenmaar toch zou hij vóór hij dien nacht zyne oogen sloot, een kunstgenot smaken, dat misschien in zyn later leven nooit overtroffen zou worden. Ophelia komt op in de krankzinnigheid- scéne, bleek, en het lange, golvende haar met bloemen door vlochten, bloemen in hare handen en om hare armen, eene wonder bare verschyning. Zy zingt, zacht, smeltend, een klacht in tonen, een gezongen droom zij droomt dat die bleeke man haar lief heeft, die daar ronddoolt, peinzend over het verstandverbijsterende levensraadsel. Maar die melodie kent bij, die is Noorsch! 1) Zijn hart klopt; het Noorden spreekt tot hem; het Noorden,dat hem dierbaar is geworden zijn broeder heeft op menigen stillen avond op die aangrijpende melodie gepbantaseerd. Nu zingt zij, de Noorsche fee, zooals nog nooit iemand zong, Mali- bran misschien uitgezonderdzij wordt eerst zichzelf, als alle aardsche herinneringen verdwynen; daar waar een hooger geestes leven begint, bereikt zy het ideaal. Wat is hier kunst, wat natuur? Niemand heeft het ooit kunnen zeggen. O, welk een zangKan dat waanzin zyn Het lief gelaat wordt steeds liefe lijker, reiner. Dan komt er eene herinnering: hy is zoo koud, die bleeke man, de dood is niet kouder. Die herinnering doet pijn, en de weemoedige zang wordt hartstocht, wordt tot eene vlammende symphonie. Zy wordt gemarteld, zy wringt zich, zy schreeuwt het uit 1 Wat schittert daar in de verte Het is gesproken zijn indrukken liefst op mestvaalten en in bordeelen, en heeft slechts een goedig verachtelijk glim lachje voor u over, zoo ge u niet even blasé en levenszat toont als zij. «Is life worth living?" en hun antwoord is een schaterende spotlach. Is dit het hout, waaruit de Hofdijken en Vosmaers en Visserings en Multatuli's der twintigste eeuw gesneden moeten worden? Bewahre!.... Doch wat spreek ik van Multatuli? Hij behoort niet meer meê te tellen sedert De Gids (de oude) ons bij wijze van een ontnuchterend stortbad onder het oog heeft gebracht, dat heel 's mans leven en werken en schrijven zijn schrijven vooral niets meer dan een ziektegeschiedenis geweest is. De bewondering en vereering van dezen grooten genius zullen dus plaats moeten maken voor mede lijden en beklag. Tenzij het te eeniger tijd mocht blijken, dat Dr. Swart Abrahamsz. en zijn «ziektegeschiedenis' geheel in het vergeetboek geraakt zijn, en Multatuli met zijn Max Havelaar en zijn Woutertje Pieterse nog met onverzwakten glans schitteren als flonkersterren der eerste grootte aau den hemel van Neêrlands letteren en poëzie! De grootheid en beteekenis van eenig menschenkind zijn zoo hoogst moeielijk op hare rechte waarde te schatten door het met hem meelevend of kort na hem komend ge slacht. Dr. Swart, die bekend was met het feit, dat Eduard Douwes Dekker uit armoede zijn intrek moest nemen op een kamertje ten huize van den Amsterdaraschen Israë liet Lobo, kon onmogelijk in Multatuli een groot man zien, en tracht ons nu in De Gids tot diezelfde zienswijze over te halen door ons het feit te verklappen. «Als Douwes Dekker zooveel tegenspoed en geldgebrek niet geleden had, zou hij Multatuli niet geworden zijn." Zeer wel mogelijk!.... George Sand schreef haren eersten grooten roman onder den druk der nijpendste geldzorgen, om met het honorarium een deel harer schulden te betalen. Was Mevrouw Dude- vant rijk geweest, dan hadden wij nooit een George Sand en nooit een «Indiana" of een «Öonsuelo* gehad. Het is niet andere, Dr. Swart! De oude Spreukenschrijver heeft het reeds geleeraard«De drukking der melk brengt boter voort." Dat moet de moraal der «ziektegeschiedenis* wezen. Wat een geluk voor ons, die geen grooter genot kennen dan ons hart op te halen aan de kunstwerken van machtige geniën, dat Mevrouw Dudevant zooveel schulden had en Douwes Dekker door zijne armoede naar de tenten der kinderen Israëls gedreven werd!.... Of Dr. Swarts betoog de gewenschte uitwerking zal hebben, moet de tijd leeren. 1) De componist Ambroise Thomas heeft voor het debuut van Christine Nilsson een Zweedscho volksmelodie in zijn Hamlet gevlochten. het meer met zyn dek van waterleliën. Het zal haar dragen, het glinsterende meer. Hoe zacht voelen die witte leliën. Zy zet haar voet er op neernog dragen zy haar, de witte bloemen misschien luisteren zij naar dien zachten zang, altijd zachter, altyd zachter, als een zuchtende groet, een groet van haar ziel, want de leliën scheiden zich, zy trekken haar tot zich, de liefe lijke zuster, tot zij verdwijnt, langzaam, langzaam, en nog altijd ademt zij haar zachte klacht. Het schoone hoofd ver- dwyntnog drijft het lange, gouden haar op het water. Dat is het laatste, en de schoone maagd Ophelia slaapt nu tusschen de waterleliën in het diepe meer. Het eerste wat onze kunstenaar den volgenden ochtend deed, was Ophelia teekenen, zooals zy daar aankomt, getooid met bloemen. Het landschap biedt zich van zelf aande geheele wereld weet, dat het tot de minste moeilijkheden voor de Parijsche decoratie- kunst behoort, een glinsterend meer te tooveren met poëtischo oevers en een droomerigen hemel er boven. Die schildery, zijne eerste te Parijs, zou later de oorzaak zijn van eene gebeurtenis, zooals het slechts uitverkorene stervelingen gegeven is ze te beleven. Het spreekt van zelf, dat hij als een jonge wilde op de Parysche merkwaardigheden losstormdewij zullen hem echter op die tochten niet volgen en hem rnstig laten zwelgen in de kunst schatten. Rijk was hij natuurlyk niet, maar elk lijden, dat slechts de zinnen aandoet was hem onverschillig. Honger lyden was niet zoo erg, zeide hy dikwijlshet moest echter niet duren, tot het de krachten verteerd had. Gelukkig was hy niet met de gewone onbeholpenheid van het genie in den levensoceaan geworpenhy was opgewekt en practisch, en had hy het al niet gemakkelijkor dan de meeaten op de 9choone maar doornige baan der kunst, hem was toch iedere teleurstelling, iedere bedrogen verwachting een nieuwe prikkel. De wereld is oud en slof geworden en onverschillig voor wat zy verwoestzij heeft zooveel talent gehad en nu wil zy rust. Onze vriend wist, dat hy haar eens uit haar sluimering zou wekken, mocht de dag ook nog ver zijn en het dagwerk zwaar. En vooruit ging hetViel bij, hy stond weer op, met verdubbelde kracht. «Help u zeiven" was zijn lens, en het is een goede leu3. Zijne vrienden spraken over «pech", over tegenspoedieder oogenblik hadden zy «pech". Flinke lui hadden niets met pech uit te staan, zeide hij. Ging het vandaag niet, dan ging het morgen, op zijn laatst overmorgenmaar er moest niet gejammerd wordenZyne vrienden gevoelden, dat die woeste kunstenaar hen allen boven het hoofd zou groeien als hij over zyn werk tevreden was, kon hy soms schitterend zijn 's avonds en hen allen vermaken, maar bemind was hy niet dat was ook niet noodig vond hy; de goden beminden hem en dat was genoeg. En hy streed en leed en juichte. Het schoonste leven is niet dat gemakkelyke, rustige bestaan, waarop de meerderheid zich toelegt. Vooruit slechtsDen tijdgeost meeleven, die ondanks al zijn cynisme, toch verharding leert en tot moedig strijden aanspoort en tot manlijke minachting leidt van vernietigend zelfkwellen. Gaat het niet met de hooge kunst, dan maar met de lage. De schilder moet uithangborden schilderen, de beeld houwer ornamenten maken, en de componist copieeren, alles ia

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1