HËLDËRSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
- tn Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 116.
Jaargang 46.
Woensdag 26 September.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
„Wij huldigen,
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post u 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De uitgever bericht, dat de prijs
der Heldersehe en Nieuwedieper
Courant van af 1 October a. s. is gesteld:
Voor atané's luiten de gemeente op 90 cent per kwartaal en
Elke pagina zal, in plaats van drie, vier
kolommen druks beslaan; de advertentieprijs
bedraagt tien cent in plaats van vijftien cent
per regel.
Nieuwe abonné's ontvangen de tot 1 Oct. a. s.
verschijnende nummers r/ratis.
Binnenland.
Het „D. v. Zh. en 's Gr." is door de rede van den
Minister van Financiën bij de indiening der Staatsbegrooting
geenszins onbevredigd. Het blad verheugt er zich over
„dat de heer Godin de Beaufort voortgaat het tijdperk
der tekorten op de Staatsbegrooting tot het verledene te
doen behooren en alzoo een der rampzalige gevolgen van het
liberaal wanbeleid op financieel gebied te helpen overwinnen"
Het „Vaderland" vindt dat de raillioenenspeech in één
opzicht te prijzen is, nl. dat zij breekt met het gegoochel
met gewone en buitengewone ontvangsten en uitgaven.
Intusschen merkt zij op, dat „de krachtige hand, die onze
ongehoord weelderige staatsinrichting eens flink beperken
en aan de liberale geldverspilling een eind maken zou,"
vooralsnog rust. „Niets veranderen is de leus." De milli-
oenenrede, zegt het blad, kenschetst het Ministerie als een
conservatief' kabinet in den ongunstigsten zin van't woord.
De Staats-commissie voor den landbouw zal 1 en
2 October a. s. te 's Hage wederom vergaderen.
De werken voor de voltooiing van de trambaan
HoornEnkhuizen, worden thans inde gemeente Westwoud
met kracht doorgezet. Verzet van gemeentewege schijnt
niet meer te vreezen te zijn, zoodat men binnen weinige
weken de exploitatie van de geheele tramlijn HoornEnk-
liuizen kan verwachten.
Zooals men zich herinneren zal, toonde de Maatschappij
tot exploitatie van Staatsspoorwegen, op verzoek van den
voorzitter van den Algemeenen Nederl. Werkliedenbond,
Met 1 October a. s. beginnen wij een
'der nieuwste feuilletons van de talentvolle
ichrijfster WILHELMINA HE1MBURG-
16)
T H Y R A.
Naar het Noorsch van MARIE COLBAN.
(Slot.)
En zoo is hij op een zomerdag gekomen. Wat is dat voor
een wezen, dat daar achter Thyra staat in een wit kleedje met
een roos achter het oor?
Herken je Magdalena niet zegt Thyra, haar bij de hand
nemend.
Stom, grijpt hij die kleine, koude hand, en wat hij voelt ter
wijl hij «iaar voor haar staat is cene verbazing zonder woorden
maar met duizend gedachten. Zóó had hij zich haar niet ge
dacht, zóó leefde zij niet in zijne herinnering. Sicilie's zon had
zijne wangen gebruind, de liefde de hare rood getint, van het
wilde, uitgelaten kind was eene schuchtere maagd geworden, die
het niet waagde hare oogen tot hem op te slaan. O, schuchtere,
jonge liefde, wie beziDgt u in onsterfelijke woorden!
Wie van die twee vrouwen heelt in de jaren van zijne afwe
zigheid zijne gedachten het meest vervuld? Hij weet het niet.
De gedachte aan Thyra, wier beeld versmolt met dat zijner
moeder, hield zijn pad rein. Dat was zeker eene schoone her
innering; maar aan Magdalena bond hem iets anders, iets warmers.
Den onweersdag op zee had hij haar een oogcnblik dood ge
loofd, want toen hij haar in zijne armen nam, was het jonge
hoofd zwaar, levenloos terug gevallen. Toen had hy een name-
looze smart gevoeld. Zij had hare oogen opgeslagen en hem
aangezien, zooals hij niet wist, dat eene aardsche vrouw een
man kan aanzien, niet bevreesd voor den dood, die zoo nabij
was, niet bevreesd voor hem, aan wiens borst zij lag, maar met
een volkomen overgave, en toen wist hij wie van de twee zich
het diepst in zijn hart geworteld had; men blyft altyd wie men
is, en de enthousiast werd getroffen door het onverwachttehet
was het kind, dat gezongen had, het kind, dat moest sterven.
Langen tijd hadden die indrukken alléén over hem geheerscht
altyd dwaalden zijne gedachten naar het verre land van zijn
verlangen, en dan moest hij Narrifas schilderen, met de bloemen
zooals hij haar geteekend had dien dag zoo vol herinneringen.
Het schilderen zonder model is iets geheel eigenaardigs, maar
wanneer een beeld diep in de herinnering geworteld is, dan kan
het uit die herinnering weergegeven de volmaaktheid bereiken.
Waarom toch is vrouwelijke schoonheid zoo moeielijk terug te
geven, wanneer het niet is omdat iedere vrouw het schoonst is,
wanneer zij leeft, en slechts de doode vorm voor den kunstenaar
poseert. Hoe het leven in hare trekken, in haar bloed vast te
houden Beweging kan men immers niet vasthouden 1
Zoolang de zon aan den hemel stond, week hy niet van zijn
ezel, tot Narrifas voor zijne oogen leefde; en verbaasden zich
later de menschen over het grootsche in zijne schilderijen, dat
nog altijd de grenzen van het bizarre raakte, dit frissche beeld
met zijne diepe poëzie bleef altijd het liefelijkste, wat hij ooit
geschapen hadzyn penseel scheen in licht gedoopt, de slanke
kindergestalte scheen te ademen, er lag een traan op haar wang,
ïnaar het was slechts een blanke parel, het oog lachte. Het
den heer B. li. Heldt, zich tot liet vorig jaar genegen
(voorloopig als proef) personen die blind zijn en zich voor
de uitoefening van hun beroep verplaatsen, in de 3de
klasse van haar binnenverkeer te laten reizen, met een
geleide, op één plaatsbiljet dier klasse voor beiden.
De proefneming is in zooverre gebleken aan het doel te
beantwoorden, dat de directeur-generaal van genoemde
Maatschappij gaarne genegen was, haar weder met één
jaar te verlengen.
De heer Heldt vond in deze gunstige uitkomst aanlei
ding, een zelfde verzoek te richten tot de Holl. IJzeren-,
de Nederl. Rijn- en de Centraal-Spoorwegmaatschappij,
met het even gunstig gevolg, dat ook de beide eerstge
noemde Maatschappijen (van de laatstgenoemde is tot heden
nog geen antwoord ontvangen) het verzoek hebben toegestaan.
De heer P. Maats, burgemeester en geneesheer te
Wieringen, heeft uit eerstgenoemde betrekking ontslag
gevraagd.
In het volgende jaar bestaat de GroningscJie Hooge-
scliool 275 jaar. Dit feit zal bijzonder feestelijk gevierd
worden.
De bakkers te Groningen hebben een vergadering
gehouden om maatregelen te beramen, teneinde de voor
hen nadeelige gevolgen tegen te gaan, die uit de oprich
ting eener coöperatieve broodbakkerij aldaar kunnen voort
komen. De uitkomst was, dat de broodbakkersvereeniging
een schrijven heeft rondgezonden, waarin voorgesteld wordt,
de heeren J. E. Scholten en prof. Drucker, die zich borg
voor de nieuwe onderneming stelden, te boycotten, en een
mogelijke herkiezing van genoemden hoogleeraar, die weldra
als lid van den Gemeenteraad moet aftreden, tegen te
werken.
Geen begunstiger van de coöperatieve broodbakkerij zal
voortaan van de bakkers werk of begunstiging ontvangen.
Dezer dagen werd door de Vereeniging tot onder-
lingen aankoop van lijnzaadkoeken, gevestigd te Heer-
Ilugowaard, de levering van ongeveer 225,000 lijnzaadkoeken
gegund aan de heeren Van Hengel en Lensveld, te Does
burg, voor f 10.90 per 104 stuks, wegende 104 ponden.
Uit Akkrum wordt dd. 22 dezer gemeld:
„Wanneer men hier buiten ronddoolt, kan men zich
haast niet voorstellen, dat we reeds in de laatste helft van
Herfstmaand zijn. Overal ziet men, net zoo goed als in
woeste, grootsche landschap gaf het beeld zijn karakterzulk
een wezen kon slechts door zulk eene eenzaamheid worden voort
gebracht.
Eerst na langen tijd kon hij zijn rust terugvinden. Er was
een nieuw element in hem gekomen: het erotische, en daardoor
eerst werd hij geheel mensch. Hij was nu op den rechten
weg hy verwarde zich niet meer in zijne hoogvliegende plannen
zijn overvloed en fantaisie wendden zich niet meer tegen hun
bezitter. Altijd, zwevend in het droomland van den kunstenaar,
of met zekeren voet op den vasten grond, in de gewichtige uren
van uitvoering, altyd zag hij die twee, die verre waren, dikwijls
ook als door den sluier van een droom. Rukte hij zich los uit
de betoovering van zijn werk, om een van zijne lange brieven
aan Thyra te schrijven, of een van hare korte te ontvangen, ja,
dan voelde hy zich in hare onmiddellijke nabijheid, maar dan
werd hy ook dikwijls door een zonderlingen angst aangegrepen.
Hoe zou hy die beiden terugvinden Thyra's zomerpracht zal
overgegaan zijn in de verbleekende tinten van den herfst, en
Narrifas Hij ziet in gedachten het gouden haar golvend over
breede schouders, hij hoort haar zang, maar zonder dien bekorenden,
bedwelmenden toon.
En hoe staan zij nu in werkelijkheid voor hem? Narrifas is
noch de wilde boschvogel van zijn eersten droom, noch het vol
wassen meisje met de breede schouders, alléén het gouden haar
golft nog over het fijne hoofdje, al het andere is nieuw. Zij, op
wie zijn oog rust, is eene Noorsche jonkvrouw in 's levens
Meimaand.
Maar Thyra
Dat prachtige schepsel, dat daar voor hem staat in een koren-
blauw kleed, een anjer in het haar, is Thyra, die hij zich ver
ouderd, vervallen gedacht had! Zooals zij daar staat in hare
reine schoonheid, met dat hooge trotsche voorhoofd, met die lijnen,
die aan de antieken herinneren, heeft hij in haar de hoofdfiguren
van een tafereel, dat nog maar half is te voorschijn getreden uit
dien toren van Babel van tafereelen, die zich in zijn geest heeft
opgebouwd voor een groot tragisch motief moet dat hoofd kunnen
gebruikt worden.
Dat hare schoonheid klassieker was dan die van Magdalena,
die liefelyk was zonder mooi te zijn, zag hij bij den eersten
oogopslag, en had Thyra, met haar streng beheerschte vulkanische
natuur en haar te gelijk ideale en rijk ontwikkelde gestalte, de
droom van alle kunstenaars, had zij een greintje van die eigen
schap bezeten, die hem niet onbekend kan zijn, die lange jaren
in het zuiden heeft geleefd en daar den donkeren gloed heeft
gezien in zwarte oogen, had zij ook maar een greintje bezeten
van de gevaarlykste eigenschap, die bestaathet vermogen den
hartstocht op te wekken, het leven der zinnen, dat altyd sluimert
in die opperpriesters der kunst, dan zou het er voor het geluk
van het kind slecht hebben uitgezienmaar Thyra was, al had
zij niets van een engel, een rechtschapen natuurzij was een
non in haar hart en haar geheele bestaan was dat van een non.
Misschien zag zij ook wat hier te winnen en te verliezen was
en hoorde dat tot de gegevens, die van haar die Thyra maakte,
die van nu af haar schoonen, rustigen weg door het leven ging,
een van die wezens, die het voorrecht hebben, een indruk van
licht en warmte achter te laten bij hen met wie zij in aanraking
komen. Hare verootmoediging had trots gewekt; zyne diepe
erkentenis maakte haar bescheiden, en heeft een mensch het 't
Juni en Juli, maaiers en hooiers aan den arbeidde beladen
hooiwagens rijden langs de wegen en door de straten, in
één woord, we zaten hier in deze week nog volop in de
hooiing, en nog is die niet afgeloopen. Waar de maaier
nog zijne zeis zwaait, daar moet natuurlijk de hooioogst
nog volgen. De laatste mooie zonnige dagen komen dan
ook onzen boeren uitnemend te stade, en veel van de geleden
schade wordt thans weder ingehaald. Op de binnenlanden
is overvloed van grasgewas; er zijn er die dit jaar reeds
voor de derde maal eene flinke partij hooi hebben opge
leverd. Jammer dat dit van de buitenlanden (die 's winters
onder water staan) niet gezegd kan worden. De meeste
maden (blauw gras) geven weinig, terwijl de buitenlanden,
schreeuwend duur verhuurd, een schralen oogst opleveren,
tot groote schade van die mannen, die men hier, ter onder
scheiding van gewone boeren, koemelkers noemt, die slechts
enkele koeien op stal hebben en hun hoofdbestaan vinden
in het melk verkoopen aan particulieren.
In Holland spreekt men van melkboeren; hier kent men
dat woord niet, omdat een boer, voor zoover hij de melk
niet aan fabrieken levert, hoofdzaak maakt van boter en
kaasmakerij, en de anderen koemelkers, ook wel eens melk-
tappers genoemd worden.
Deze menschen behooren dus, als kleine boertjes, tot den
mingegoeden stand. Ze moeten bijna zonder uitzondering
hun gras en hooi halen van gehuurd buitenland, zoodat de
hooge huurprijzen en de slechte opbrengst hen het meeste
drukken."
In de omstreken van Kampen was de vorige week
de hooioogst van het nagewin in vollen gang, door het
schoonste weder begunstigd. Op 't Kampereiland en te
Kamperveen komt eene groote massa binnendaarbij is de
kwaliteit uitmuntend. De drukke handel duurt nog steeds
voort; eenige millioenen ponden zijn dezen zomer reeds
per scheepsgelegenheid verzonden.
Dezer dagen werd de visscher M. De Vries, te Oude-
mirdum, gezegend met zijn 18de kind; 17 kinderen zijn
in leven, waarvan 12 meisjes «c Veertien
scharen zich met de echtelieden 's mxuuags uk a«n disch.
Deze zoo mild gezegende vader mag waarlijk wel bij eiken
vischtoclit een rijke buit te huis brengen. Een welbesteed
leven heeft hij reeds achter zich: hij redde niet minder
dan 36 schipbreukelingen van den dood.
eerst met bescheidenheid beproefd, dan groeit die gedurig aan.
Was zij gelukkig? Neen, het is een diep, weemoedig geluk,
lief te hebben zonder wederliefde, het is de parel op den bodem
der zee, die niemand ziet. De meesten sterven zonder te hebben
liefgehad dat zyn de proza-naturen, zij, die ons vervelen. Zy,
die heengaan met het woord op de lippen, dat altyd onuitge
sproken bleef, zijn niet het meest te beklagen. Beklaag hen, die
niets te zeggen hebben. Maar bezit de vrouw het vermogen den
hartstocht op te wekken, zij heeft nog een ander vermogen, een
vermogen van hooger, van den allerhoogste orderust te geven.
Thyra gaf rust aan haar vriend.
Wat zy hoofdzakelijk ontwikkeld heeft bij haar, die de liefde
van een kunstenaar moet worden, is de zang. Bij zyn vroeger,
geniaal karakter, heeft Magdalena's zang nu ook alle hulpmid
delen der kunst, en het was weer die zang, die zijn macht over
den man zou uitoefenen, die nu eenmaal kunstenaar was, in merg
en been. Wel zou hij nooit meer hooren: „Wij zeelui maken
„niet veel praats," maar op een avond toen zij niet wist, dat hy
luisterde, en een van hare zachte zangen zong, toen klonk het
hem als tonen uit eene andere wereld. George Sand vertelt ge
hoord te hebben: „Zij zat droevig en eenzaam aan eene vreemde
„kust; daar kwam een lichtende boot over het water glyden.
„Wij hebben u lang gewacht," zeide een lichtstralende gestalte.
„Zy stygt in de boot, zij vaart naar een onbekend strand, waar
„de bloemen nooit verwelken, waar gevleugelde gestalten dansen,
„met vliegende haren bij harpenspel; wat zij voelen is de reine
„liefde, wat zij zingen i3 hun geluk, een geluk onbekend aan de
„stervelingen."
Magdalena zong haar geluk hij wa3 immers gekomen
eo die zang, dat liefelijk, heilig gelaat verdreef de laatste be
goocheling, de reine liefde was geboren.
Dien avond gaf hij haar de belofte, die hy altijd houden zou,
en de drie maanden van hunne verloving waren eene verovering
op alle aardsche halfheid.
Zulk een paar ziet men niet alle dagen. Voor haar is de
geheele natuur als nieuw, de bloemen geuren als nooit vroegor,
de bergen hebben een ongekenden lichtglans, en op aller men
schen gelaat, vooral op dat van Thyra, ligt een glimlach, dien
zij er vroeger niet zag. En zelve voelt zij zich als gebaad in
zonnelicht, zy voelt den grond niet onder hare voeten, zij wordt
gedragen door haar geluk. De hemel begint niet daar boven de
sterren, de hemel is hier, bij hem.
Hij was verliefd zooals zulke vuurnaturen dat zyn, maar nooit
werd eene verliefdheid beter gedragen. Magdalena valt niet
onder eene van onze klassificaties, zij was zichzelve en zóó schuw
de fluweelen oogen weigerden zoo bepaald den man aan te zien,
dien men haar verloofde noemde, dat hij aanstonds begreep, dat
hij haar moest behandelen als die bloemen, die zich sluiten zoodra
men haar aanraakt. Als hij toevallig met haar alleen was, deed
hij nog meer moeite zich te beheerschen, dan in tegenwoordig
heid van anderen zy mocht er langzaam aan gewennen zich als
de zyne te beschouwen, want het is niet hetzelfde, een man in
het hart te dragen en dien man in levenden lijve naast zich te
zien. Hij sprak haar over zijne kunst, over zyne verwachtingen
en vooral over Rome, waar zij 's winters in een oranjetuin zouden
wonen, waar het zoo stil en rustig is, want in de oranjeboomen
zingen geen vogels. Dat er in Rome overal muren en huizen
waren kon haar niet schelen j zij was nooit in een stad geweest^