HELDËRSCHE 1ÏIEUWEDIEPER COURANT. en AdvertentieWad yoor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 117. Jaargang 46. Vrijdag 28 September. ..Wij huldigen hei goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De uitgever bericht, dat de prijs der Heldersche en Niemvedieper Courant van af 1 Oetober a. s. is gesteld: Yoor abonnü's buiten fle gemeente 05 90 cent per kwartaal en O u kinnen 10 u Elke pagina zal, in plaats van drie, vier kolommen druks beslaan; de advertentieprijs bedraagt tien cent in plaats van vijftien cent per regel. Nieuwe abonné's ontvangen de tot 1 Oct. a. s. verschijnende nummers gratis. Binnenland. In liet mail-overzicht van het „Bat. Illd." wordt verzekerd, dat het bericht omtrent de opheffing der ver banning van de lieeren Sol en De Sturler beter indruk heeft gemaakt, dan de wijze waarop dit resultaat is ver kregen. Vrij algemeen is men van meening, dat den Gouverneur-generaal de intrekking der verbanningsbesluiten had kunnen bespaard worden. Aan het blad wordt medegedeeld, dat de taak was toe gedacht aan den lieer Pijnacker Hordijk, maar dat deze onomwonden heeft te kennen gegeven, zich daarvan niet te kunnen kwijten. Daardoor was de Minister tot onmid dellijk handelen verplicht. Bovengemeld blad gewaagt voorts van een zekere paniek die het gebeurde in Bantam gedurende twee dagen te Soerabaja heeft teweeggebracht en van heimelijke plannen bij de Javanen om de Vorsten van Solo en Djocja van den troon te stooten en de Vorstenlanden in een nieuw Javaanseh Rijk te herscheppen. Verschillende deelhebbers van dit plan waren echter ontdekt en gearresteerd. De optreding van een aan de Koloniën geheel vreemde landvoogd acht het blad in de gegeven omstandigheden minder dan ooit wenschelijk. Met 1 Oetober a. s. beginnen wij een der nieuwste feuilletons van de talentvolle schrijfster WILHELMINA HEIMBURG- HET MISLUKTE DINER. Naar het Engelsch van JAMES PAYN. De meeste menschen hebben de gewoonte te zeggen, dat het weêr niet meer is, wat het placht te zijn en dat de winters vooral niet meer de winters zijn, die zij zich herinneren uit hun kindsheid. Ik houd het er echter voor, dat in dien zaligen tijd het maken van een sneeuwman een gewichtige gebeurtenis voor hen was, dat glijden en schaatsenrijden ook tot hun lief hebberijen behoorden, wat op later leeftijd minder het geval is. De mist vooral is een steen des aanstoots. Den vorigen Kerstdag, bijvoorbeeld, die in Londen meer had van een Kerstavond, hoorde men alle deftige heeren zeggen „Heb je ooit zulk weêr gezien De opmerking was in zoover gepast, omdat er niets anders te zien was, maar als een bijdrage voor de metereologische weten schap, had zij geen waarde. Ik voor mij heb wel dichter mist gezien of liever gevoeld. Ik herinner mij een Novemberdag, twintig jaar geleden, toen men geen hand voor oogen kon zien, al had men een wit glacé handschoen aan. Mijn vrouw en ik waren een paar jaar getrouwd en zouden dien avond ongelukkig een dinertje geven. Het gezelschap zou, ons beiden er in begrepen, uit veertien personen bestaan iets, wat bij ons niet dikwijls voorkomt en mijn vrouw wa3 erg zenuwachtig in het vooruitzicht. De man, de zelfzuchtige man weet niets van zulke angsten hij gaat 's morgens aan zijn werk, of wat hij zyn werk noemt's middags naar de sociëteit en komt thuis, juist vroeg genoeg om zich te kleeden alsof er niets gebeurd was. Maar de vrouw de beminnelijke maar bezorgde vrouw heeft het den geheelen dag druk gehad. Om tien uur trok ik naar de City, nadat ik den wijn had uitgezetPommercy Brut voor oom MilstonVeuve Cliquot voor Tiffin, den Indischen kolonel en zijn vrouw, wat groene Cura9ao voor Hectic, onzen neef den officier, die er bijzonder veel van hield. Om 10.15 kwam er een telegram van mijn oom. „De staat van het weêr en mijn aanleg voor bronchitis maken het mij onmogelijk, lieve Helene, je diner bij te wonen." Dat was een groote teleurstelling, want de partij was alleen aangelegd voor den ouden heer, van wien wij groote (maar recht matige) verwachtingen hadden en nu zouden wij hem nog eens weer moeten vragen. Het ergst van alles was, in de oogen van mijn vrouw,, want het arme schepseltje was bijgeloovig, dat wij nu met ons dertienen zouden zijn. Het was een lastig geval, want zoo laat kon men alleen een goed vriend vragen. De menschen zijn er gewoonlijk niet op gesteld, om op het laatste oogenblik gevraagd te worden. In Parijs zou men een q-uatorsième hebben geïnviteerd, dat is iemand, die er een beroep van maakt een ledige plaats aan te vullen maar wij waren niet in Parijs, maar in Londen. Als wij een grooten zoon hadden gehad, zouden wij hem aan tafel gezet hebben, maar wy hadden nog maar een meisje van twee jaar. Mijn vrouw liet zich echter niet uit het veld slaan. Zij her innerde zich eensklaps, dat er een mijnheer Percy Litton bestond, iets wat zij gewoonlyk vergat. Hij was een jonge man, die geen schitterende positie in de wereld bekleedde en sober leefde van zijn letterkundige werkzaamheden. Sommige menschen vonden hem grappig, maar zij vond hem alleen praatziek. Hy ging gaarne uit dineeren dat ia te zeggen, wanneer hy gevraagd Het ligt in liet voornemen der Regeering, nog drie lnndbouw-proefstations op te richten, in liet noorden, liet westen en het zuiden des Rijks. Daarvoor is op de Water staats-begrooting f 40,000 uitgetrokken. Op de begrooting voor Waterstaat is f 5000 aange vraagd voor eene subsidie voor eens, ten behoeve der Vereeniging „Het Buitenland". De raming der uitgaven voor onderwijs is op de Staatsbegrooting voor 1889 met f 129,296.664 verminderd. De Minister wil bezuinigen op het artikel Toelagen aan kweekelingen bij de Rijkskweekscholen f 28,000; subsidie voor kweekscholen voor onderwijzers f 9000normaallessen f 50,000; bijzondere subsidie's (art. 49 der wet) f 25,000 en op verschillende uitgaven f 1,666.66^. In de toelichting wordt o. a. het volgende gezegd: Onder de uitgaven ten behoeve van het lager onderwijs hebben de buitengewoon liooge kosten voor de opleiding van onderwijzend personeel en wel in de eerste plaats de opleiding aan de Rijks kweekscholen voor onderwijzers bijzonder 's Ministers aandacht getrokken. De opleiding van eiken onderwijzer, die aldaar gevormd is, kost, blijkens de resultaten van de laatste jaren, den Staat f 3500. Ernstig wordt overwogen of reeds bij het einde van den thans loopenden cursus eene clier scholen zal kunnen worden opgeheven doch ten einde die kosten eenigszins te verminderen, wenscht de Minister, voor zoover die scholen betreft, het daarheen te leiden, dat aan de kweekelingen geen huisvesting en verpleging voor rekening van het Rijk meer worde verschaft. De Minister acht het daarom wenschelijk, met ingang van den cursus 18891890 geen toelagen voor huisvesting en verpleging van kweekelingen, opgeleid bij de Rijkskweekscholen voor onder wijzers, meer beschikbaar te stellen, met dien verstande, dat de thaus aanwezige kweekelingen de hun verleende beurzen behoudeu, totdat zij de inrichtingen verlaten, en de toegelatenen tot den cursus 18881S89 daarvan alsnog in liet bezit worden gesteld. De Minister herinnert dat onder de gesubsidieerde kweekscholen voor onderwijzeressen er twee zijn, die van Haarlem en Arnhem, geen gemeente-instellingen, doch gelteel van particulieren aard. De Minister meent dat zoolang niet de bijdragen aan bijzondere kweek scholen bij de wet zijn geregeld, niet langer uitzondering behoort gemaakt te worden voor de twee hier genoemde scholen. Ten einde werd en was bekend voor zijn anecdotcs. Er werd verteld, dat hij de namen van de menschen, die hij aan tafel ontmoette, opschreef met de anecdotes, die hij hun verteld had, om niet in herhaling te vervallen. Wat daarvan aan is, weet ik niet, maar ik weet wel, dat hij de titels van do anecdotcs opschreef, want wy vonden eens een lange lijst er van, onder zijn stoel. Maar in dit kritiek geval, was zelfs mijnheer Litton beter dan niemand en het was vrij zeker, dat hij niet zou bedanken. „Hij zal dol blij zijn," zei mijn vrouw. Zij ging dus zitten en schreef een briefje op een rooskleurig velletje en in een onverbeterlijken stijl. „Waarde heer Litton. Ik weet, dat ge altijd zeer veel invi taties hebt en er dus weinig kans bestaat, dat ge vandaag niet bezet zijt. Maar er is juist een telegram gekomen, dat een van de verwachte gasten ziek is. Ge zult ons zeer aan u verplichten ons partijtje aan te vullen. De oude vriendschap tusschen n en mijn man is mijn eenig excuus voor mijn late invitatie. Geef s. v. p. brenger dezes gunstig antwoord mede." En zy teekende zich als zijn „zeer toegenegen" met zeer onder streept. Zooals mijn vrouw verwacht had, „mijnheer Litton zou met zeer veel genoegen onze party redden van de droevige gevolgen, die het noodlottig getal dertien voor ons en de gasten kon hebben," en mijn vrouw was gerustgesteld. Ik was echter minder rustig gestemd omtrent den afloop van ons diner, door de vele moeilijk heden, waarmede ik bij het naar huis gaan had te worstelen. De mist in de City was als wol en lang geen witte wol. Ik ging te voet met een kennis tot Charing Cross, terwijl wij elkander stijf vast hielden en een van ons den eenen kant en de andere den anderen kant uitzag, als een moderne Janus, telkens wanneer wij op een kruispunt kwamen. Iemand, die alleen liep, was er zeker van omvergeloopen te worden. Wij namen plechtig afscheid, als twee vrienden, die elkander nooit weer denken te zien; wij zagen toen elkaar zelfs niet. Hij vervolgde zyn weg naar het station en onmiddellijk daarna kwam mij een spookachtige omnibus voorbij rollen, over hem heen, naar het mij voorkwam. Ik hoorde geen kreet maar de mist dempte elk geluid. Ik woonde niet ver weg, bij St. James'Street, maar men moest al voelende vooruit gaan en als men stil stond, bonsde er een voorbijganger tegen iemand aan. De eenige manier van zelfver dediging was, de parapluie flink onder den arm te houden, en als zij tegen iets zachts kwam, bijvoorbeeld het oog van een menschelijk wezen, uit te roepen „Nu wat doe je ook zoo hard te loopen Voordat hij tot zichzelf was gekomen, had, tien tegen één, een ander uw plaats al ingenomen en de verwenschingen van het slachtoffer aangehoord. Het was toch een gevaarlijke tocht, en ik was blij, toen ik iets langs mij heen voelde strijken en ont dekte, dat het de as van een omnibus naar Piccadilly was; ik stapte er dus blijmoedig in. Of er nog iemand anders in het voertuig zat kon ik niet zeggen by het wegrijden, maar het reed tegen een lantaarnpaal en uit het aantal zware lichamen, dat op mijn knieën en beenen terecht kwam, kon ik afleiden, dat er veel medepassagiers waren. In Piccadilly vond ik een fakkeldrager, aan wien ik mij vastklampte met een shilling en die mij onge deerd thuis bracht. Toen ik op de stoep stond en naar den klopper voelde, zei ik tot mijzelf: Als er vandaag iemand uit dineeren gaat, moet hij thuis een leege provisiekamer hebben." Maar ik sloop stilletjes naar mijn kleedkamer en hoopte er het beste van. Ik begaf mij naar hat salon en vond er mijn vrouw onbewust van het dreigend gevaar. „De menschen moeten nu zoowat komen, I denk je niet?" zei zij, „hoewel ik nauwelyks op de klok kan zien. Er moet buiten een dikke mist zijn, als zy zoo in huis echter het bestuur der scholen bekwamen tijd te geven om de door het vervallen der subsidiën noodige voorzieningen te nemen ten opzichte van het financieel beheer, wordt hier voorgesteld de subsi- dien nog te verleenen tot 1 September 18S9, waarvoor f 9333.33 wordt uitgetrokken. Kort na het optreden dezer Regeering zijn de inspecteurs van liet lager onderwijs uitgenoodigd voorstellen te doen tot voortzetting der aangevangen beperking van uitgaven voor de opleiding van onderwijzend personeel, inzonderheid van die voor dc Rijksnormaal lessen. De Regeering, die voornemens is in de richting van vermindering der buitensporig hooge bedragen, die in de laatste jaren voor de opleiding van onderwijzers werden bestemd, met kracht werkzaam te zijn, heeft, in afwachting der resultaten van het overleg, daarom trent met de inspecteurs van het lager onderwijs gepleegd, den post voor de normaallessen, in de begrooting uitgetrokken, voor het jaar 1889 met f 50,000 verminderd. De vergoeding krachtens art. 45 der wet op het lager onderwijs wordt ad 30 pet. over een totaal van f 10,000,000 geraamd op f 3,000,000. De Minister stelt voor ook het subsidie aan de kweekschool voor bewaarschool-houderessen te Leiden, groot f 5000, slechts te ver leenen tot 1 September 1889. Intusschen liebben nog enkele verboogingen op de afdee- ling onderwijs plaats gehad. Zoo is de post voor zeevaart kundig onderwijs gebracht van f 5650 op f 10,000 en is voor de Industrieschool voor meisjes te Rotterdam f' 2000 uitgetrokken. Nieuwe Gebouwen voor de Marine. Op de Marinebegrooting voor 1889 is o. a. uitgetrokken f 92,000 als eerste termijn van f 127,500 voor een projectielen- magazijn in de stelling Amsterdamf 57,500 als eerste termijn van f85,000 voor een magazijn voor nat schietkatoen in de centraal-stelling Amsterdam; f 50,000 als eerste termijn voor steen kol enmagazijnen te Amsterdam aan de overzijde van bet IJvoor een wachthuis hij het buskruit magazijn te Nieuwer-Amstel f 2400; voor een projectielen- magazijn te Willemsoord f 58,500 (lstetermijn); vooreen steenkolenmagazijn te Willemsoord f 26,000; voor torpedo- boothellingen f' 26,000; voor een steenkolen- en projectielen- magazijn te Dordrecht f 52,000. doordringt „Wel," zei ik vriendelijk, „er moet buiten minder mist zijn, mijn lieve, sedert er iets van binnen is gekomen, maar het is waar, dat er een dikke mist is. Ik denk dat eenigen van onze gasten bijgevolg wat laat zullen zijn." „Hoe zoo?" vroeg mijn vrouw angstig. Zij was een perfecte huishoudster en wist het, en niets bracht haar zoo uit het humeur, dan wanneer haar diner bedorven werd door een paar dwaze lui, die zich verbeeldden meer indruk te maken als zij te laat kwamen. „Als zy wisten, dat de mist zoo dik was, Karei, moesten zij wat eerder van huis zijn gegaan, maar daar is al iemand." Ik betwijfeldo het, hoewel ik de bel hoorde, maar het was Litton. Ik kende zijn lach, toen hy boven kwam en wie anders dan hij zou ook gelachen hebben met den huisknecht?" „Wel, wel," zei hij na de gewone begroetingen, „wat zullen wij een aardig gezelschap uitmaken en wat zal er een boel te eten zijn." „Maar mijnheer Litton," zei mijn vrouw boos, „ik hoop dat er altijd genoeg te eten is bij mij aan huis." „Ongetwijfeld, lieve mevrouwmaar wat genoeg is voor drie kan nooit genoeg zyn voor veertien en omgekeerd moet, wat genoeg is voor veertien, te veel zijn voor drie." „Wat bedoelt u met uw veertien en drie, mijnheer Litton vroeg mijn vrouw. Toen lachte hij met dien lach, alleen hem en tooneelschurken eigen: „Wel, myn waarde mevrouw, is het mogelijk, dat u niet weet hoe donker het buiten is? Als ik niet juist om den hoek had gewoond, zoodat ik geen 3traat behoefde over te steken, zou ik ook niet hebben durven gaan. Ik heb als een blinde man met myn parapluie voor mij uit geloopen. Ik geloof niet, dat er iemand zal komenzij zullen geen cab kunnen krijgen." „De meesten ik geloof al onze gasten hebben eigen rijtuig," zei mijn vrouw met waardigheid. „Dan komen zij bepaald niet. Ik weet precies wat er in dat geval gebeurt. De buisknecht komt boven om te zeggen, dat de koetsier mijnheer vraagt te spreken. „Wat is er, Jan (Litton was een van die vreeselijke menschen, die de stem en manieren van anderen nadoen.) „Och, mijnheer, het zijn mijn paarden niet u kunt er mee doen, wat u wil, maar ik wil uwé toch zeggeu, dat zij zeker kreupel of dempig worden, als ze van avond uitgaan of misschien komen we er nog mee in de Theems, voordat wij weten, waar wij zijn." „Maar, mijn beste Karei," riep mijn vrouw eenigszins ver ontwaardigd uit, „waarom heb je nu niet gezegd dat het zoo mistig was „Ja, het ia wel mistig," zei ik vriendelijk, „maar ik wilde je niet ongerust maken. Iedereen komt op tijd, dat zul je zien, misschien moesten we het diner een half uur later stellen." O, dat zou niets helpen, riep Litton uit. (Hij had bepaald niet gedejeuneerd in het vooruitzicht van een diner). Als uw gasten komen, dan zoudeu zy er al wel geweest zyn, al had de koetsier de paarden bij den kop geleid, zooals bij een goedkoope begrafenis. Mijn vrouw wilde anders nooit op iemand wachtenmaar niettegenstaande Littons argumenten of misschien juist daarom belde zij en gaf order, dat het diner een half uur later werd gesteld. Zij was blijkbaar zeer gekwetst door de toespeling op een goedkoope begrafenis. Litton zag er zoo hongerig en lusteloos uit, dat ik mij genood zaakt voelde hem een glas sherry aan te bieden. Hij nam het met graagte aan. Wil je er wat elixer in vroeg ik, daar ik wist, dat hy er van hield, en ik nam zelf ook een glas om hem gezelschap

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1