HELDERSCHE EK N1EDWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad veer Hollands Noorderkwartier. 1888, M. 125. Woensdag 17 October. Jaargang 46. Uitgever A. A. BAKKER Cz. 7) Hortense en Lucie. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70 franco per post 0.90 BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der AdverteutiënVan 14 regels 40 cents, elke regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager. Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant. Binnenland. Blijkens telegraphiscli bericht van de In dische Regeering vernam de resident van Soerakarta in den nacht van 11 op 12 dezer, dat een dertigtal inlanders, als priesters gekleed, zicli meester gemaakt hadden van de pasangrahan te Tawangmangoe in het district Karangpandan, nabij de grens van Madioen, en door de politie niet waren te verdrijven. Terstond werden militairen derwaarts ge zonden, met een gedeelte van de lijfwacht dragonders en van het legioen van pangeran Prang-'Wedono, terwijl zich ook de resident en genoemde pangeran daarheen begaven. Tengevolge van dit krachtig optreden werd de poging tot verzet in hare geboorte onder drukt. Van de bende in de pasangrahan gaven zich 42 personen, waaronder vi'ouwen en kinderen, over, terwijl de leider der bende en tien anderen, die zich niet wilden over geven, werden gedood. Niemand is ontkomen. De bevolking is volkomen rustig. Volgens de „Javabode" is aan den nieuw- benoemden Gouverneur-generaal, den beer Pijnacker Hordijk, een pensioen van f 8000 en aan zijn weduwe een van f 4000 ver zekerd, terwijl het eerste tot nog toe f 6000 bedroeg en het tweede in het geheel niet aan de betrekking van landvoogd was ver bonden. Het is nog de vraag of de Staten-Generaal met die voorwaarden genoegen zullen nemen het weduwenfonds vooral is zonderling, daar dit hier alleen wordt toegekend wanneer aan het fonds is bijgedragen, hetgeen indertijd den Gouverneur-generaal Mijer werd gewei gerd, en het in Nederland niet bestaat. Naar het Duitsch van W. Heimburg. Hortense verroerde zich niet, maar Lucie zag, dat ze de oogen had opgeslagenwaar schijnlijk was ze nog niet tot bewustzijn gekomen. Eindelijk ging zij overeind zitten en keek rond, de handen tegen de slapen gedrukt; en daarop begon ze naar iets te zoeken. Hortense," riep het jonge meisje, ,/inag ik binnenkomen Ge sliept zoo heerlijk dat ik je niet wilde storen. Ik wacht hier al een geruime poos, om je nog eens te bedanken voor de vriendelijkheid van gisteren." Met deze woorden was zij op het bed toegetreden en vatte nu de hand van de zieke. Uit het bleeke gelaat van de jonge vrouw staarden twee groote, verschrikte oogen het slanke meisje aan, alsof ze een geest voor zich zagenmaar Hortense antwoordde niet. z/Laat ik je niet storen, Hortense, en neem mij niet kwalijk, dat ik je zoo in den slaap heb overvallenik ben naar boven gestuurd. Zijt ge boos op mij? Ge kent mij immers wel Lucie Wal ter?" Ze zette zich op den rand van het bed en sloeg den arm om de schouders van de zieke. «Mijn goede lieve Hortense!" zeide zij hartelijk. //Zijt gij daar?" klonk het eindelijk uit den mond der jonge vrouw, terwijl ze den arm Van zich afstiet. /Waarom huichelt en liegt ge? Waarom komt ge vandaag hier?" 't Was zoo goed, dat ik kwam, Hortense «Goed al naar dat men 't beschouwt Maar wat ik je verzoeken mag, bemoei je nu verder niet met mij zeg mij alleen, nog even, hoe laat het was, toen ze u naar boven lieten gaan?" «Omstreeks half zes." «En nu?" «Nu is 't half acht." z/Wie heeft je aangediend? Wie is het eerst bij mijn bed geweest?" «Niemand! Ik heb je zóó gevonden," antwoordde het jonge meisje, met een bij zonderen nadruk op elk woord. #Gij?^' «Ja, ik, Hortense." «En de anderen?" «Ze denken, dat wij samen praten." Hortense zweeg. «Ga heen," zeide zij daarop, «en vergeet alles maar! Bedanken kan ik je niet; 't is hard en bitter wat ge mij hebt aangedaan." De „Tijd" meent de juistheid van dit be richt ten sterkste in twijfel te mogen trekken. De „Amsterdammer" heeft ook tot Keizerin Eugenie een schrijven gericht, van gelijke strekking als dat aan den Hertog van Saksen-Meiningen. Duizenden Amsterdam mers herinneren zich nog hoe deze dame verleden jaar de stad in alle richtingen heeft doorkruist. Zoo iemand, dan moest de ex- Keizerin, om haar zoo algemeen bekend verleden, de belangstelling van het beschaafd en de nieuwsgierigheid van het minder be schaafd publiek wekken, en zou zij op hare talrijke wandelingen, tijdens den langen duur van haar verblijf te Amsterdam, onaangename ervaringen hebben kunnen opdoen, indien het beleedigen of lastig vallen van vreemde lingen aldaar aan de orde van den dag ware. Ook het antwoord van deze hooge gast luidt voor de eer van volk en stad in elk opzicht bevredigend „In antwoord op uwen brief van den 4 dezer," aldus schrijft haar adjudant, de heer Franceschini Pietel, „heb ik de eer u, op last van H. M. Keizerin Eugenie, mede te deelen, dat zij tijdens haar verblijf te Amsterdam zich nimmer heeft te beklagen gehad over de ontvangst van de bevolking. Wat haar aangaat, heeft Hare Majesteit, wel verre van te hebben te lijden gehad van kwaadwillige handelingen van de zijde der bewoners, in deze stad volkomen vrijheid en de kalmte aangetroffen, die zij noodig had om baat te vinden bij de goede zorgen van den heer dokter Mezger." Het nieuwe Centraal-station te Amster dam wordt bij het begin van den aanstaande zomerdienst in gebruik genomen. Het is zeker niets vreemds, wanneer «Neen, ik ga niet heen!" antwoordde het jonge meisje, ofschoon Hortense zich omwierp, het aangezicht verborg en de kleine handen wanhopig in het haar sloeg. Ze bleef rustig zitten en begon zacht te praten«'t Is toch merkwaardig, dat we elkander gisteren juist ontmoet hebben, vindt ge ook niet, Hortense? Mijn kindsheid staat mij daardoor weer zoo levendig voor den geest. Herinnert gij je Pet nog, papa's kleinen Puckhond Hoe trouw was dat diertje en hoe grappig zag 't er in den bokkenwagen uit! Ik zou de plek nog kunnen uitteekenen, waar we hem onder bittere tranen begraven hebben. Weet ge nog, hoe wij eens zijn omgevallen en gij een gat in het voorhoofd vielt, dat mijn vader moest dichtnaaien Ge druktet u maar tegen moeder aan, en ik schreide niet minder hard dan gij. Och, mijn lieve, onvergetelijke moeder Ze was innig goed, nietwaar, Hortense? Dikwijls, als ik 's avonds in bed lig, heb ik vóór het inslapen een gevoel, alsof ze met haar hand over mijn wangen strijkt, en dan moet ik weenen. Hebt gij dat ook niet?" Hortense keerde zich om. «Neen," zeide zij met gebalde vuist, «ik word driftig, als ik aan mama denk, want men heeft haar doodgemarteld, in het graf nog beleedigd, en mij de illusie benomen aan het eenige wezen, dat mij werkelijk liefhad." «Hortense en je aanstaande danzeide het meisje verwijtend. «Mijn aanstaande!" herhaalde zij meteen honenden lach. «Mijn aanstaande?" Lucie zweeg verschrikt. «Geef mij een glas wijn!" verzocht de jonge vrouw. Lucie bracht het haar en zij ledigde het met één teug. «Herinnert gij je nog de oude barones Lubeschka?" vroeg zij vervolgens. «Dat akelige mensch, dat alle kinderen naliepen, omdat ze doorgaans dronken was?" «Ja. Ze had zich dat drinken aangewend, toen haar man haar verliet. Is 't niet beter dood te zijn, dan op die manier aan zijn eind te komen? Ik kan die vrouw sedert gisteren maar niet uit mijn gedachten zetten. Geef mij nog een glas, Lucie!" «Neen «Of ge ook bang zijt! Maar doe mij dan een ander plezierHier lag een couvert lees mij een van de twee brieven, die het bevat, nog eens voor. Gij zult het wel bij je hebben gestoken." «Ja, hier is het," zeide Lucie, terwijl ze het uit haar zak kreeg. «Ik dacht dat 't iemand bij het sloopen van zijn eigendom, om gegronde redenen, daartoe door autori teiten belet wordt, vreemder echter wanneer dit belet wordt door den bewoner. Zoodanig geval doet zich te Dinxperlö voor, waar de eigenaar bezig is, zijn eigendom te sloopen en te midden van de puinhoopen onaangeroerd moet laten een kamer, waarin zich een familie van vijf personen bevindt. De bewoner, vele jaren huur achterstallig, wil zijn woning niet verlaten en de eigenaar mag op gevaar voor menschenlevens niet verder sloopen. Een goed middel om schuldeischers machteloos te maken. De „Staatscourant" van 12 dezer be helst het verslag van het examen tot toe lating als cadet aan de Koninklijke Mili taire Academie in het jaar 1888. Voor het examen hadden zich 233 adspi- ranten aangemeld. Hiervan hebben van het examen afgezien of na het schriftelijk examen zich teruggetrokken 4. Bij het geneeskundig onderzoek ongeschikt bevonden 30. Totaal 34. Zoodat door 199 adspiranten aan beide gedeelten van het examen is deelgenomen. Van dezen hebben 91 aan de vereischten van het examen voldaan; 4 van hen hadden met goed gevolg het examen afgelegd voor adelborst bij de Koninklijke Nederlandsche Marine en 2 voor adspirant-administrateur. Het comité der werkloozen te Amster dam begaf zich jl. Zaterdag naar het Raadhuis en vroeg gehoor bij den Burgemeester, ten einde uit zijn mond te vernemen, wat was besloten omtrent hun adres, waarin zij bij den Gemeenteraad aandrongen „om onmid dellijk maatregelen te beramen, waardoor zij en de hunnen van voedsel kunnen worden voorzien, alsuitvoering te geven aan groote werken en consessie te verleenen aan de een afscheid aan je grootvader was." «Dat is 't ook. Maar een brief aan mij ligt er bij. Hij moest dien bewaren voor mijn vader. Lees maar 't is dat dikke, witte papier." «Morgen, Hortense! Het zou je zenuwen licht opnieuw opwekken." «Lees!" klonk het op vasten toon. En Lucie las: «Dierbaarste Hortense, «Hoe moeilijk het mij valt, u deze regels te schrijven, kan ik niet in woorden brengen. Ge weet, hoe dierbaar ge mij zijt, en zult dus mijn groote droefheid begrijpen en ge- looven dat slechts de uiterste noodzakelijk heid mij dwingt, u uw woord terug te geven. We moeten van elkander afzien, Hortense. Waarom? Uw vader! Ik durf de dochter niet de bittere beschuldigingen schrijven, die aan zijn adres zijn gericht; ook geloof ik haast dat ge niet onvoorbereid zijt. Mijne positie ge zult begrijpen «Houd maar op!" viel Hortense hier in. «Mijn arme, lieve Hortense!" snikte het meisje, naast het bed nederknielende. «Vroeger kon ik ook schreien," mompelde de jonge vrouw. «Sta toch opO, ik was het leven zoo moede hadt ge mij toch laten slapen! Allen, die ik liefhad, hebben mij bedrogen, hebben mij die liefde met haat en ondankbaarheid vergolden. Ze hebben mij geleerd alle menschen te wan trouwen en te verachten!" Lucie weende zacht. Ze dacht aan het wilde, vroolijke kind, dat haar vader zoo hartelijk om den hals was gevlogen, dat altijd zoo opgewonden over haar «mooien papa" had gesproken. En nu zag ze eene bleeke, wanhopige vrouw vóór zich, die wenschte te sterven om dien vader! «Ik ben zoo moe," klaagde Hortense. «Slaap maar rust wat uitantwoordde het meisje, terwijl zij de kussens opschudde. «Geef mij een hand, LucieBlijf bij mij, totdat ik ingeslapen ben. Kom morgen weer. Je stem kalmeert mij zoo. Neen, waken moogt ge hier niet; Mina kan daar binnen op de sofa zitten." Zij hield de tengere hand van het meisje vast in de hare geklemd. «Schrei toch niet!" zeide zij nog eens. «Kunt ge mij verstaan?" En na een pauze, toen Lucie meende dat ze al lang in slaap was: «Het heeft mij zoo goed gedaan, eens met je te praten, Lucie. Weet ge nog wel, hoe mooi de nachtegalen altijd in den tuin bij ons huis zongen?" Ze praatte nog verder, zacht, onverstaan- ti'amplannen van de heeren Sanders c. s., enz. enz." De Burgemeester was echter verhinderd de leden te ontvangen. De heer C. Van der Linde, te Dord recht, zal eerstdaags optreden als orchest- directeur van de Hollandsche Opera van den Parkschouwburg te Amsterdam. Een heer uit Arnhem bestelde Zater dag jl. in den namiddag nachtlogies in het „Hotel du Passage" te Amsterdam. Hij overhandigde zijn gesloten reistaschje aan den portier, die hem 's avonds mededeelde, dat het taschje door een der bedienden op de kamer was gebracht. Het was er echter niet te vinden. De bediende herinnerde zich dat een ander, die zich Jean Martin, courrier- inprête van het „Hotel Central" te 's Hage noemde, had vertoefd op een kamer, gren zende aan die van B., welke laatste niet afgesloten was. Vermoedelijk heeft deze „Martin" het taschje meegenomen, dat later, zonder de daarin geborgen f 75, doch nog voorzien van de overige voorwerpen van weinig of geene waarde, werd gevonden, hangende aan een der spijlen van de trainbrug vóór het Hotel. Voor de verbouwing van „Musis" te Arnhem (raming f 197,200), waren 34 in schrijvingsbiljetten ingekomen. De minste is J. De Ruiter, te Arnhem, voor f 178,419. Den 3 November a. s. verschijnt te Arasterdam een nieuwe courant, „De Vrouw", weekblad tot onderwijs en ontspanning van vrouwen en meisjes. „De Vrouw" wordt uitgegeven als een bijblad van het „Radicaal Weekblad". baar, en sliep eindelijk in. Het meisje sloop op de teenen de kamer uit; de kamenier zat in een armstoel voor de deur van het salon. Lucie zond haar met de noodige aanwijzingen naar binnen en verwijderde zich. «Mijnheer en de dames zijn in den tuin," zeide het kleine, magere dienstmeisje van mevrouw Arend. Lucie ging al tastend de donkere trap weer af en kwam door het tuintje in het priëel. «Zijt gij daar?" vroeg haar verloofde, haar tegemoet komende. «Hebt ge moeder en tante nergens ontmoet? Ze zijn uitgegaan om boodschappen te doen. Maar in de eerste plaats hoe gaat het hiernaast?" Tot eenig antwoordt leunde zij met het hoofd tegen zijn schouder. «Wat is erHebt ge met haar gesproken Zij knikte toestemmend. «Haar galant heeft haar afgeschreven," fluisterde zij „om haar vader." «Arme vrouwzeide hij medelijdend. «En hebt ge haar eens toegesproken en haar be knord over dien dwazen streek, gij, praktiscli Samaritaantje «Ja Alfred. Ge waart over mij tevreden niet waar?" «Nu, dat zou ik denkenstemde hij glim lachend toe. «Ik wist wel terstond, toen ik je voor de eerste maal zag, dat ge een uit stekende doktersvrouw zoudt zijn." Zij vlijde zich nog dichter tegen hem aan. «Waar was dat? Zeg!" vroeg zij nieuws gierig. «Was 't aan Mathilde's ziekbed?" «Neen, ddarniet," antwoordde hij. «Toen gij Rika's zieke hand hebt verbonden!" «Wel zoo!" hernam zij. «Heeft je dit zoo getroffen?" «Ja. En de lekkere reebout bijna nog meer, dien gij in plaats van de patiënt hadt toebereid." «O foei, Alfred, hoe materiëel!" «Met je verlof," schertste hij, «als een goed gelukt, huishoudelijk werk een man niet zou treffen dan weet ik niet wat anders!" Hij klopte haar op de wang en gaf haar een kus. «Wat mij zoo treft, dat is je hart van goud, je eenvoud en natuur lijkheid dacht hij. Maar dit kwam hem niet over de lippen. Hij was een diergenen, die alles wat zij voor geliefde menschen in hun hart omdragen, in zich besloten houden, het niet in woorden kunnen brengen en daarom voor koel worden aangezien voor ongevoelig. Slechts door een langdurig

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1