HELDERSEHE
ESI SilEllWEDIEPER COUIANT.
Nieuws- eu Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. M. 126.
Vrijdag 19 October.
Jaargang 46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bekendmaking.
8) Horteuse en Lucie.
„Wij huldigen
liet goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en
Abonnementsprijs per kwartaal
franco per post
f 0.70
0.90
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 40 cents, elke regel meer
10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager.
Dienstaanbiedingen ii 5 cents per regel a contant.
De Burgemeester der gemeente
Helder brengt ter kennis, dat op
den lsten November a. s. nieuwe leerlingen
op de openbare scholen kunnen toegelaten
worden.
Ouders, die plaatsing voor hunne kinderen
verlangen, behooren zich in de school hun
ner wijk te vervoegen op Zaterdag 20 October,
des middags tusschen 1 en 2 uren.
De bewijzen van geboorte en vaccinatie
moeten medegebracht worden.
Helder, 16 October 1888.
De Burgemeester voornoemd,
C. A. BEUKENKAMP.
Het Gemeentebestuur van den Helder
brengt ter kennis van de daarbij belangheb
bende ingezetenen, dat op V r ij d a g den
30 November 1888, des namiddags tusschen
1 en 3 ure, aan het Raadhuis der gemeente
eene vergadering van kiesgerechtigden zal
worden gehouden, om de plaatsen aan te
vullen van de drie leden der alhier gevestigde
Kamer van Koophandel en Fabrieken, die
met het einde van dit jaar aan de beurt van
aftreding zijn.
De lijst der kiezers is op de gewone
kantooruren ter Secretarie der gemeente ter
inzage nedergelegd.
Bezwaren tegen die lijst kunnen bij het
Gemeentebestuur worden ingeleverd.
Yan deze vergadering worden geene afzon
derlijke kennisgevingen verzonden.
Voorts wordt in herinnering gebracht, dat
men om kiezer te zijn:
1°. Nederlander, meerderjai'ig, ingezeten
der gemeente en in het volle genot der
burgerlijke en burgerschapsrechten moet zijn.
Naar het Duitsch van W. Heimbcrg.
Toen Lucie in de huiskamer terugkwam,
zeide mevrouw Arend juist tot hare schoon
zuster
//Men durft bijna niet eens te vertellen,
dat ze bij die mevrouw Yan Leeuwen is!
Als Alfred ook al die nieuwmodische manier
volgt om aan zulke kunsten en kuren toe
te geven, had hij maar liever in dat groote
H. moeten blijven, waar Sodom en Gomorrha
in eere zijn."
„Maar, zuster!" kwam Dietje hiertegen
op. „Wat doet hij dan? En ge kunt de
jonge vrouw toch niets ten laste leggen."
Mevrouw Arend scheen inderdaad „niets"
te wetenze vergenoegde zich met een lang
uitgehaald: „Nja wel!" en zich tot Lucie
wendende, zeide zij
„Gisteren morgen hebt ge liet stof ver
geten af te nemen van de stolp boven het
veeren bouquet. Toen de vrouw van den
postmeester 's namiddags kwam, beeft zij
liaar vinger er langs gestreken en daarop
tegen het licht gehouden. Ik heb gedaan,
alsof ik 't niet zag, maar
„O, dat spijt mij, neem mij niet kwalijk!"
verzocht het meisje en begon het stof afnemen
terstond bij de bewuste stolp.
Tegen vier uur begaf zij zich naar Hor-
tense. Met afgepaste schreden liep hare
aanstaande schoonmoeder voor haar uit, in
haar bruin zijden japon en met baar mutsen-
mand en breitascli aan den arm. Met opzet
had zij wat vroeger dan Lucie het huis ver
laten, hoewel ze een klein eind te zam§n
konden gaan, daar zij 't niet mede wilde
aanzien, dat de verloofde van haar zoon de
woning van de Meerfeldt's binnenging. Nu
was zij door een kennis opgehouden en moest
het beleven, dat een vlugge stap haar in
haalde. Zonder het hoofd om te wenden,
liet zij toe, dat het meisje met haar mede-
ging; slechts hare oogen zwierven links af
naar het bloeiend gelaat aan hare zijde.
„Ze zullen het je niet vriendelijk afnemen,
dat ge „om harentwil" fatsoenlijke menschen
voor het hoofd stoot," zeide de oude dame.
„Alfred zal wel zien dat ik gelijk heb gehad
maar dan is 't gewoonlijk te laat."
Ze knikte Lucie even toe, toen zij dicht
bij de poort waren, en stapte met opgeheven
hoofd voort.
2°. Ter zake van een bedrijf van handel
of fabriekswezen in het patentrecht moet zijn
aangeslagen tot een bedrag van minstens
zeven gulden.
Helder, 18 October 1888.
Het Gemeentebestuur voornoemd.
BEUKENKAMP, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
In hare gisteren gehouden zitting heeft
de Tweede Kamer o. a. het reglement van
orde aangenomen. Het treedt den 1 November
in werking.
Wie had kunnen denken, zegt de „Nieuwe
Rott Crt.", dat van al de voorstellen, door
de landbouw-commissie in haar rapport van
April dezes jaars aan de Regeering voor
gelegd, nagenoeg niets zou terechtkomen?
En dat wel nadat twee Ministers, die van
Waterstaat en die van Binnenlandsclie Zaken,
op landbouwvergaderingen zoo hoog hadden
opgegeven van hunne groote belangstelling
in den landbouw! Noch van hooger land
bouwonderwijs, noch van eenige wijziging
in de inrichting der school te Wageningen,
noch van de oprichting van scholen naar
het model van afdeeling A in andere deelen
des lands, noch van winter-cursussen of door
het Rijk bezoldigde landbouwleeraren, noch
van landbouwonderwijs op de herhalings
scholen ten plattelande, noch van proefvelden,
als door de commissie werden bedoeld, noch
van een curatorium voor het landbouwonder
wijs schijnt de Regeering iets te willen
weten. Al wat zij tot stand brengen wil
zal zich bepalen tot de oprichting van drie
Rijks-proefstations, op de wijze ingericht als
dat te Wageningen. Daarvoor is een post
van f 40,000 op de begrooting gebracht.
Aan de commissie kan de lof niet worden
Het meisje suelde de breede trap op, zon
der door Mademoiselle Bertin opgehouden
te worden, en trad met een zucht van ver
ademing het salon binnen. Yan de chaise-
longue, die met het hoofdeneind naar een
der vensters was geschoven, werden twee
handen naar haar uitgestoken.
„Hoe vriendelijk dat ge komt!" zeide een
afgematte stem, „ik lieh mij al half suf ge
lezen, om aan mijn eigen gedachten te ont
snappen." En toen Lucie hare handen had
gegrepen, ging Hortense voort: „O, Lucie,
ik heb een vreeselijken nacht gehad! Het
was zoo donker om mij heen en binnenin
mij en ik zag er zoo tegen op om verder te
leven; ik weet eigenlijk niet wat ik al ge
zegd en gedaan heb. Toen hebben zij je
galant gehaald en dacht ik aan je en ver
langde zoo naar je. Hebben zij je dat ge
zegd? Blijft ge nu wat hier? Doet ge 't graag?"
Zij zeide dit alles met onbeschrijfelijke lief
talligheid. „Kom aan, ga hier bij mij zitten.
Mina brengt je aanstonds een verfrissching.
Houdt ge van ijs? Of wilt ge liever een kop
chocola? En vertel mij nu eens wat, Lucie!"
Het jonge meisje had haar hoed afgezet
en zat naast de legerstede van de schoone
vrouw in een lagen fauteuil, zoodat zij haar
in het gelaat kon zien. Nu kreeg ze een
handwerkje uit haar zak.
„En wat zal ik je vertellen, Horteuse?"
^Iets van je zelve, Lucie. 't Zal mij als
een sprookje in de ooren klinken, als daarin
iets van geluk voorkomt. Maar leg als het
je blieft dat haakwerk uit de hand; ik kan
dat gewriemel met de vingers niet zien. En
men kan ook onmogelijk met zijn gedachten
bij het gesprek blijven, als men onophoude
lijk daarop zit te turen."
Lucie zag min of meer verwonderd op;
ze was dit zoo niet gewoon, maar ze borg
gehoorzaam haar werk in het taschje en leunde
achterover in haar fauteuil.
„Ik geloof dat ge gelijk hebt," zeide zij,
terwijl hare oogen door de kamer weidden
en op Hortense bleven rusten, op het wit
kasjmiren negligé met Turksch borduursel
en den waaier van palmbladeren, dien zij in
de hand hield. „Wat zal ik je vertellen?"
vroeg zij nog eens.
„Van je zelve en je galant. Bestaat er
wezenlijk geluk in de wereld? dat wil
ik wel eens weten. Gij houdt zeker veel
van hem?"
Lucie zag haar verbaasd aan.
onthouden, dat zij zich met ernst van hare
taak heeft gekweten. Zij heeft niet alleen
onderzocht wat er hier te lande, met een
minimum van kosten en in overeenstemming
met onze bijzondere toestanden, kan gedaan
worden om aan den achterlijken toestand van
het landbouwonderwijs een einde te maken,
maar ook de gelegenheid gegeven om in alle
bijzonderheden na te gaan, op welke wijze
in andere landen dit groote volksbelang wordt
behartigd. Die voorbeelden uit het buiten
land zijn, merkt de „N. Rott. Crt." aan
voor ons diep beschamend, want daaruit blijkt,
dat hier nagenoeg niets gedaan wordt om
den landbouwer in staat te stellen zijn bedrijf
op de hoogte te brengen van den tijd waarin
hij leeft, en dat hij bijgevolg in de onmoge
lijkheid verkeei*t ora de steeds scherper
wordende mededinging vol te houden. Kon
men tot hiertoe meenen, dat de aandacht der
Regeering niet genoeg op deze toestanden
was gevestigd, na het verschijnen van het
verslag der landbouw-commissie is er ook
voor deze vergoelijking als het er eene
is geene plaats meer.
Wat kan, vraagt het blad, de Regeering
weerhouden om althans een begin van uit
voering te geven aan de voorstellen der
landbouw-commissie? Zijn het financiëele
overwegingen. Vreest men het budget te
veel te bezwaren? Maar zóó overdreven
offers zijn het immers niet die gevergd worden.
En bovendien geldt het hier bij uitnemend
heid vruchtbare uitgaven.
De te Maastricht verschijnende „Weke-
lijksclxe Landbouwkroniek" toont zich weinig
ingenomen met de plannen van den Minister
Havelaar. In tegenstelling met de „N. Rott.
Crt.", die in de oprichting van 3 nieuwe
proefstations, eene groote, zij het dan ook de
„Ja zeker!" antwoordde zij wonderlijk
haastig. Haar toon klonk zelfs eenigszins
verontwaardigd.
„Nu, dat was ook eigenlijk een vreemde
vraag! Maar ik denk wel eens, dat men zich
dit kan verbeelden, 't Is mij ten minste zoo
gegaan, Lucie. Ik hen en dat is misschien
mijn eenige deugd eerlijk en oprecht van
aard, en niettemin maakte ik mijzelve en hem
en anderen wijs, dat ik hem 1 i e f h a d
mijn overleden man, wel te verstaanen toch
werd ik later weduwe, zonder inwendig te
treuren. Toen merkte ik eerst dat ik mij
vergist had, en dat het alleen het gevoel
van dankbaarheid was geweest, aan zijne
zijde een huiselijk leven te hebben gevonden.
Ik heb je al eens verteld, dat ik juist van de kost
school en in mijn vaderlijk huis kwam als
men althans de gedurig afwisselende plaatsen
en huizen, waarin mijn vader woonde, met
dien eervollen naam mag betitelen. Made
moiselle Bertin, die, zoolang ik te Dresden
vertoefde, zich bij hare familie in Frankrijk
had opgehouden, was al vroeger gekomen
en had een kamertje voor mij in orde ge
bracht. Ik verheugde mij als een kind op
dat „thuis". Mijn vader was aan het station
om mij af te halen. Hij scheen wat verlegen,
maar Bertin kwam mij met rood geweende
oogen tegemoet en noemde mij in stilte, boven
op mijn kamer: „Pauvre enfant, pauvre
petite!" wat ik in het begin volstrekt niet
begreep.
„Bij het middageten zeide mijn vader, dat
hij 's avonds eenige gasten hij zich wachtte,
doch dat ik maar rustig moest gaan slapen.
In den loop van den namiddag zag ik, dat
er een tafel gedekt werd; daar kwamen
manden met wijn en champagne uit een
logement en een menigte waskaarsen werd
op de kronen en kandelaars gestoken. Waarom
mochten Bertin en ik dat feestje niet bij
wonen Ik had mij zoo verheugd eens onder
de menschen te komen. Maar Bertin was
buitengewoon stil en maakte de thee voor
ons beiden gereed. Op het uur, dat de gasten
verwacht werden, hoorden we het gekletter
van sporen in de gang en daarop het ruisclien
van zijden dames-japonnen, „'t Zijn niet
alleen heeren, Mademoiselle," zeide ik.
„Luister maar!" „Daarin vergist gij je!"
antwoordde zij ernstig. Maar nu klonk
duidelijk de heldere lach van eene en
van meer vrouwen tot ons door.
/rik voelde mij geweldig beleedigd en ver-
eenige lichtzijde van de plannen der Regee
ring ziet, acht het Limburgsche landbouw-
orgaan het bestaan van 4 Proefstations een
al te groote weelde voor ons land. Zij meent,
dat men zou kunnen volstaan, met het tegen
woordige proefstation van Wageningen te
splitsen in 2 afdeelingen. De eene, onder
leiding van prof. Maier, zou uitsluitend dienen
uitgerust te worden voor wetenschappelijke
navorsChing, ten dienste van studiën op land
bouwkundig of veeteeltkundig gebied. De
andere zou met de noodige uitbreiding moeten
dienstbaar gemaakt worden als controle-
station of landbouwlaboratorium in den een-
voudigsten en meest practischen vorm, waar
de landbouwer de benoodigdheden die hij
koopt, zooals meststoffen, veevoeder, zaaizaden
enz. chemisch en microscopisch kan laten
onderzoeken. De instelling van de eerste
afdeeling intusschen beschouwt de „kroniek"
niet als van dringenden aard, maar eene
behoorlijke uitbreiding van het Wageningsche
laboratorium, voorloopig althans, voldoende.
Alleen voor Groningen, waar men reeds
sedert geruimen tijd op een station heeft
aangedrongen (hetgeen alleen als bewijs geldt
voor eene bestaande behoefte), wenscht zij
daarenboven nog een tweede station, echter
niet als Rijks-instelling, maar eenvoudig een
laboratorium door het Rijk gesubsidiëerd.
Het blad, dat even als alle huisburgers
alleen opbeuring van den landbouw van be
schermende rechten verwacht, acht behoefte
aan stations eerst aanwezig wanneer de bou
werij en veehouderij hooger vlucht nemen,
wanneer handelsmest en handelsveevoeder
ruimer verbruikt worden, hetgeen thans in
ons land niet het geval zoude zijn. Daar
enboven zijn er andere omstandigheden, die
de taak der landbouwlaboratoria aanmerke
lijk verlagen, doordien het meer en meer
ongelijkt. „Ik laat mij niet meer als een
kind behandelen!" riep ik knorrig. Maar
beneden begon het souper en duurde tot
laat in den nacht; de gesprekken werden al
luider en opgewondener en eindelijk drong
een woest rumoer tot ons door, waarbij de
vrouwenstemmen boven alles uitklonken.
Bertin had mij naar bed gebracht en zat
met bleek, vertoornd gelaat naast mij. Ze
heeft mij eindelijk de verklaring van alles
moeten geven; en toen kreeg ik een afschuw
van mijn vader. Den volgenden dag sloot
ik mijn kamerdeur af; maar Bertin telegra
feerde aan oom Ludolf: „Kom dadelijk over.
Ik kan hij papa niet blijven." 's Avonds
stond de broeder van mijn vader voor mij.
„Waarom kan ze hier niet blijven?" vroeg
hij aan Bertin. Zij deelde het hem in het
Fransch mede. Hij kuste mij op het voor
hoofd en ging naar mijns vaders kamer. In
het eei'st bleef alles rustig; maar daarop
hoorden wij Ludolf"s bulderende stem, en
toen hij weer bij mij terugkwam, beefde hij
van drift. „Pak uw eigen zaken en die van
mijne nicht!" zeide hij kortaf. „Over twee
uur vertrekken wij met den sneltrein."
Zonder papa goedendag te zeggen, gingen
wij heen en xxaar het landgoed van mijn
oom. Acht dagen later vroeg hij mij of ik
zijne vrouw wilde worden? Ik was hem zoo
dankbaar Dillendorf zoo'n heerlijk buiten,
waar ik mij al als kind zoo gelukkig had
gevoeld oom Ludolf nog zoo'n knap man
kortom, binnen vier weken waren wij
getrouwd. Ik verzeker je, van liefde was
geen sprake, maar ik verbeelde het mij wel.
Kijk, nu heb ik je toch van mijzelve ver
teld," zeide zij, in het droevig gelaat van
het meisje ziende; „neem mij niet kwalijk
„Arme Hortense
„Och, kind, dat was het ergste nog niet!
't Is geen wonder, als ik denk, dat er geen
enkel goed mensch meer op de wereld is."
„Arme Hortense!" fluisterde het meisje
nog eens, „zoo'n hard lot en dan zoo mis
kend
„Wat de menschen van mij zeggen, kan
mij niets ter wereld schelen," ging zij voort,
alsof zij Lucie's gedachten had geraden.
„Maar verkeerd beoordeeld en verongelijkt
te worden door de weinigen, die men nog
vertrouwde, dat is haast onoverkomelijk. Zeg
eens," vroeg ze na een pauze, „wat hebben
de menschen al zoo van mij verteld?"
Lucie kreeg een kleur»