HELDERSCIIE ESI \IEITWED1EPER COURANT. Biews- en AtartentieM voor Hollands Hoorderkwartier. 1888. M. 130. Zondag 28 October. Jaargang 46. Uitgever A. A. BAKKER, Cz. u> Hortense en Lucie. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70 franco per post0.90 BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 40 cents, elke regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant. Kijkjes over 't wereldrond. 25 October. Als Keizer Wilhelm II met onderling goedvinden der groote mogendheden tot inspecteur-generaal der Europeesche Hoven benoemd was, kon hij niet met meer ijver en ambitie uit den eenen vorstelijken kring naar den andere snellen. De Berlijners - ecbte spotvogels als ze zijn! hebben hun jongen Keizer reeds den bijnaam van „Wil- helm de Buitenlander" gegeven, en men moet erkennen, dat hij het er wel naar maakt. Thans, nu de Keizer nauwelijks van zijn reis naar Zuid-Duitscliland, Rome en Napels huiswaarts is gekeerd, komen er alweer geruchten opduiken van een uitstap naar.... Engeland? neen, daarvan zal vooreerst wel niet komen, wegens mindere sympathie tusschen grootmoeder Victoria en haren Duitschen kleinzoon, maar naar Spanje. En eenmaal daar zijnde, wie weet of de Keizer dan niet het kleine stapje tusschen Gibraltar en Algiers doet en eens een kijkje gaat nemen in Afrika! Doch met dat al hebben de reizen en tochten van den kloeken en ondernemenden monarch ook hunne hoog ernstige zijde, die wij vooral niet voorhij mogen zien. Het nieuwe Duitsche Rijk is nu achttien jaar oud. De meeste der naburige volken hebben het ontstaan van dit sterke en machtige Rijk met wangunst aangezien en dragen nog altijd de hoop met zich om, dat dit Rijk wel spoedig weder uiteen zal vallen. InDuitsch- lands zwakte bestond dan ook vroeger hunne kracht. Wel zeiden deze jaloersche tegen standers bij zichzelven, dat, zoolang de drie groote mannen, die liet Rijk gegrondvest haddende oude Keizer Wilhelm, Bismarck en Moltke in leven bleven, liet nog wel in zijn verhand zou kunnen blijven en zich voldoende staande houden, maar wanneer Naar het Duitsch van W. Heimburg. Den volgenden morgen stond Lucie, bleek en vermoeid tengevolge van den slapeloozen nacht, dien zij had doorgebracht, in de keuken de mutsen en kragen van mevrouw Arend te strijken. Tante Dietje zat hij liet aan recht erwten te doppen. Men hoorde niets anders dan het op en neer gaan van liet strijkijzer en van tijd tot tijd een lialf onder drukten zucht van tante Dietje. Het raam stond open en het volle daglicht stroomde daardoor binnen, wat in vereeniging met het gloeiende cokesvuur in den haard de hoofd pijn van het jonge meisje nog deed toenemen. Mevrouw Arend zat in de huiskamer lin nengoed te verstellen. Alfred was reeds lang naar zijn patiënten. Tante Dietje had iets op het hart. Ver scheidene gesprekken, die zij op liet tapijt had gebracht, waren verflauwd, zonder de verlangde wending te nemen. Nu vroeg zij ronduit: „Hebt ge iets met Alfred, kind?" „Neen," zeide Lucie, terwijl ze een nieuwen hout in het strijkijzer schoof. z/Ge zijt een wonderlijk paar!" ging de oude juffrouw klagend voort„de een hier, de ander daar ik had mij dat zoo geheel anders voorgesteld. Je aanstaande moeder is daarover lang niet gesticht; ze denkt,dat hij ter wille van die mevrouw van Leeuwen hij je moet achterstaan. Maar ik geloof dat liet wat anders is. „Let maar eens op," zeide ik, „hij neemt te weinig notitie van haar, hij kust haar zoo zelden." Nu, 't is waar, Alfred heeft meer te doen, vooral nu, in het begin van zijn praktijk, heeft hij van alles aan het hoofd maar ik verheeld mij zoo, dat gij dit kwalijk hebt genomen is 't niet waar, kind?" Lucie kreeg een kleur als vuur. „Maar, tante Dietje stamelde zij verstoord. „Nu, 't is zoo kwaad niet gemeend," her nam de kleine dikke dame op vergoelijkenden toon, terwijl ze een paar erwten met de lippen van haar vlakke hand nam. „Hij is altijd zoo ernstig en zoo veel uit, en als men jong is, stelt men zich zoo'n ander leven in zijn engagementstijd voor. Maar kindlief en op eens blonken er tranen in hare goedaar de oogen, „hij is altijd zoo stil, zoo anders die drie er eens niet meer waren, dan zou de tijd der beproeving komen. Nu heeft reeds de groote en eerwaardige Keizer Wil helm de oogen geslotenGraaf Moltke is, gebogen door den last der jaren, in stille rust en afzondering gaan leven, en slechts één der drie steunpilaren staat nog overeind. Slechts één, de sterkste van de drie misschien, maar dan toch slechts één ook. Keizer Frederik, op wien zulke groote verwachtingen gebouwd waren, is heengegaan; en.na een tot tweemaal toe herhaalde verandering van regeering binnen den tijd van 99 dagen is de Keizerstroon door een jeugdig Vorst bestegen, die ten tijde der groote oorlogen en zegepralen, waaruit liet nieuwe Rijk ontstond, nog een knaap was. Natuurlijk vragen de tegenstanders nu, of het Rijk thans ook nog hecht en sterk is, dan of er zich reeds de eerste sporen vertoonen van het verval, waarnaar zij steeds met zoo begeerige oogen zijn blijven uitzien. Het antwoord op hunne vragen ontvangen zij door Keizer Wilhelms reis! De beteekenis van "s Keizers bezoek aan de Zuid-Duitsclie Hoven ligt daarin, dat daardoor ten aan- lioore van de geheele wereld twee gewichtige feiten verkondigd worden. Ten eerste dat de persoonlijke verhouding tusschen den jongen Keizer en de overige Duitsche Vorsten zoo voortreffelijk mogelijk is. En ten tweede, dat in de harten van het geheele Duitsche volk, hetwelk zijnen Keizer enthousiaste huldeblijken toebrengt, zoodra hij zich slechts ergens zien laat, het nieuwe Duitsche Rijk zulke vaste wortelen geschoten heeft, dat er ook in het toekomende niets voor de Duitsche eenheid te vreezen is. Bewijst de Zuid-Duitsche reis de hechtheid des Rijks wat het inwendige aangaat, aan den anderen kant bewijst 's Keizers reis naar Weenen en Rome de ongeschokte hechtheid van liet tusschen het Duitsche Rijk en de dan anderen geweest; ge moet liem dat niet kwalijk nemen. Hij is een opperbeste man dat zult ge eens zien, als ge een poos met liem getrouwd zijt geweestik lieb hem nog op mijn armen gedragen een opperbeste, geloof mij!" Lucie zag niet op van haar strijkplank. „Ik neem liem dat ook volstrekt niet kwalijk," antwoordde zij op terneergeslagen toon. Op dit oogenblik werd er aan de deur geklopt, en op tante Dietje's „Binnen!" ver toonde zich de oude knecht van mijnheer van Meerfeldt met een bouquet rozen en een briefje in de hand, en liet juchtlederen kof fertje met de herinneringen aan Hortense's reizen onder den arm. „Compliment van mevrouw!" Het bleeke gelaat van het meisje werd met een roze- rooden gloed overtogen, alsof liet al de frissche bloemen weerkaatste. Snel las zij het briefje en zeide nu glimlachend: „Com pliment aan mevrouw ik zal met plezier komen." De oude man zette het koffertje op de keukentafel en verwijderde zich. Hoofd schuddend zag tante Dietje, lioe Lucie het briefje nog eens overlas en het vervolgens opgerold als een bloem tusschen twee knoopen van haar lijf stak, het aangezicht tegen de rozen drukte, ze zorgvuldig in water zette en toen met haar schatten schielijk de keuken verliet. Na eenige minuten kwam zij terug en nam haar strijkwerk weer op. Tante Dietje was in ééne verbazing. Na een korte poos kwam Alfred haastig en warm thuis. „Zoo vlijtig?" zeide hij, de keukendeur voorbijgaande, en liet er aanstonds op volgen „Ileht ge zin vandaag ons huis eens te bekijken, Lucie?' /Wanneer?" vroeg zij. /Tegen den avond. Misschien kunnen we elkaar daar te zes uur ontmoeten." //Goed, Alfred! Ik zal komen." „Adieu, mijn schatIk moet nog verder." Hiermede ging hij heen. Lucie had haar werk af en zat nu in de huiskamer; alles klopte en bonsde haar in het hoofd. Mevrouw Arend rammelde met klein geld aan haar schrijftafel en knorde op de meid, die naar de markt was geweest er ontbrak een kwartje. „Ga dadelijk weerom en vraag een onder- bevriende mogendheden bestaande verbond. De ontvangst die Keizer Frans Jozef en Koning Humbert den Keizer bereidden, werpt een helder licht op de nauwe persoonlijke vriendschap der vorstelijke bondgenootenen de geestdrift waarmede de bevolkingen in Oostenrijk en Italië den Duitschen Keizer overal verwelkomde, doet zien dat detriple- alliantie tusschen Duitschland, Oostenrijk en Italië door de blijmoedige instemming der volkeren ondersteund wordt, die in dit verbond den waarborg vinden voor hunne veiligheid tegenover vijanden en voor de handhaving van de wereldvrede. Bij de feestmalen op den Weener hofburcht en later op het Ro- meinsche Quirinaal zijn er betuigingen van broederschap, vredelievendheid en onderlinge waardeering gewisseld, die door geheel Europa een diepen indruk hebben gemaakt. Deze week thuiskomende, wachtten den Keizer o. a. een paar onaangename nesterijen. De arme professor Geffken zit namelijk nog altijd gevangen, om ter gelegener tijd door den strafrechter gevonnisd te worden wegens het onbevoegd of ontijdig of ongepast wat is het? publiceeren van Keizer Frederiks dagboek uit den Fransch-Duitsclien oorlog. Blijkbaar zit Wilhelm met de zaak eenigszins verlegen en zou hij om wat liefs wel willen, dat de Rijkskanselier de zaak niet zoo hoog opgehaald had en de door liet dagboek geslagen wonden stillekens had laten doodbloeden. Wellicht zal men het nu toch nog over dien boeg gooien. Ook het ver weerschrift van den Engelschen Doctor Mackenzie tegen zijn Duischen Collega Dr. Bergmann, in zake de geneeskundige behandeling van wijlen hun vorstelijken patiënt, kan op den Keizer geen aangenamen indruk maken. En evenmin is dat kibbelen en kijven geschikt om bij het publiek de achting voor de geneeskundige wetenschap en hare beoefenaren te verhoogen. Vooral zoek, waar ge te weinig hebt gekregenHoe dom om je zoo te laten beetnemen!" Het meisje verdween en de oude dame, verheugd dat ze een afleiding voor haar inwendige ergernis had gevonden, knorde in één adem door: men kon tegenwoordig niemand meer vertrouwen; al het goede en degelijke was de wereld uitieder had dom heden in liet hoofd en geen ernst in de ziel! En zóó w*as 't in eiken stand. Als zij bedacht, hoe 't in h&ar jeugd was geweest: toen was ieder even goed en eenvoudig en verstandig! Op de dienstboden had men huizen kunnen bouwen, en de jonge meisjes waren gelukkig geweest, als ze het voor uitzicht hadden geliad van te trouwen. Zulke wonderlijke bedenksels als tegenwoordig had den toen haar ziel en zinnen nog niet be smet. Men had zich toen niets beters en heerlijkers kunnen voorstellen, dan een bra ven man te krijgen en een knappe huisvrouw te worden Lucie gevoelde hoe elk woord een steek op haar was. Was zij dan wezenlijk zóó slecht? Had zij alléén schuld? Och, ze was immers met een liart vol liefde en zalige verwachtingen hier gekomen; ze wist zelve niet, hoe alles zoo schielijk veranderd was. Ze legde haar werk uit de hand en stond op. „Gij zult mij wel excuseeren, mevrouw," zeide zij vriendelijk. „Ik heb zoo'n erge hoofdpijn." „Nu, ga dan maar naar bed!" merkte de oude dame verstoord aan. „Hebt ge dat dikwijls „Van tijd tot tijd." „Ja, dat zijn die tegenwoordige zenuwen!" klonk het Lucie nog na. Het meisje at 's middags niet mede en kwam eerst tegen drie uur te voorschijn, gereed om uit te gaan. Mevrouw Arend kreeg juist haar zwartzijden japon uit de kast op den overloopze was op een koffie- visite verzocht. „Zoo?" vroeg zij. „Is de hoofdpijn beter „Nog niet, maar ik denk dat de frissche lucht mij goed zal doen." „Ja, 't is waar, die is alleen bij mevrouw van Leeuwen te krijgen," was het scherpe antwoord. Lucie verdedigde zich niet. Ze deed zich zelve geweld aan om vriendelijk: „Goeden- in zake de dusver zoo hooggeroemde lucht pijpsnede. Indien de geleerde heeren, de vorsten der wetenschap nog wel, het over de toepassing dezer gewichtige en beslissende operatie niet eens konden worden aan de sponde van den machtigsten monarch der wereld, hoe moet het dan wel gaan, niet waar, lezer? wanneer de nood eens aan den man komt bij gewone menschen als gij of ik Ongetwijfeld behoort 's Keizers bezoek aan den Paus op het Vaticaan hoewel niet tot zijne aangenaamste reissouvenirs toch voorzeker tot de wereldgebeurtenissen van den dag. De juiste bijzonderheden van het bezoek mogen nog niet in allen deele bekend zijn, niettemin zal de nawerking van het feit zelf zich weldra doen gevoelen. Overi gens schijnt het teere punt der wereldlijke heerschappij bij het mondgesprek tusschen Keizer en Paus behendig door eerstgenoemde te zijn ontweken, hoeveel moeite de laatste ook deed om het te berde te brengen. Geen twijfel dus of wat den Paus aangaat, is het bezoek mislukt te noemen. Want welke andere vrucht k&n de liooge Kerkvorst er van verwacht hebben, dan die de herstelling zijner wereldlijke macht ten goede komt? Het is dan ook niet te verwonderen dat de Paus zijne teleurstelling onder woorden zal brengen en, gelijk men hem toeschrijft, een memorie aan de Mogendheden zal richten, waarin hij er op wijst hoe het bezoek van den Duitschen Keizer opnieuw heeft doen uitkomen, dat hij gedwongen is als een ge vangene te leven en zich in dien toestand allerlei beleedigingen en bespottingen moet getroosten. Van het pauselijk standpunt redeneerend, is tegen deze grievenlijst mis schien weinig in te brengen. Een gewichtig feit, schoon op ander gebied, is ook de aansluiting der dusver vrije stad Hamburg aan het Tolverbond. Den löden October heeft de officiëele plechtigheid met dag, mevrouw!" te zeggen en ging heen. Zij vond Hortense in den stal en inama- zonekleeding; juist was zij van een wandel ritje thuisgekomen. De jonge vrouw had een mandje met brood en penen aan den arm en voerde haar paard, terwijl de rijknecht het kostelijke dier zorgvuldig met een wollen doek afwreef. Ze was zóó in haar bezig heid verdiept, dat ze de binnentredende niet eer bemerkte, dan toen ze naast haar stond. „Hoe ziet ge zoo bleek vroeg Hortense, terwijl ze hare vriendin verschrikt aanstaarde. Ze zette de mand neer en nam het meisje onder den arm en mede naar boven, naar haar koele kamer. „Zie zoo, ga nu op de chaise-longue liggen. De kamenier zal je een kop sterke koffie bezorgen." Ze gaf de noodige bevelen, liet de gor dijnen vallen, om het licht wat te temperen, ontdeed zich van haar rijkleed en kwam toen naast Lucie zitten. „En vertel mij nu eens, wat er gebeurd is, lieveling!" „Niets, Hortense, niets," antwoordde Lucie bedrukt. „Maak dat maar een ander wijs ge hebt het een of ander verdrietHoor eens, beste," hernam ze na een korte poos, „ge herinnert mij juist aan den palmboom, dien grootpapa uit de vochtige, warme serre in zijn met tabaksrook doortrokken kamer heeft laten overbrengen hij kan die lucht niet verdragen en is ziek geworden." „Ik weet 't niet," antwoordde het meisje. En daarop barstte zij in tranen uit. Hortense vatte hare hand. „Ik zal je eens iets zeggen," zeide zij langzaam en luid, „ge houdt niet van hem Het snikken hield op. „Hortense!" stamelde Lucie, terwijl zij zich tegelijkertijd uit hare liggende houding ophief en de kleine handen tegen de slapen drukte, alsof ze niet kon bevatten, wat ze daar hoorde. „Neen, ik geloof 't zeker, ge houdt niet van hem," herhaalde de jonge vrouw. „Maar, Hortense," vroeg het jonge meisje, den adem inhoudende, „hoe komt gij daaraan? Hoe kunt gij weten „Liefde openbaart zich op een andere man er," antwoordde de jonge vrouw kortaf. „Ik ben ook eens zoo dwaas geweest en ik weet het dus. Ik zal je eens vertellen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1