IIELDERSCHE
EK NIEUWËDIEPER COURANT.
Nieuws- en AlvertentieWad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. M 131.
Woensdag 31 October.
Jaargang 46.
Uitgever A. A. BAKKEE Oz.
13) Horteuse eii Lucie.
„Wij huldigen
liet goede."
Verschijnt Dinsdag;, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.70
franco per post 0.90
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentie»: Van 14 regels 40 cents, elke regel meer
10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager
Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant.
Binnenland.
„De Standaard" doet uitkomen, dat, dank
zij de uitstekende samenwerking tussclien
ondernemende reeders en een nationaal Gou
vernement, onze beurtvaart over zee, of
schoon we aanvankelijk waren achtergebleven,
reeds in weinige jaren tot eene uitbreiding
gekomen is, die ons vaderlandsch hart goed
doet. We hebben nu eene wekel ij ksche mail
met prachtige booten, beurt om beurt uit
Amsterdam en Rotterdam op Javaeveneens
eene uitstekende beurtvaart, met kostelijke
inrichting, om de veertien dagen op New-
York een dienst om de maand op West-
Indiëen een door heel Europa geprezen en
geloofden dienst, eiken dag, uit Vlissingen
op Queensboroughzelfs reeds het begin
van eene mail op Zuid-Amerika. Veel is
dus reeds tot stand gebracht, en mits we in
deze goede lijn slechts voortgaan kan het
niet anders, of ook een Nederlandsche mail
dienst gaat eerlang aan de Castle- en Union-
lijnen op de Kaap concurrentie aandoen, en
ook met China en Australië leeft onze
vroegere maildienst weer op. Onder dit
blijven op de goede lijn verstaat liet blad
hierbij tweeërlei. Vooreerst dat er niet weer
concurrentie tussclien Amsterdam en Rotter
dam opduikeen ten anderen dat de vracht
vaart, door eene onzuivere positie, geene
concurrentie aandoe aan onze beurtvaart. Het
eerste bezwaar zijn we thans tamelijk wel
te boven. Nu de booten op Java en New-
York beurt om beurt uit Amsterdam en Rot
terdam varen, trekken onze beide koopsteden
tegenover het buitenland thans ééne lijn.
Maar ook de concurrentie, door de verkapte
vrachtvaart aan onze maildiensten aangedaan,
moet meer en meer ophouden, of onze beurt
vaart komt nooit tot hare volle kracht. De
reederij voor de vrachtvaart moet haar oog
Naar het Duitsch van W. Heimburg.
Lucie hoorde dit alles roerloos aan. Ze
dacht terug aan het oogenblik, toen haar
oudste, tienjarig neefje als een bezetene de
trappen opgesprongen en haar kleine kamer
binnengesneld was met den uitroep//Tante
Lucie, ge gaat trouwen ge moet dadelijk
beneden komen!" En hoe zij met wan
kelende schreden de trap was afgegaan, en
hoe Mathilde haar daar beneden stond te
wachten en haar met tranen in de oogen
omhelsd en toegefluisterd had: „O, Lucie,
wat een groot geluk Zij zag zichzelve
in de herinnering vóór hem staan en hoorde
zijn bedaarde, vriendelijke woorden, en toen
waren allen op eens weer in de kamer ge
weest en had haar zwager haar op den
schouder geklopt: //Gij, kleine heks, dat
hebt ge nu eens goed klaargespeeld! En
hebt ge elkaar al een zoen gegeven? Kom
aan maar die behoort er bijj!" En toen
hadden zij elkander gekust en had zij een
vreeselijke kleur gekregen; en de groote
mensclieu hadden gelachen en de kinderen
gejuicht en de dienstboden gefeliciteerd. Maar
niemand had gevraagd: //Houdt ge eigenlijk
van hem? Wilt ge hem hebben?"
Ze had het niet gemist. Ze had een ge
voel van rust en veiligheid, als hij bij haar
was, een beschroomd bewustzijn van deftig
heid en gewicht. Was dat liefde geweest?
Zij klemde de handen ineen en zocht tever
geefs naar woorden.
z/En nu," ging de jonge vrouw voort,
nadat ze het reukflesclije aan haar fijnen
neus gebracht en den welriekenden geur in
geademd had, ,,nu zijt ge hier en nu begint
de gedachte langzamerhand in je hoofd op
te komen, dat als men zich levenslang met
iemand zal verbinden, daartoe misschien nog
iets meer wordt vereischt dan enkel achting,
dan dan
z/Zwijg zwijg tochsmeekte het meisje.
//Neen!" hernam Hortense, terwijl zij het
half in duisternis gehuld vertrek op en neder
ging, ,/neen, ik zwijg nietDuizenden
meisjes zijn op die manier getrouwd en
duizenden stellen zich daarmee ook tevreden
de meesten merken het ook eerst lang na
haar huwelijk, hoe vreeselijk onverschillig
ze eigenlijk altijd zijn geweest. Maar gij,
Lucie, gij hebt een veel te verheven opvatting
dan geheel van de maillijn aftrekken en
rechtstreeks richten op alle havens der we
reld waar vracht te halen of te brengen is.
Ze moet vrij in hare beweging zijn, en noch
aan tijd, noch aan afvaartplaats gebonden.
Ze moet kapiteins hebben van eene eigene
soort. Mannen, op alle markten thuis, die
een fijnen neus hebben om te ruiken waar
vracht zit, en buigzame vingers om er de
vracht vandaan te halen iets van wat eer
tijds zoo krachtig leefde in de gezagvoerders
op onze kleine barken. Eerst als die dee
ling van arbeid doorgevoerd en die geor
dende stand van zaken bereikt is, zal Neder
land sterk tegenover het buitenland staan
zal onze beurtvaart, krachtig door het Gou
vernement gesteund, eene macht in de ver
binding der havens kunnen worden, en zal
onze vrachtvaart vreemd geld kunnen ver
dienen om Nederland weer rijk te maken.
Aan eene correspondentie in de ,/N. Rott.
Crt.", over de heerscliende werkloosheid in
de hoofdstad van ons land, is het volgende
ontleend
Onrustbai'end vroeg zijn dit jaar te Am
sterdam de manifestaties der werkloozen be
gonnen. Hoewel nog niet op zoo groote
schaal als in den winter van 1887, houden
zij betoogingen langs de straten en grachten.
Die betoogingen dragen tot heden een vredig
karakter en worden blijkbaar alleen onder
nomen om de burgerij op de hoogte te houden
van den toestand. Zwijgend sjokken een
aantal, nu honderd, dan tweehonderd, mannen
een gedeelte der stad door, hetzij naar het
stadhuis om een adres in te dienen, of naar
voorname werkgevers om nog eens zeker
heid te erlangen, dat er voor niemand kans
op plaatsing is.
Wij zijn pas in October, hoe zal de
toestand zijn in December, Januari, als de
van het leven. Gij houdt het nooit uit, in
dat kleine huis te zitten, al die huishoude
lijke bestieringen op je te nemen, een half
dozijn kinderen groot te brengen, alle zorgen,
ziekten en ellenden, die het onbarmhartig
noodlot ons, vrouwen, op de schouders legt
dat alles te verdragen ter wille van een
man, dien ge niet lief hebt!"
Lucie zweeg. Zij hield de hand voor de
oogen, ze steunde als iemand, die zware
lichaamspijnen ondergaat, en in haar bin
nenste klonk een stem, die alles beaamde.
Ze kon niet met hem samenleven, zoo koel
en zonder innige overeenstemming.
Hortense liep nog altijd heen ep weder.
Nu kwam zij naderbij en knielde J. het
meisje neer.
z/Heb ik je verdriet gedaan? Vergeef mij
dan! Ach, ik ken ongelukkig de menschelijke
zwakheden maar al te goed!"
Een paar groote droppels biggelden Lucie
over de wangen.
z/Lucie, schrei niet, ik houd zooveel van
je. Gij zijt de eenige, die ik op de heele
wereld liefheb; als gij komt, heb ik een ge
voel alsof de zon in mijn hart begint te
schijnen. En als eerlijk menscli, als mensch
van ondervinding, moest ik immers ronduit
met je spreken. Zie, ge kwaamt hier met
een frissche kleur op de wangen, en bekijk
je nu eens in den spiegelGe hebt een trek
om den mond gekregen, alsof ge in dien
korten tijd jaren verouderd zijt."
„Ik voel mij zoo onbeschrijfelijk onge
lukkig bij zijne moeder," fluisterde het meisje
eindelijk; „van het eerste oogenblik af heeft
ze iets tegen mij gehad; maar dat zal mis
schien wel beter worden, als ik
Hortense stond op en zag medelijdend op
haar neer, zonder iets te zeggen.
z/Neen, Hortense, neen!" riep Lucie. //Eisch
dat niet. Dat mag ik niet doen!"
z/Maar, kindlief, ik wil je ook niet met
geweld scheidenZe hurkte weer naast haar
neer. „Laat ik je alleen nog dit ééne zeg
gen: Wat ge ook moogt besluiten, in alle
omstandigheden van je leven, in eiken nood
kunt ge op mij rekenen. Waar ik ben, is
ook een plaats voor u. Vergeet dat niet!"
Hiermede stond zij op, haalde de gordijn
van het achterste venster op en ging stil
zitten met een boek in de hand, het meisje
aan hare eigen gedachten overlatende.
//Apropos", hervatte zij na een poos, //hoe
is 't met onze reis? Grootpapa vond dat idéé
vorst de metselaars, de grondwerkers, die nu
nog werk hebben, verplicht den arbeid te
staken
Ik heb een paar maal de samenkomsten
der werkloozen in het Volkspark bijgewoond,
en de indruk, dien ik van de aldaar ver
zamelde menigte ontving, wasdatdemenschen
zich niet minder voordoen dan zij zijn.
Al schijnen de bijeenkomsten in
liet Volkspark voorloopig opgegeven, het
kan niet missen of straks, als de nood drin
gender zal zijn geworden, zullen de betoo
gingen worden hervat. Wenscht Amsterdam
ze even onvoorbereid af te wachten als ver
leden jaar Er is iets zeer droevigs in den
aanblik dier langs grachten en straten slen
terende menigte, die zwijgend hare armoede
tentoonstelt. Men kan ze niet voorbij zich
heen zien trekken, zonder pijnlijk te worden
Zeker is het, dat er werknood be
staat. Dit kan trouwens niet anders. Toen
vóór 15, 20 jaar de grenzen der stad werden
uitgezet en de nieuwe stadskwartieren ver
rezen, vonden vele handen werk. Honderden,
duizenden werkliedengezinnen en gezellen
trokken van buiten naar de hoofdstad en
vonden er gereedelijk plaatsing. Maar na
de actie kwam de reactie. Naarmate de
nieuw aangelegde wijken hare voltooiing
naderden, verminderde de behoefte aan werk
kracht. De werklieden, die eenmaal naar
hier verhuisd waren, bleven hangen, en le
verden liet eerste contingent voor het steeds
wassend leger werkloozen. Daarbij moet nog
rekening worden gehouden met de slapheid
op bijna elk gebied van handel en scheep
vaart, tengevolge waarvan ook voor sjouwer
lieden, losse werklui aan kaden, enz., het
uitzicht op geregelden arbeid met den dag
verminderde.
alleraardigst."
,/Ik 't is mij niet mogelijk, Hor
tense."
„Dan blijven we thuis," was het kalm en
welwillend antwoord.
//Neen, niet om mijGa gij als 't u be
lieft op reis, als ge wilt!"
„Zonder u is het voor mij geen genot!"
Nu was het Lucie, die opsprong en op
Hortense toesnelde. „Als ik u toch niet
had!" snikte zij hartstochtelijk. „Als gij er
eens niet waart verlaat g ij mij toch
niet!"
De rest van den namiddag zat zij naast
Hortense. Deze las voor; maar als zij op
zag, keerden Lucie's oogen uit den eenenof
anderen hoek terug, waarnaar zij strak en
wezenloos hadden zitten staren.
„Maar, Lucie
„Ik luister wel, Hortense," zeide zij, de
jonge vrouw glimlachend bij de hand ne
mende. „Lees maar voort!" Midden in
een zin sprong zij op. „Adieu, ik moet
weg!"
„Waarheen?"
„Naar het nieuwe huis Goedendag!"
Ze wierp een angstigen blik op de zwarte
marmeren pendule en zette met bevende
handen haar hoed op.
„Lieve hemel, ik had het bijna vergeten
Hij wacht
Hortense zag haar bedaard aan. „Maar,
kind, wat zou het dan nog zijn, als hij al
een paar minuten wachtte?"
Lucie snelde echter al de trap af, en toen
Hortense in haar kamer terugkwam, ver
dween het lichte, eenvoudige zomerjaponnetje
van het meisje juist onder het donker ver
wulf van de poort.
Dokter Arend had zich intusschen op den
afgesproken tijd naar zijn nieuw eigendom
begeven. Het lag in het midden van de
stad, achter een tamelijk hoogen muur, die
zich in plaats van het huis zelf, langs de
straat uitstrekte, en was door een kleinen
tuin omringd, die hier als een oasetusschen
de huizen en straten groeide en bloeide.
Een oud inwoner, een man van het behoud,
had ook toen er met de spoorbaan een kort
stondige bouwperiode voor de kleine stad
aanbrak, ondanks den hoogen prijs, die voor
bouwterrein werd besteed, niet kunnen be
sluiten zijn tuin te verkoopen. Nu was hij
onlangs gestorven. De bouwlust had hier
Dezer dagen werd uit Assen aan de
„Haarl. Crt." gemeld, dat de kerkeraad en
het college van kerkvoogden der Herv. ge
meente aldaar niet langer het inleveren van
een kerkelijke attestatie als vereisclite stelde
voor de stemgerechtigdheid. De „Kerkel. Crt."
schreef naar aanleiding daarvan
„Het is te hopen, dat het blad, hetwelk
in den regel goed is ingelicht, in dezen op
een dwaalspoor werd geleid. Van het col
lege van kerkvoogden zwijgen weAssen
heeft misschien „vrij beheer", en onder „vrij
beheer" gebeuren soms rare dingen. Maar
tegen de bovengemelde resolutie van den
kerkeraad: het laten „vervallen" als ver
eisclite voor stemgerechtigdheid het ingeleverd
hebben eener kerkelijke attestatie, moet ieder
bezwaar hebben die vrijheid liefheeft en een
voorstander is van rechtszekerheid. Waar
toch moet het heen als een kerkeraad de
duidelijke voorschriften van een reglement
op zijde mag zetten en, zooals in dit geval,
waar als algemeen geldend het beginsel is
vastgesteld, dat „inanslidmaten" die van elders
komen, alléén „stemgerechtigden" zijn, wan
neer ze „op ingediende attestatie of bewijs
van lidmaatschap" als lidmaten der gemeente
„erkend" zijn, zeggen kan„Ik stoor mij er
niet aan en erken allen van wie bekend is
dat zij hier of elders lidmaat zijn geworden?"
Straks laat een andere kerkeraad het ver
eisclite „vervallen" dat iemand lidmaat moet
zijn! Een derde maakt de instemming met
den geloofsvorm van den H. Athanasius en
een vierde de onderteekening van een evan
gelisch of modern gekleurde confessie tot
voorwaarde van de stemgerechtigdheid."
Naar aanleiding dezer critiek meldt de
berichtgever van de „Haarl Crt." nader, dat
hij de juistheid van zijn bericht kan hand
haven. Tot den maatregel is besloten èn
even schielijk getaand als op andere en groo-
tere plaatsen, en zoo was het dokter Arend
niet al te moeilijk gevallen om het kleine
erf te koopen.
In den muur was een laag poortje ver
dwenen en vervangen door een sierlijk ijze
ren hek, dat een blik op huis en tuin ver
gunde. Hij bleef even staan en keek er
doorheen, alsof hij een vreemdeling was.
Puin en steenen, kalk en leem lagen na het
verbouwen nog in het rond verspreid; maar
de muren van de kleine woning kwamen
net en helder uit het lommer te voorschijn,
en de vensters glinsterden hem gezellig
tegen. Langzaam opende hij het hek en
ging het middelpad op, overal rondkijkende,
alsof hij iets zocht en zich op iets ver
heugde.
De voordeur was gesloten. Steeds om
kijkende, kreeg hij den sleutel uit zijn zak
en trad binnen; zijn voetstappen weergalm
den in de leege gang. En opnieuw bleef
hij peinzend staan, maar op eens verspreidde
zich een blijde glimlach over zijn gelaat:
daar ginds door de open deur viel zijn oog
op een witten keukenschoorsteen, waarboven
de oude, bekende spreuk„Een eigen haard
is goud waard" hem in Gothische letters
tegenblonk. Hij kwam naderbij, stak zijn
hoofd door de deur en keek inderdaad met
de grootste belangstelling in het keukentje
rond. Yan hier begaf hij zich naar een vrij
groote kamer daarnevens; dit moest de eet
kamer worden. Een groote ronde tafel zou
in het midden komen. Twee kleinere ver
trekken had hij voor zijn eigen gebruik,
voor spreek-en studeerkamer bestemd. Weder
om bleef hij staan en keek door het hoek
venster naar de zandsteenen stoep voor de
huisdeur. Zoo'n eigen huis heeft iets van
een levend wezen. „Wij beliooren nu bij
elkaar, wij beleven nu tezamen wat de toe
komst ons brengen zal," zegt het. En Alfred's
gedachten vlogen ook vooruit, de toekomst
in„Zal het geluk hier met ons zijn intrek
nemen? Zal de tevredenheid hier bij ons
wonen? De tevredenheid en die hoogste gave
Gods de vrede?"
Hij was op dat moment recht gemoedelijk
gestemd. Onder de hoornen daar ginds zag
hij in gedachten een lieve, blonde vrouw,
gezonde frissche kinderen, een tafereel van
stil, huiselijk geluk. Eensklaps wreef hij zich
de oogen uit; daar stond^ze zoo waar in haar
lichte zomerjapon, de oogen op de huisdeur