HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. M 132. Vrijdag 2 November. Jaargang 46. Bekendmaking. Bekendmaking. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70 franco per post 0.90 Uitgever A. A. BAKJUEK Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 40 cents, elke regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant. De Burgemeester der gemeente Helder brengt ter kennisse, dat door den Heer H. BITTER Sr., Geneesheer en Verloskundige alhier, zitting zal worden gehouden Sas «Ic Boiitvzaal naast liet Algemeen Wees huis, tot kostclooze inësiting en her- inënting met pokstof, op Maandag den vijfden November e. k., des namiddags ten één uur en volgende weken. Het medenemen van Geboortebewijzen van kinderen wordt zeer wenschelijk geacht. Helder, 31 October 1888. De Burgemeester voornoemd, C. A. BEUKENKAMP. De Burgemeester der gemeente Helder maakt bij deze aan de daarbij belangheb benden bekend, dat de patenten van bet l?te kwartaalskohier, dienst 1888/1889, aan de Secretarie der gemeente te bekomen zijn van Maandag 5 November tot en met Dinsdag 13 November 1888, van des morgens 9 tot des namiddags 3 uren, den invallenden Zondag uitgezonderd. Patenten, die niet worden afgehaald, worden, overeenkomstig de Wet, tegen betaling van 10 cents, door den Deurwaarder bezorgd. Helder, 1 November 1888. De Burgemeester voornoemd, BEUKENKAMP. Binnenland. Bij eenen terugblik op bet bestuur van den afgetreden Gouverneur-generaal van Neder 1.-Indië, den heer Otto Van Rees, zegt 14> Horteuse en Lucie. Naar bet Duitsch van W. Heimburg. Gehoorzaam ging zij de tamelijk breede houten trap op en trad een geheel leege kamer binnen, aan de achterzijde van het huis gelegen. Hier heerschte een bijna ge heimzinnig schemerlicht door de booge boomen voor de vensters, onder welker takken men over een smal grasperk heen bet uitzicht had op de kleine, zacht kabbelende rivier, die bier den tuin begrensde en zicli verder door de stad kronkelde. Zij had een gevoel, alsof ze in dat kleine, lage vertrek zou stikken en zocht tevergeefs naar woorden. „Een goede kamer, niet waar?" vroeg bij. „Ja?" zeide zij, lialf binnensmonds. Hij was baar op zijde getreden en toen bij haar zoo zag staan, het hoofd van hem afgewend, de kleine bevende hand om den knop van het raam geslagen, toen werd zijn hartstocht hem, den anders altijd zoo kalrnen man, eensklaps te machtig, in die stille, rustige omgeving, waar elke hoek binnenshuis, elk blad daarbuiten van een zalige toekomst sprak. Hij sloeg de armen om bet meisje heen en kuste liaar zoo innig en teeder op den mond als nog nooit te voren. Verstoord stiet zij hem van zich af. „Luciezeide bij verwijtend, terwijl hij zich tot baar overboog en haar in het gelaat zag. Hij ontstelde, zoo doodsbleek als zij hem aanstaarde. „Wat scheelt je? Zijt ge ziek „Neen!" „Dan zijt ge innerlijk ongesteld. Waarom stort gij je hart niet eens uit, Lucie? Wat hebt ge? Zeg het mij! In de laatste veer tien dagen zijt ge vreeselijk veranderd," ging bij voort. „ïk heb je in al dien tijd nooit meer booren lachen Voelt gij je ongelukkig Ze zag hem voorbij en schudde ontken nend het hoofd, 't Was doodelijk eenzaam om haar heen en in haar hart. ,,'t Zal het beste zijn," hernam hij, „dat we ons nestje maar zoo schielijk mogelijk in orde maken. Dan komt ge bij mij en kan ik Een donkere blos steeg baar naar liet aan gezicht. „O neen, neen!" stamelde zij. Verrast zag hij op. „Wat wilt ge met dat „Neen!" zeggen?" de „Javabode" in een hoofdartikel het vol gende Als ambtenaar had bij zich den bijnaam verworven van Koning; als Onderkoning was hij de opperste der ambtenaren, die zijne ondergeschikten onmiddellijk terugbracht on der de tucht, waaraan zij door zijn voorgan ger 's Jacob geheel waren ontwend, die de meesten hunner persoonlijk min of meer kende, die op de hoogte was van hunne wenschen en behoeften, die daardoor bijzon dere aandacht wijdde aan benoemingen en personeele zaken. Als autocratisch stond bij bekend en streng, tevens als iemand, die niet afkeerig was van gunstbetoon en nepo tisme, en zonder twijfel heeft bij ook als Gouverneur-generaal zicli als zoodanig doen kennenmaar al ging er bij zijne benoeming eene rilling door de ambtenaarswereld en al bad zijne krachtige hand spoedig de meesten tot hunnen plicht gebracht, tocli is van hem geen algemeene zuivering uitgegaan; hij heeft velen bevoorrecht ten koste van anderen: den geheelen Staatsdienst hervormd heeft hij niet. Is zijn goede wil misschien ook in dit opzicht afgestuit op den tegenstand van den heer Sprenger van Eijk, en behoort een voorstel van deze strekking tot het kleine dertigtal, dat op de bureau's te 's Hage rustig is neergelegd, en dat, ware het alge meen bekend, een anderen dunk van den heer Van Rees zou geven dan nu de meesten hebben? Want te ontkennen valt het niet, dat wel degenen, die dadelijk en veel met liem in aanraking kwamen, in hem goede trouw en ernstige zorg voor 's lands belan gen opmerkten, maar dat liij zich hij de groote menigte meer om zijne uitstekende bekwaamheden dan om zijne schitterende daden eenen naam heeft gemaakt. Toch is dat oordeel waarschijnlijk onbillijk, en wan- Zij drukte de lippen opeen en haalde zwaar adem-; maar daar lag eensklaps iets vastberadens in haar blik. „Wat bedoelt ge met dat „Neen?" vroeg hij nog eens. „Verheugt gij je niet meer op ons samenwonen r Zelfs een onergdenkender man dan hij had dien gloeienden blos niet aan meisjesachtige bedeesdheid kunnen toeschrijven. „Antwoord!" riep hij heftig. „Wat betee- kent dat „neen" Hebt ge berouw van je wom'd?" Eén oogenblik kreeg ze een inwendigen schok; tóen boog zij zwijgend het hoofd. Er volgde een lange, pijnlijke pauze. Een verdwaalde kapel fladderde tegen de ruiten in het benauwde vertrek hoorde men niets, dan het zachte gegons van de vleugels en het stooten van het dier tegen zijn door- scliijnende gevangenis. „Ge hebt je dus vergist? Ge wilt dus je vrijheid terughebbeu hernam hij eindelijk op gesmoorden toon, terwijl hij de hand zwaar op de vensterbank liet rusten, alsof hij behoefte gevoelde aan een steun. „Ja, ik heb mij vergist!" zeide zij zacht. Wederom een lange pauze. „Dan ja danmompelde hij gedrukt. „En wat dan nu?" „Ik weet het niet." „Maar waarom? Waarom eigenlijk?" riep hij op eens luid en bedroefd. En toen zij niets antwoordde, vroeg hij wederom„Om dat ge mij niet lief hebt?" „Ja! Niet zooals als en gij mij ook niet!" „Ik u niet, Lucie? Ik u niet?" „Neen!" hield zij eigenzinnig vol. „Ge hebt immers gewild, dat we elkaar zouden leeren kennen. Dat is goed geweest „Ja! Goed!" herhaalde hij werktuigelijk. Zij sloeg de oogen neer, ze wilde hem niet aanzien; er moest een eind aan komen, ten koste van eiken prijs. Hij bleef een geruime poos onbeweeglijk staan; eindelijk keerde hij zich om, ging naar het naaste venster en bevrijdde de kapel. En toen zeide hij bijna ruw: „Kom!" Zij gingen de trap af en het huis uit. Met vaste hand draaide hij den sleutel om. „En wat nu?" vroeg hij nog eens. „Ik ga naar Hortense en zal aan mijne zuster schrijven." „Naar mevrouw van Leeuwen?" Zij had gedurende de laatste minuten neer eenmaal eene betrouwbare geschiedenis van zijn beheer kan worden geschreven, zal bijna zeker de heer Van Rees onder de land voogden van Indië geen slecht figuur maken. Door den afstand zullen dan zoovele hande lingen, die persoonlijke antipathie hebben opgewekt en hem de achting van velen heb ben doen verbeuren, hare afmetingen ver liezen, en zal alleen overblijven het beeld van een Gouverneur-generaal, die in moeie- lijke tijden Indië voor erger heeft weten te behoeden. En zelfs zij, die de voorteekenen meenen te zien eener ontbinding van ons koloniaal bezit, zullen moeten toegeven, dat die ontbinding door den heer Van Rees wel is tegengehouden maar niet verhaastniet zoo zeer door hetgeen aan zijn persoonlijk initi atief is te danken, als door de krachtige wijze waarop hij het bestuur voerde. Volgens een gerucht, dat het „Hld." ter oore komt, zou de Regeering aan de Staten-Generaal weldra het voorstel doen, Atjeh te ontruimen en enkel eene bezetting te houden voor den vuurtoren op Poeloe Bras. Van de hand des heeren Jhr. J. H. P. Von Schmidt auf Altenstadt, gepensioneerd kapitein ter zee, is dezer dagen in 't licht verschenen eene brochure onder den titel: „Marine- en Koloniale aangelegenheden". Dit geschrift verdient in handen te komen inzonderheid van allen, die met de zeemacht en met onze Koloniën in Oost-Indië bekend zijn. Vooral ook met het oog op een eventu eel en oorlogstoestand beveelt de schrijver eene belangrijke uitbreiding aan van het materiëel onzer Marine, opdat de rijkdom van onze bezittingen, met welker ongestoord bezit het aanzien, de toekomst van Neder land, de welvaart van het Nederlandsche volk zoozeer samenhangen, voor ons vader land behouden blijve. De voorgestelde uit- ijverig en haastig aan haar verlovingsring gedraaid. „Ook dat nog!" zeide hij. „Geef maar hier!" De beide ringen werden door twee bevende handen verruild de laatste vluchtige aanraking. „Vergeef mijstamelde zij met strak, bleek gelaat. Hij antwoordde niet. Zóó stapten zij nevens elkander naar den uitgang; liet tuinhek viel achter hen dicht, en op dit zelfde oogenblik scheurde de wolken, die de ondergaande zon verduisterden, en werden huis en boomen met een tooverachtig rozerood licht overtogen, zoodat liet er uitzag, alsof een van de oude sprookjes werkelijkheid was geworden. Zij zagen het beiden. Daar stonden ze, als door den engel uit liet paradijs verdreven. Misschien als zij op dit moment nog ééns de oogen naar hem had opgeslagenMaar ze keerde zicli, schielijk om. Zonder één woord verder te spreken, ging zij rechts, hij links. Zij met wankelende, onzekere schreden, die slechts langzamerhand vaster werdenhij met fier opgeheven hoofd. Lucie haalde verruimd adem, toen zij be neden aan de trap in het huis van mijnheer van Meerfeldt stond, waar de oude knecht haar mededeelde: „Mevrouw is bij den baron en zit met hem te schaken, omdat Mademoiselle hoofdpijn lieeft." Lucie verbood hen te storen en zeide dat zij boven wilde wachten. En nu zat zij daar in de toenemende duisternis alleen in een van de groote fauteuils, het kloppende hoofd tegen de leuning gedrukt, terwijl een wilde reeks van kwellende gedachten zich in hare arme hersens verdrong. Wat had zij gedaan? Was zij krankzinnig geweest? Waren hij en zij voor altijd ge scheiden? Ze drukte de hand tegen het liart; 't was alsof het ophield met kloppen. fGoed heb ik gedaan! Goed!" Nu overviel haar een onweerstaanbaar ver langen naar Hortense, om liaar te zeggen: „Help mij! Ik ben zonder steun, zonder beschermingZe stond op en zette zich aan de schrijftafel. Een boek vloeipapier lag hier opgeslagen met een onbeschreven blad. Zij doopte de pen in de inkt en krab belde haastig: //Lieve George, Neem mij voorloopig weêr bij u in liuis ik kan Arend's vrouw niet worden. Alles mondeling nader. Veroordeelt mij niet, zonder breiding zou, naar schrijvers begrooting, een uitgaaf van ruim 26 millioen gulden kosten. Aan 't slot der brochure behandelt de schrijver, in verband met zijn onderwerp, de uitbreiding en versterking van het Neder- landsch-Indiscli leger, waaraan z. i. mede groote behoefte bestaat. Op het verzoek van het Hoofdbestuur der Maatschappij van Landbouw in Limburg, om eene som van tien a vijftien duizend gulden te zijner beschikking te stellen, ten einde te worden aangewend tot tegemoet koming en opbeuring van den kwijnenden landbouw in die provincie, heeft de Minister van Waterstaat enz. eene afwijzende beschik king genomen. Het Hoofdbestuur zal nu aan de Tweede Kamer een adres zenden, om een daartoe strekkenden post alsnog op de hegrooting te brengen. De polemiek over het vertrek van dr. Mezger uit Amsterdam staat heropend te worden door een artikel, in 't „N. v. d. D." voorkomende. Daarin wordt in de eerste plaats gezegd, dat de mededeeling in liet „Hld.", die tot zooveel drukte in de Am- sterdamsche pers den stoot gaf, opgenomen is in lijnrechten strijd met liet verzoek van dr. Mezger zelf. 't Wordt voorts wel is waar erkend, dat dr. M. zich gegriefd achtte over de weinige aandacht, welke men aan zijn woorden wijdde, maar dat geldt minder nog het bestuur der gemeente, dan wel het feit, dat zij, die eerst alle pogingen aan wendden om hem tot blijven te bewegen en hem sommen gelds aanboden, die hij weigerde, niets deden ter vervulling van zijn wensch om betere toestanden in het leven te roepen. Toen werd zijn ziel met bitterheid vervuld en hij nam de hernieuwde opdracht van het Senatorium te Wiesbaden aan. Daar deze voorstelling niet veel verschilt dat ge mij gesproken lieht. Uwe schoonzuster Lucie." Zij las deze regels verscheidene malen over; en daarop staarde ze vóór zich en bedacht hoe het zijn zou, als die brief in de woning van den opperhoutvester aankwam. Alles zou daardoor in opschudding geraken Ze zag haar zwager aan het ontbijt zitten; de post was juist aangekomen. „Daar is ook weêr een woordje van Lucie!" hoorde zij hem zeggen. //Wat duivel, nog wel aan m ij Ze zag den ader op zijn voorhoofd tusschen de borstelige wenkbrauwen van toorn op zwellen en hoorde den slag, dien hij met zijn vuist op de tafel gaf; ze zag hoe hij haar bleeke zuster den brief toewierp. ,/Daar hebben wij het gegooi in de glazen! Ik zal dat domme kind zien komen! Ze heeft waar achtig haar verstand verloren!" En Mathilde zou weenen, terwijl hij schold, zonder een woord te zeggen. Ze meende de droppels te kunnen tellen, die langs de bleeke wangen rolden. Ze kende zulke tooneelen; zij had ze dikwijls, wel honderdmaal mede beleefd en toch, toch duizendmaal liever dkt, dan die koude, kwaadaardige glimlach van zijne moeder, dan zijn eigen bedaarde, vaderachtige manier van zijn Nu was het bijna geheel donker en nog altijd zat zij alleen. Ze kon het bijna niet langer uithouden. Eindelijk werd de deur geopend. //Hortense riep het meisje, op de slanke gedaante toesnellende. z/Zijt gij hier?" vroeg de jonge vrouw verwonderd; en toen ze haar van het hoofd tot de voeten voelde beven, liet ze er schielijk op volgen: //Wat hebt ge, kind?" „Mag ik bij je blijven vandaag ik lieb hem gezegd dat dat ik niet van hem lioud." Hortense sloeg de armen nog vaster om hare vriendin. „Daar hebt ge wèl aan gedaan Blijf hij mij „Nu ten minste maar voorloopig maar, Hortense „Neen, altijd! Voor goed!" „Hier? Maar dat's onmogelijk! Ach, Hor tense, ik kan niet geregeld denken „Hier blijven nu? Neen, Lucie! Nu gaan we op reis. Wacht, ik zal licht maken, 't Is hier veel te donker." Toen de vlam opflikkerde, bemerkte Hor tense eerst, hoe bleek en ontsteld Lucie er uitzag. „Arm meisje!" zeide zij, „hebt gij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1