HËLDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. M 134.
Woensdag 7 November.
Jaargang 46.
Uitgever A. A. BAKKER Gz.
Bekendmaking.
16> Horteuse eu Lucie.
„Wij huldigen
liet goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.70
franco per post 0.90
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tien Van 14 regels 40 cents, elke regel meer
10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager
Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant.
Gemeente Helder.
Uitkomsten der beproeving van het gas voor
de straatverlichting in de maand
October lö88.
t)
s
u
-ö O
Is
Lichtsterkte in kaarsen
13
14.6
Zwavelgehaltc per 100 kub.
voet gas in greinen
30
7.4
mag niet
niet
Zwavelwaterstof
aanwezig
aanwezig
zijn
Ammoniagelialte per 100 kub.
5.7
voet gas in greinen
6
Druk in millimeter op den
watermanometer.
Van zonsondergang tot midder
nacht
25
40 tot 25
Van middernacht tot zons
opgang
18
25 tot 20
Gedurende den ovcrigeu tijd
des daags
15
20 tot 22i
Het Gemeentebestuur van den Helder
brengt ter kennis van de daarbij belangheb
bende ingezetenen, dat op V r ij d a g den
30 November 1888, des namiddags tusschen
1 en 3 ure, aan het Raadhuis der gemeente
eene vergadering van kiesgerechtigden zal
worden gehouden, om de plaatsen aan te
vullen van de drie leden der alhier gevestigde
Kamer van Koophandel en Fabrieken, die
met het einde van dit jaar aan de beurt van
aftreding zijn.
De lijst der kiezers is op de gewone
kantooruren ter Secretarie der gemeente ter
inzage nedergelegd.
Bezwaren tegen die lijst kunnen bij het
Gemeentebestuur worden ingeleverd.
Van deze vergadering worden geene afzon
derlijke kennisgevingen verzonden.
Naar het Duitsch van W. Heimburg.
Lucie wist niets anders te zeggen, dan
dat ze naar rust verlangdenaar rust en
ook om hare zuster eens weer te zien. En
daarbij waren de tranen haar op eens in de
oogen geschoten.
Hortense was hierover eerst bedroefd en
toen boos geworden. Alsof het over twee
maanden nog niet vroeg genoeg was naar
Bornrode te gaan, dat ze op de terugreis
immers met een kleinen omweg gemakkelijk
konden bereiken!
„Maar als ik nu zoo vreeselijk verlang?'
had het meisje geantwoord.
„Zoo vreeselijk verlang!" Hortense had
de schouders opgehaald en zich omgekeerd.
En zoo waren zij van elkander gegaan, voor
de eerste maal, zoolang zij bijeen waren,
zonder elkander goedennacht te wenschen.
Nu wist Lucie, dat Hortense bij het aan
breken van den morgen al aan haar bed was
geweest en dien ruiker had gebracht. Zij
voelde zich min of meer beschaamd en nam
zich voor, aanstonds naar haar toe te gaan
om haar te bedanken. Juist toen zij wilde
opstaan, werd de deur zacht geopend en
kwam Hortense in een wit negligé binnen.
Ze trad op het bed toe, knielde daarvoor
neer en kuste Lucie, zooals eene moeder
haar kind op den verjaardag kust.
„Ik dank je voor alles!" zeide zij eenvoudig.
„En ik u, Hortense!"
„Stil toch! Wat beteekent dat, in verge
lijking van uwe liefde en goedheid! Dat ik
de menschen weer eenigszins vertrouw, dat
het leven mij niet meer tegenstaat, heb ik
aan u, alleen aan u te danken."
Lucie hield haar de hand voor den mond.
„Zwijg toch, Hortense!" zeide zij geroerd.
„En nu wil ik ook een zoineroptrekje
(huren, zooals gij wenscht. Ik heb het rijtuig
al besteld; na het diner gaan wij er op uit.
Gij moet het zelve uitzoeken, en als het je
te Dresden bevalt, keeren wij ook dezen
winter daarheen terug."
„Dat hangt van u af, Hortense."
„We zullen ons daar recht gezellig in
richten," babbelde de jonge vrouw voort,
terwijl zij op den rand van het bed ging
zitten.
Voorts wordt in herinnering gebracht, dat
men om kiizer te zijn:
1\ Nederlander, meerderjarig, ingezeten
der gemeente en in het volle genot der
burgerlijke en burgerschapsrechten moet zijn.
2°. Ter zake van een bedrijf van handel
of fabriekswezen in het patentrecht moet zijn
aangeslagen tot een bedrag van minstens
zeven gulden.
Helder, 18 October 1888.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
BEUKENKAMP, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
Volgens de jongste algemeene berichten
van Het Loo, zou de toestand van Z. M.
den Koning steeds geruststellender worden
en de vrees voor oogenblikkelijk gevaar niet
meer aanwezig zijn. Heden wordt dr. Vink-
hu.yzen uit de residentie bij den hoogen
zieke verwacht. De hofarts op Het Loo, dr.
Van Vlaanderen, bezoekt dagelijks herhaalde
malen Z. M. De bevredigende aard van
den toestand zou hieruit blijken, dat H. M.
de Koningin Zaturdagnamiddag tegen 5 ure
met eene hofdame een rijtoer in open rijtuig
heeft gemaakt.
Het bulletin ten Paleize van gisteren luidt:
Aangezien de keelaandoening, waaraan Z.
M. lijdende is geweest, gelukkig als geweken
kan worden beschouwd, worden er geen
verdere berichten verwacht.
Naar men uit Batavia meldt, moet
Minister Keuchenius eene missive tot den
Indischen leger-commandant hebben gericht,
om hem uit te noodigen tot het nemen van
maatregelen tegen de buiten-huwelijksche
samenwoning van mannen en vrouwen in de
kazerne.
Onder den titelLandbomofeesten, lezen
wij in het „Zbld." van het „N. v. d. D."
In de dagen, toen de boer nog was: „een
Lucie knikte toestemmend. „Dan pakken
we al de fraaie zaken uit, die gij in Italië
gekocht hebt, en versieren de kamers daar
mede."
Hortense stond op.
„En om ze nog mooier te maken," hernam
zij, „zal ik den helderen dag en het goede
licht van ochtend gebruiken, om wat aan
mijn stuk te gaan schilderen. Komt gij mij
op het Museum afhalen?"
„Ja, evenals altijd zal ik tegen één uur
voor de Sixtijnsclie Madonna staan!" riep
het meisje de jonge vrouw achterna, die
juist achter de deur verdween.
Schielijk kleedde zij zich aan; ze had on
verantwoordelijk lang geslapen! Toen ze
het salon binnentrad, vond ze bij haar bord
een zwarten lederen etui staan met haar
monogram in goud daarop afgedrukt, en toen
ze die opende, blonk haar een ring tegen
met een prachtigen saffier in het midden.
En nu ze hem verrast wat meer van nabij
bekeek, ontdekte zij dat de datum er binnenin
was gegraveerd.
Ze legde den ring in de doos, nam hem
weer op en schoof hem eindelijk aan den
vierden vinger van hare linkerhand. Nu ging
ze zitten en beschouwde het fonkelende
kleinood. Plotseling schoot haa'r te binnen,
dat daar nu een jaar geleden nog een een
voudig gouden ringetje had gezeten, en op
eens schudde zij ontkennend het hoofd, alsof
zij iemand met kracht en klem wilde tegen
spreken. „Neen," mompelde zij, „hij hield
niet van mij 't is goed zooals 't is!"
Zij ontbeet langzaam en zette zich daarop
aan de schrijftafel. Ze wilde een paar woor
den aan Mathilde zenden; sedert weken had
zij niets van haar gehoord. Toen zij een
pagina had volgeschreven, begon de breede
gouden ring haar te knellen; ze trachtte
hem van den vinger te schuiven, maar 't
was haast niet mogelijk, eu toen 't haar
eindelijk gelukte, had ze allen lust tot schrij
ven verloren. Ze zette haar hoed op en be
gaf zich langs een omweg naar het Museum.
Een poos stond zij achter Hortense's ezel,
die een kleine schilderij van een der Hol-
landsche meesters kopiëerde, en volgde haar
penseel; en toen er eens niemand in het
kamertje was, gaf zij de jonge vrouw een
kus en bedankte haar voor het kostbaar ge-
koning wiens rijk het veld is" toen men
nog reden had te zeggen„niets gaat het
genoegen van den landman te boven"
had de boerenstand zijne lente-, oogst- en
herfst-feesten. Men had zijne Paaschvuren,
Mei-feesten, zijn Pinksterzingen, en daarna
vierde men zijne oogst- en dorschfeesten;
de dankdagen St. Pieter en St. Steven waren
mede de heilige dagen van den landbouw,
en het aloude midwinter (Kerstfeest) sloot
de rij der ceremoniën en gebruikelijke feeste
lijkheden, welke alle, zij 't ook dat ze van
heidenschen oorsprong waren, getuigenis
gaven van den geest van eendracht en samen
werking welke in dien tijd eveneens in
andere maatschappelijke beroepen en bedrijven
gevonden werd. Men denke slechts aan de
gilden.
Hoe is dat alles veranderd! De dank- en
bededagen voor het gewas kent de huidige
boer nauwelijks meer bij name; hij heeft
zoowel het een als het ander verleerd.
Men zou kunnen vragenwaren die feesten,
die gebruiken, die dank- en bededagen vroeger
noodig om de boerderij te maken tot het
bedrijf, welks beoefening den mensch tevreden
en gelukkig, zegge tot een onafhankelijk
vrij man maakte?
Integendeel. Groote zorgen kende de boer
niet. Hij was heer en meester van zijn
landerijen, die hem te zijner tijd de vruchten
des velds opleverden; hij had raad en steun
van buren en vrienden; hij vond hulp bij
alle moeielijke werkzaamheden en verleende
die op zijn beurt aan anderen. Een boeren
gehucht vormde in zeker opzicht één groot
gezin. Men arbeidde gezamenlijk; wat was
natuurlijker, dan dat men ook gezamenlijk
at en dronk; dat men ook de beëindiging
van den zaai-, het begin van den oogst-tijd
en de laatste rit naar de schuur gezamenlijk
vierdeHet waren niet gemaakte, georgani
seerde feesten, maar zij waren uitvloeiselen
van den bestaanden toestand.
schenk.
„Laat eens kijken, liefje," zeide Hortense.
„Past hij?"
„Ik kon hem niet aanhouden, omdat hij
mij zoo knelde," antwoordde zij, terwijl ze
als om haar gezegde te staven, haar rooden
vinger liet zien.
„Dan zal ik hem laten veranderen," hernam
de jonge vrouw. En daar er juist weer een
schaar Engelsche dames binnentrad, wier
nieuwmodische tournures en reusachtige
hoeden meer plaats besloegen dan de schil
deres aangenaam kon wezen, blies Lucie den
aftocht en begaf zich naar de afgesproken plek.
In het kleine vertrek van de Sixtijnsclie
Madonna was het dien dag buitengewoon stil
en leeg; alleen een enkele heer zat op de
ronde, roodfluweelen sofa, in aandachtige
beschouwing verzonken. Zonder naar hem
om te zien, nam Lucie ook plaats en richtte
hare blikken op het beeld. Ze was zéér
veranderdHet eenvoudige meisje uit het
afgelegen houtvestershuis was onder Hortense's
invloed een dame van de groote wereld
gewordenhet gelaat onder den baretvormigen
strooien hoed was langer en smaller; het
frissche rood op de wangen had voor een
fijn blosje plaats gemaakt; de bruine oogen
schenen grooter, maar keken niet meer zoo
vragend en verwonderd de wereld in; ze
hadclen nu een uitdrukking van stil verlan
gen. Zij droeg een donker, eenvoudig, maar
keurig vervaardigd kostuum; handschoenen
en laarzen waren onberispelijk, en in de hand
hield zij een parasol met een ivoren stok,
die Hortense in een der bazars te Florence
voor haar had gekocht.
De heer nevens haar in grijs reiskostuum,
de lederen tasch aan een riem over den
schouder bevestigd, den strooien hoed in de
hand, wendde nu eerst het met een blonden
bakkebaard omgeven gelaat naar haar toe
en sprong verheugd op, roepende:
„Gij hier, juffrouw Wal ter? En daar zit
ik al een geheele poos naast u, zonder eenig
vermoeden daarvan te hebben! Schrijf dit
maar aan de Madonna toe en vergeef mij
mijne nonchalance!"
„Mijn hemelOok hier?" dacht zij.
Hij stond nog altijd vóór haar. „Wan
neer zijn de dames te Munchen gekomen?"
vroeg hij.
De boerenstand is vooruitgekomende
vorderingen op elk gebied zijn ook den boer
niet voorbijgegaan. Hij heeft ten huidigen
dage meer maatschappelijk aanzien, meer
staatkundige vrijheid dan zijne vaderen be
zeten hebben; de vruchten van wetenschap
en beschaving begint hij mede te plukken
van den boom der kennis, welks takken zich
meer en meer over de menscliheid uitstrek
ken: dientengevolge werkt hij met meer
overleg en met meer succès dan zijn vader
en grootvader; hij mag zich verheugen in
eene belangstelling van de zijde van het
publiek in zijn bedrijf, als zijn stand bijna
nooit genoten heeft, en toch, bij al deze
goede gaven durft hij zich nauwelijks be
kennen, dat er eens een tijd geweest is, toen
onze Poot recht had te zingen:
„Hoe genoeg'lijk rolt het leven
Des genisten landmans heen," enz.
„Zeven kinders en een wijf zijn z'ndaag-
lijksch tijdverdrijf" niet meer. Geen lente-,
zaai-, pinkster-, oogst- en winterfeesten, geen
bede- en dankdagen meer tenzij in enkele
streken van Drente, Overijsel en Brabant,
waar men met de oude zeden ook de oude
gebruiken in eere houdt.
Dat verdwijnen der poëzie van hetboeren-
leven is een teeken des tijds. Het getuigt
van eene beëindiging van het gemeenschaps
leven, van onderlinge hulp en van weder-
keerige welwillendheid.
En is het nu beter? Nu ook de boer op
zijn werken en streven toepast en door ve
lerlei omstandigheden moet toepassen„chacun
pour soi?" De aloude eenvoud, waar is
hij gebleven?
Men ziet hetde boom der kennis heeft
niet alles kunnen doen.
Toch hebben zijne vruchten veel goed ge
maakt, dat door de „ongunst der tijden" in
de laatste tien jaren dreigde te bederven.
Men heeft het stelsel van coöperatie in
„Wij zijn van plan veranderd en naar de
Italiaansche meeren gegaan. Sedert vier
weken zijn wij hier."
Hij lachte guitig en hief dreigend den
vinger op. „Dat noemt men in de militaire
wereld: den vijand, verschalkenMaar
onder al de vroolijkheid en vriendelijkheid
van die schitterende blauwe oogen, straalde
toch ook iets ernstigs door. „Wat ik wil,
krijg ik gedaan," meende Lucie daarin te
lezen. „Hoe lang denkt mevrouw van
Leeuwen hier te blijven?"
„Dat is geheel onbepaald," antwoordde
zij, opstaande, waarop zij zich met een
lichte buiging naar den uitgang wendde. In
de naaste zaal kwam Hortense haar opge
ruimd tegemoet; ze rolde juist haar linnen
boezelaar op.
„Kom aan," zeide zij, „ik verheug mij op
de wandeling."
Gearmd gingen zij de breede trappen af;
maar op eens voelde Lucie de hand der
jonge vrouw trillen en toen zij haar in het
gelaat zag, was het vaal geworden. Daar
naderde een rijzig man; hij droeg een bruin
elegant zomerkostuum, had donkere oogen
en haar en verried, ondanks zijn burger-
kleeding, in al zijne bewegingen den mili
tair. Op het breede portaal van de trap
ontmoetten zij elkanderLucie zag, hoe hij
met een diepe buiging ter zijde trad en hoe
een blos van verlegenheid hem naar het
aangezicht steeg. Hortense scheen zijn groet
niet op te merken en had het hoofd afge
wend. Beneden trad zij haastig de garde
robe binnen en wierp haar jacket over den
arm. „Kom!" zeide zij tot Lucie, terwijl
ze al voortgaande vruchteloos haar best deed,
om de handschoenen over haar bevende
vingers te trekken.
„Wat hebt ge, Hortense?" vroeg Lucie
bezorgd. „Wie was die heer?"
„Van Wilken," was het half gesmoorde
antwoord.
Lucie greep de jonge vrouw onwillekeurig
onder den arm. Zóó stapten zij het plein
over naar het hotel.
„Het rijtuig wacht, mevrouw!" sprak de
portier Hortense aan.
„Ik ga niet rijden," zeide zij. „Betaal
den koetsier maar en stuur hem dan heen
of wilt g ij soms gaan rijden, Lucie?"