De officier van gezondheid H. A. Gohen is te Soerabaja van het paard ge vallen en aan de gevolgen overleden. De luitenant der artillerie H. J. Van der Kooij aldaar, kreeg bij hot schijfschieten een kogel in zijn partes posteriores. De kogel is niet gevonden, maar de wond bleek niet gevaarlijk. Omtrent de koe „Pietertje II", uit Friesland herkomstig, welke ingezonden is geweest op de Internationale Tentoonstelling te Buffalo (Noord-Amerika), meldt o. a. het „Buffalo-Journal" Haar melkopbrengst grenst niet alleen aan het wonderbaarlijke,bijna aan het ongelooflijke. Die koe is de vermaarde „Pietertje II", geboren den 25 April 1877 te Boxum (pro vincie Friesland) op de hoeve van den heer T. IC. Cuperus. Zij gaf gedurende 365 achtereenvolgende dagen de enorme hoeveel heid van 30,318pounds 0.453 Kg.) melk, zijnde 4297 pound lioogermelkopbrengst dan immer door eenige koe is bereikt. Het blad bevat tevens een afbeeldsel van „Pietertje II", waarvan door den heer J. R. Planten, consul-generaal der Nederlanden te New-York, de gegraveerde plaat is toege zonden aan het Hoofdbestuur der Friesche Maatschappij van Landbouw. De korte jacht wordt in de provincie Friesland dit jaar gesloten den 1 Decembera. s., met zonsondergang. Volgens de „Leeuw. Crt." geschiedt dit nu reeds, wijl er dit jaar in het algemeen weinig wild in Friesland is, en in het bij zonder de patrijzenbroed als mislukt is te beschouwen. Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 18 dezer: //Gisterennacht brandde op de Schorgron- den in het Oostdeel dezer gemeente een ar beiderswoning af, bewoond door J. Van Twui- ver met vrouw en 4 kinderen. Het huis, gebouwd van hout en met riet gedekt, was spoedig een prooi der vlammen. De be woners konden alleen het lijf redden. Ver moedelijk is de brand ontstaan door het doorbranden van een houten, niet beslagen luik in de schoorsteen. Wanneer zal men in dit opzicht toch wat voorzichtiger worden en door het aanbrengen van ijzeren of ten minste met metaal beslagen luiken brandge vaar trachten te voorkomen! Op dezelfde Schorgronden werden onlangs door den landbouwer S., bezig met diep- ploegen, een vijftal doodkisten gevonden, evenveel geraamten bevattende. Voor ge- schiedvorschers is het wellicht eene interes sante bezigheid, om na te gaan in welken tijd deze lijken alhier kunnen zijn begraven. Ook in andere deelen van den polder worden van tijd tot tijd in den grond de bewijzen gevonden, dat deze plaats in vroeger eeuwen is bewoond geweest. Minder interessant, maar van meer zede lijke waarde voor deze gemeente, is de mede- deeling, dat de pogingen, die door eene com missie van ons Nutsdepartement zijn aange wend, om dit uit zijn kwijnenden toestand op te beuren, boven verwachting zijn ge slaagd. Met groote voldoening kunnen wij melden, dat 22 nieuwe leden tot heden zijn Als gij bij mij waart gebleven, zou 't stellig niet zoover gekomen zijn, kinddaaraan valt niets te veranderen Wanneer ver trekt de eerstvolgende trein van hier? Ik geloof te twaalf uur, niet waar? Maak je nu klaar en neem afscheid. Ge moet mee, daarop heb ik recht!" ,/Naar Hohenberg?" x/Niet langer dan tot mijn huwelijk. Dan gaat ge mee naar Woltersdorf." Daarvoor zal hij wel bedanken //Dat zal zich wel vinden, Lucie. Kom aan, maak je nu eindelijk reisvaardig." Het meisje verroerde zich niet; allerlei gedachten dwarrelden haar door het hoofd. Ze kon hier niet blijven, en het denkbeeld, naar Hohenberg te gaan, stuitte haar tegen de borst. Maar 't was waar wat Hortense zeide: zij had dien onbezonnen streek begaan, omdat ze in haar wanhopige stemming alleen was gelaten op dien zwaarsten dag van haar leven. „Ik zal je alles eerlijk vertellen," zeide zij eindelijk, „'t Was mijn wil geweest, hier te blijven, maar «Ook je wenscli?" viel Hortense haar in de rede. z/Ook mijn wenschmaar maar George heeft mijn aanbod afgeslagen. Hij wil mij niet hier houden." ,/Dat's prettig voor mijMaar waarom niet?" //Omdat ik niet ben gekowen, toen Matliilde mij schreef dat ze ziek was omdat ik haar om u heb vergeten." Ze had tranen in de oogen, toen zij zich bukte om haar reistasch te krijgen, die in een hoek van de kamer lag. Hortense ant woordde niet; ze dribbelde onderwijl op en neer en bekeek met alle aandacht elk stuk van hetouderwetschehuisraad. Zezaghleek; de donkerblauwe reisjapon gaf iets vaals aan haar tint en onder de groote oogen lagen donkere kringen. Haar aanziende, begreep Lucie wat ze geleden had. Nu hoorde men kindergeschreeuw op den overloop. Lucie opende haastig de deur en sprong toe: het jongste meisje was gevallen. toegetreden, benevens 4 donateurs, waaronder met belangrijke bijdragen. Het is weder een bewijs, dat de ingezetenen dezer gemeente liet devies van dit blad onderschrijven//Wij huldigen het goede." Uit Vlissingen schrijft men dd. 18 dezer aan het „Hld." //De mailtrein, die de Keizerin-weduwe met hare dochters op haar reis van Berlijn naar Engeland herwaarts bracht, kwam nagenoeg op tijd aan. Voor de aankomst van den trein had zich de Prins van Wales in admiraals-uniform, omgeven door zijn adjudant generaal Tees- dale, den commandant van het jacht //Vic toria and Albert" en verdere officieren, als mede van den vice-consul van Engeland te Middelburg, den heer De Bruyne en den consul van het Duitsche Rijk, den heer W. Goebel, naar den salon-waggon begeven om de Keizerin-weduwe te begroeten. De rei zigster was vergezeld van hare drie dochters, Victoria, Sophia en Margaretha, van haar adjudant Graaf Seckendorft" en van een groot gevolg. Aan den arm van haren broeder, den Prins van Wales, begaf zich de Keizerin weduwe in zwaar rouwgewaad gehuld onder den wal naar boord van het jacht, toen haar eene onverwachte hulde werd gebracht Een vierjarig meisje aan de hand harer moeder, de vrouw van den Duitschen consul alhier, bood der Keizerin een keurigen bloemruiker aan, die uit de lievelingsbloemen van den overleden Keizer, violen, was samengesteld. Dankbaar werd door de Vorstin dit blijk van hulde aanvaard. Aan boord van het jacht was door tusschenkomst van eenige ingezetenen van Middelburg eveneens een prachtige ruiker violen bezorgd. Aan den ponton was eene schitterende ver lichting aangebracht. Een electrische kabel, die van het stoomjacht, verschafte aan onge veer 100 gloeilampjes licht. De geheele bemanning stond blootshoofds onder den wal en op den ponton opgesteld. Nadat de tal rijke koffers en kisten aan boord waren gebracht stoomde de Victoria and Albert" te 11.20 min. de buitenhaven uit. koers zettende naar Port Victoria." Kon voor eenigen tijd melding gemaakt worden van den aankoop van rundei*en, be stemd voor vreemde gewesten, ook thans kan men weer op eene belangrijke bezending wijzen, die bestemd is voor Amerika. Woens dag 14 dezer zijn te Alkmaar 30 en Don derdag 15 dezer te Hoorn 40 stuks aange kocht. Alle runderen zijn ingeschreven in het Rundveestamboek Noordholland". Jl. Vrijdag kwam een marinier, die voor het huis van arrest te Rotterdam op schildwacht stond en onder abnormalen in vloed scheen te verkeeren, op den „grappi- gen" inval, zijn geweer aan te leggen op de voorbijgangers, zonder echter te schieten. Dit veroorzaakte den toeloop van een groote menigteeenige wapenbroeders brachten hem achter de getraliede deur, waarvoor hij de wacht had. De vroolijke marinier zal nu wel geen deel aan de feestviering genomen hebben. Zij beurde het op, kwam met het kind op den arm terug en trachtte het op haar schoot te sussen. Hortense had zich omgewend en zag met strakken blik op haar neer. Daar ging iets in haar binnenste om. Eindelijk hield het kind op met schreien. Lucie zette het op den grond en gaf het een wollen kluwen in de hand. Blijft ze hier?" vroeg Hortense. „Ja; ge hebt er immers niet tegen? Die arme bloedjes ze weten dezer dagen eigenlijk niet waar ze blijven zullen!" „Lucie," hernam de jonge vrouw gejaagd, „breng dat kind weg, het maakt mij be nauwd! Ik kan zoo'n kind niet aanzien, zonder te denken welk een lot het wacht! Hoeveel zal het te dragen hebben, hoeveel kwaad zullen de menschen het aandoen!" „Bedaar, Hortense!" zeide het meisje ont roerd; „niet ieder heeft zoo'n hard lot te dragen als gijZe nam het kind op en bracht het bij Rika in de keuken. Toen zij weerkwam, vond zij de jonge vrouw op een stoel zittende, de handen voor het gelaat geslagen. „Neen, dat zal God toch niet willen!" zeide zij op doffen toon. „Ik kan er niet aan denken, dat ik ook eens zoo'n kind op de armen zou dragen, en dat het zooveel te lijden zou hebben, zóó slecht zou worden als ik!" Het meisje stond met opgeheven hoofd vóór haar. „Hortense," zeide zij streng, „schrijf hem dat ge hem in geen geval on gelukkig wilt maken „Ik kan er niets meer aan doen," mom pelde de jonge vrouw. „Maar ook gij wordt ongelukkig. Hoe kan men aan trouwen denken, als men het leven van zulk een ongelukkigen kant be schouwt? Nog ééns, schrijf hem af!" Zij schudde ontkennend het hoofd. „Neen Ik wil mijn woord houden, en bovendien van ochtend zal Wilken de kennisgeving van mijn verloving al in de courant hebben gelezen." (Wordt vervolgd.) Maatschappij totNut van 'tAlgeraeen. Departement Helder. In het lokaal „Tivoli" alhier werd jl. Vrij dagavond, onder presidium van den heer G. E. Bron, eene vergadering gehouden door het departement Helder der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Met belangstelling werd keunis genomen van het verslag, inge zonden door 1III. Directeuren der Volks leesbibliotheek over 1887/88. Uit dit verslag bleek, dat door zeer velen van de gelegenheid om kosteloos goede lectuur te bekomen gretig wordt gebruik gemaakt, al is 't ook dat, gelijk uit de volgende discussie bleek, enkele malen ook door meergegoede personen, voor wie deze bibliotheek niet bestemd is,daarvan wordt geprofiteerd. Op voorstel van het Bestuur, werd ook nu weder de som van f 100 uit de kas van het departement aan de bibliotheek toegestaan. Mededeeling geschiedde van een schrijven van IIH. Direc teuren van Floralia, die daarin kennis geven, dat, tengevolge van te weinig belangstelling, de Bloemententoonstelling dit jaar niet kon gehouden worden, dat zij hunne betrekking nederleggen, tot opheffing van Floralia advi- seeren en voorstellen om het batig saldo, ad f 29.88, te storten in de kas van het onlangs gestichte Reddingsfonds. De mede deeling van verminderde belangstelling bij 't publiek werd door de vergadering met leedwezen vernomen; 't gevraagde ontslag werd, onder dankbetuiging voor veeljarige diensten, verleend en na levendige discussie werd, op advies van Directeuren, besloten de gelden, het saldo uitmakende, aan 't Reddingsfonds af te staan. Tot lid van de Commissie van Bestuur der plaatselijke Gymnastiekschool, ter vervanging van den heer mr. M. Biichner, werd gekozen de heer dr. Z. T. Diehl. Als leden der Commissie voor 't bekronen van edelmoedige bedrijven, enz., werden bij acclamatie herbenoemd de heeren B. L. Vries, J. Schuijt en H. M. Manikus. Van 't Bestuur der Spaarbank was een belangrijk jaarrapport ingekomen. Het bleek daaruit, tot genoegen der aanwezigen, dat van deze instelling alsnog door velen wordt gebruik gemaakt, tenvijl deze inrichting, met een be langrijk reserve-kapitaal, zich in gunstigen toestand bevindt. Naar aanleiding van een schrijven van IIH. Bestuurderen der Indus trieschool, waarin gewezen wordt op de wenschelijkheid van het aanschaffen van eenige noodzakelijke teekenbehoeften, waartoe eene uitgaaf van f 75 noodig kan zijn, werd be sloten Bestuurderen tot den aankoop dier benoodigdheden te machtigen.Een schrijven van Bestuurderen der Gymnastiekschool over de wenschelijkheid der stichting van een eigen lokaal voor dat onderwijs, werd door een der Bestuurderen toegelicht en gaf aan leiding tot-eene breedvoerige discussie. Ten slotte werd bepaald, dat in eene volgende vergadering, te houden ongeveer medio De cember, in deze eene beslissing zal worden genomen. De mededeeling van het Be stuur, dat de lezing van den heer dr. J. Zaaijer over vrijhandel en bescherming op 11 Januari a. s. zal plaats hebben, werd voor kennisgeving aangenomen. Nadat door een der leden de aandacht van 't Bestuur was gevestigd op de Schilders-Vereeniging „Oefening kweekt Kennis" alhier, welke Vereeniging nu gedurende een jaar heeft bestaan, nuttig werkt en behoefte heeft zoowel aan stoftélijken als aan zedelijken steun, werd de vergadering door den Voorzitter gesloten. Herdenking van Neêrlands onafhankelijkheid. Bepaalde op Zaterdag 17 dezer de her denking van het 75jarig bestaan van Neêr lands onafhankelijkheid zich te dezer plaatse tot het uitsteken van vlaggen van de open bare en van een aantal particuliere gebouwen des avonds werd in 't lokaal „Tivoli" die gedenkdag door de Vereeniging voor het organiseeren van Volksbijeenkomsten op recht feestelijke wijze gevierd. De zaal was voor deze gelegenheid zeer net en toepasselijk gedrapeerd. Zij prijkte met guirlandes, waarin de oranjekleur zoo min als 't rood, wit en blauw ontbrak, en was bovendien getooid met een aantal fraaie schilden, belangloos vervaardigd door de leden der Schilders- Vereeniging „OefeningkweektKennis" alhier. Die schilden vertoonden de jaartallen 1813 en 1888, denamender Koningen Willcml, Willem II en Willem III, de namen der mannen, die in Den Haag in November 1813 de vaan van den opstand ontplooiden, en inscripties, die op het feest van den dag betrekking hadden. Een zeer talrijk publiek, waaronder de leden der plaatselijke afdecling van de Metalen-kruis-Vereeniging, vulde de zaal, toen de kleine kapel der Marine, onder directie van den heer A. Dol, de werkzaam heden opende met het spelen van onze volks liederen en (ter eere van de aanwezige oud strijders) van het bekende „De jagers van Van Dam". Nadat nog een marsch was gespeeld, hield de heer Roukens eene rede, waarin hij wees eerst op het blijde inhalen der Franschen in 1795, daarna op al de ellenden der Franscheoverheersching, eindelijk op de blijde verlossing van den jare 1813. Deze rede, door 't zingen van een feestlied afgewisseld, werd metgrooteaandachtgevolgd. De heer T. Mooy was de tweede spreker. Hij hield, met het oog op de gedenkwaardige gebeurtenissen, die thans werden herdacht en op de latere geschiedenis van Nederland, vast aan de overtuiging„Een volk met een zoo roemzuchtig verleden, als het Nedcr- landsche volk, kan niet onherstelbaar ver loren gaan." Spreker richtte zich daarbij herhaaldelijk tot de oud-strijders van 1830/32. Ook deze voordracht werd door 't zingen van een feestlied afgewisseld. Gedurende de pauze vereenigden zich in eene nevenzaal de leden van 't Bestuur met de oud-strijders. Daar werden wederzijds heildronken ingesteld en de beste wenschen geuit voor Koning en Vaderland. Na de pauze werd door de leden der Onderofficiers-Vereeniging „Vaderland en Oranje* ten tooneele gebracht het tooneelspcl „Eene soldaten-familie". Met blijkbaar groot genoegen werd dit stuk door de aanwezigen gevolgdde goede wenschen voor Vaderland en Vorst, aan 't slot geuit, vonden algemeen luide instemming. De Voorzitter van het Bestuur bracht, vóór men uiteenging, hartelijk dank aan hen, die met het Bestuur hadden willen mede werken om dezen avond voor velen tot een waren feestavond te maken. Verbetering van het paardenras. Bij brief van 17 October 11. heeft de bij koninklijk besluit van 18 September 1886 ingestelde Landbouwcommissie aan den Mi nister van Waterstaat, Handel en Nijverheid een verslag doen toekomen betreffende de maatregelen, welke van regeeringswege zouden kunnen worden genomen tot verbetering van het paardenras hier te lande. Aan dit verslag, opgenomen in de „Staatscourant" van 18/19 November is het volgende ontleend: De commissie is eenstemmig van oordeel, dat de regeling dezer aangelegenheid van groot gewicht moet worden geacht voor de nationale welvaart. Het is een onloochenbaar feit, dat de paardenteelt hier te lande vèr ten achter staat bij hetgeen elders wordt tot stand gebracht en ook voor ons, naar het oordeel van alle bevoegde deskundigen, be reikbaar is. Bij de Internationale Landbouw- Tentoonstelling te Amsterdam in 1884 ge houden, is onze achterlijkheid op dit gebied duidelijk aan het licht gekomen, en hoewel sedert dien tijd door de besturen van ver- schillendeLandbouw-Maatschappijen en andere Vereenigingen ernstige pogingen zijn in het werk gesteld om verbetering in den toestand te brengen, is toch hoe langer hoe meer gebleken, dat zonder krachtigen steun be vredigende uitkomsten niet zijn te verwachten. Zij geeft vervolgens verschillende punten aan, welke naar haar oordeel spoedige en krachtige Staatshulp wettigen. Waar het particulier initiatief niet ontbreekt, waar een groot nationaal belang in het spel is en waar tevens vaststaat dat particuliere krachten noodzakelijk te kort schieten, mag de Staats bemoeiing niet achterwege blijvente minder omdat de Regeeringen van andere landen ons ook op dit gebied met goeden uitslag zijn voorgegaan en onze mededingers door ruime subsidiën in staat stellen om ons de loef af te steken. In Oostenrijk, Duitsch- land, Frankrijk en België worden jaarlijks aanzienlijke sommen van Regeeringswege aan de verbetering van het paardenras ten koste gelegd. Het is meer dan tijd dat ook in Nederland eindelijk deze zaak krachtig door den Staat worde ter hand genomen. De commissie overweegt verder de kwestie der reglementeering van de fokkerij en komt tot de slotsom dat die van Regeeringswege, dus voor het geheele land, niet alleen over bodig, maar zelfs nadeelig zou zijn. Zij is echter van meening, dat aan de provinciën vrijheid moet worden gelaten, om de paar denteelt aan reglementaire bepalingen te on derwerpen. Het eerste middel dat, naar het oordeel der commissie, door den Staat moet worden te baat genomen, bestaat hierin, dat geldelijke steun wordt verstrekt aan hen, die tot ver betering van het paardenras werkzaam zijn. Zij beveelt daartoe aan: a. dat de Staat bijdrage in het onderhoud van voor den Eublieken dienst bestemde fokhengstenb. dat ij premiën uitlove voor goede merricn, merriën met veulens, en voor één- en twee jarige hengsten. De kosten van deze wijze van veredeling zouden jaarlijks voor het Rijk bedragenI. Aan subsidiën tot aanmoediging van het particulier initiatiefsub a. f 40,000; sub b. f 12,500. Voor jonge hengsten: pro memorie. II. Wegens het zelfhandelend optreden van den Staat. a. Aankoop van hengsten: pro memorie, b. Voor zooveel stations als opgericht zullen worden f 2000 per station. Op grond van hare overwegingen deelt de commissie ten slotte den Minister als haar gevoelen mede, dat het publiek belang eischt dat onverwijld van regeeringswege maatregelen genomen worden tot veredeling van het paardenras en wel in de eerste plaats door geldelijke ondersteuning van het parti culier initiatief en vervolgens door zelfstandig optreden der overheid. I. Het particulier initiatief worde ge steund a. door bijdragen in het onderhoud van voor den publieken dienst bestemde fok- dieren; b. door het uitloven van premiën voor

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 2