HELDERSEHE
M NIEIIWEDIEPER COURANT-
Nienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. M 144.
Vrijdag 30 November.
Jaargang 46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
26) Hortense en Lucie.
Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.70
franco per post 0.90
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 40 cents, elke regel meer
10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager
Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant.
Binnenland.
Naar „het Vaderland' verneemt, wordt
op last van de Regeering een onderzoek in
gesteld naar hetgeen te Scheveningen is
beproefd tot redding van de bemanning van
de „Ango" op 21 dezer. Enkele ooggetuigen
zijn reeds gehoord en van hunne verklarin
gen is proces-verbaal opgemaakt.
In 1887 is het grootste aantal sterf
gevallen per gemeente in Noordholland voor
gekomen in Wijk aan Zee en Duin, waar
van de 1760 inwoners 43 en het kleinste in
Petten, waar van de 389 inwoners 3 personen
overleden zijn.
De Staatscourant" bevat het koninklijk
besluit van 20 dezer, tot ingebruikstelling
van frankeerzegels van 74 cent, 22£ cent
en 100 cent.
De gemelde zegels zullen, te rekenen van
15 December a. s., voor het publiek ver
krijgbaar zijn.
De postdienst SchagenKolhorn is,
aangevangen 27 dezer, in zooverre gewijzigd,
dat de tweede bodenloop te Kolhorn twee
uren verblijft, waardoor men gelegenheid
heeft, de brieven, met dezen bodenloop aan
gebracht, nog terstond, in plaats van, zooals
tot heden, eerst den volgenden morgen te
bsantwoorden. Voor het hulpkantoor Bar-
singerhorn, waar de bode 30 minuten eerder
aankomt en 30 minuten later vertrekt, heeft
men dus drie uren tijd om de aangebrachte
brieven te beantwoorden.
De Commissaris des Konings in Noord
holland heeft ter kennis gebracht van belang
hebbenden, dat voor die provincie de sluiting
der jacht op klein wild is bepaald op Zater
dag 15 December a. s. en ae sluiting der
jacht op fazanten en houtsnippen op Maandag
31 December daaraanvolgende.
Naar het Duitsch van W. Heimburg.
Een paar dagen vóór het huwelijk deden
Hortense en Lucie een rijtoertje. De eerste
klaagde over hoofdpijn. Thuis werd geklopt
en gehamerd; de kamer, waarin de trouw
plechtigheid zou voltrokken worden, het
zoogenaamde „verwulf* in het oudste gedeelte
van het oude huis, werd met tapijten belegd
en behangen en dat geluid joeg de jonge
vrouw zulk een angst aan, dat zij het ont
vluchtte. Ze reden door de nauwe, bedompte
straten, en eensklaps sloeg de koetsier de
Waterstraat in de straat waarin z ij n
huis was gelegen. Lucie wendde het hoofd
naar den anderen kant, maar zie!
daar op de kleine steenen liep mevrouw
Arend langzaam en bedaard, en vóór haar
uit een reusachtige gestalte met een Rem-
brandtshoed met wapperende vederen en een
katoenen japon met bonte bloemen. Nu had
het rijtuig haar beiden ingehaald. Lucie
bukte zich, om den zakdoek op te rapen, die
haar van den schoot was gegleden, en ontging
hierdoor den blik der oude dame; maar de
nieuwsgierige blauwe oogen van het meisje
kon ze niet ontwijken beiden zagen elkander
óéne seconde aan en Lucie's hart klopte luid
en smartelijk. Als afgemat viel ze achterover
in de kussens.
„Wie was dat?' vroeg Hortense, zonder
de ontroering van het meisje te bespeuren.
Lucie wist het wel, maar het kon haar niet
over de lippen.
„Nu, als men d i e dame in plaats van
de Germania op het gedenkteeken in het
Niederwald had geplaatst, zouden de reizi
gers, die met de stoombooten daar voorbij
varen, zich niet meer beklagen, dat ze zoo
klein lijkent. Ik geloof voor het naast, dat
het hier kermis is en dat er een Reuzin te
zien zal zijn. Hebt gij er wel op gelet,
Lucie?' Maar Hortense dacht nu weer aan
haar hoofdpijn en merkte niet dat ze geen
antwoord kreeg.
Het geklingel van een bel klonk achter
haar: Lucie herkende dat schel, doordrin
gend geluid, al had ze 't maar ééns in haar
leven gehoord: het was de bel van dokter
Arend's kleine woning. „Nu treedt ze daar
binnen en staat hij haar op den drempel te
wachten!" Die gedachte overviel haar met
geweld en liet haar niet weer los; het liefst
was zij uit het rijtuig gesprongen.
De gewone weekmarkt, die op Texel
des Maandags gehouden wordt, is voor dit
jaar afgeloopen. Gedurende dit jaar werden
ter markt aangevoerd 5344 schapen, 12,553
lammeren, 379 koeien, 120 kalveren, 133
paarden en veulens, 465 varkens en biggen,
benevens eenige korven kippen en eenden.
In Drente is dit jaar de kwaliteit der
winterrogge zóó slecht, dat de landbouwers
het brood, voor huiselijk gebruik bestemd,
overal koopen, iets wat zelden het geval is.
De rogge, door hen zeiven geteeld, wordt
meestal voor veevoedsel gebruikt en kan,
aan de markt gebracht, niot meer dan f 4.20
tot f 4.50 opbrengen.
De nieuwe Hollandsche opera „Catha-
rina en Lambert', tekst van G. J. v. W.,
muziek van C. Van der Linden, jl. Zaterdag
in den Parkschouwburg te Amsterdam op
gevoerd, heeft, blijkens de verschillende
bladen, zeer goed voldaan.
In April jl. werd in eene vergadering
van afgevaardigden van Vereenigingen uit
ons land, die de bevordering der nijverheid
voorstaan, aan de Haagsche Vereeniging
„Arti et Industriae" opgedragen grondslagen
te beramen voor eene gelegenheid tot net
afleggen van proeven van bekwaamheid in
het ambacht.
In eene jl. Zaterdagavond gehouden ver
gadering van een groot aantal afgevaardigden
van tal van Vereenigingen bood de Vereeni
ging „A. et I." een concept-leiddraad aan,
met een woord van welkom van haren Voor
zitter, den heer J. J. Van Nieukerken, die
wees op het moeielijke van het samenstellen
van een leiddraad, welke rekening houdt
met de verschillende toestanden in zoovele
streken van ons land. Doch de aangeboden
leiddraad was rekbaar en alleen was dus uit
te maken of het beginsel, daarin nedergelegd,
Toen zij tegen den avond thuiskwamen,
lag er een brief op tafel van dokter Arend
aan mevrouw Van Leeuwen, waarin hij zijn
spijt betuigde, dat hij de uitnoodiging, om
het diner bij gelegenheid van haar huwelijk
bij te wonen, moest afslaan, daar hij zware
zieken buiten de stad moest bezoeken.
„Nu, hij toont dat hij tact heeft," zeide
Hortense, terwijl ze den brief in de snipper-
mand wierp. „Dat Weber hem moest ver
zoeken, zult ge begrijpen; maar we ver
wachtten niet anders dan dat hij zou be
danken." Lucie knikte toestemmend.
's Avonds aan tafel vroeg Hortense:
„Mademoiselle, weet ge ook, wie dat reus
achtige jonge meisje is, dat hier in de stad
gelogeerd schijnt te zijn?"
„Groot en dik, en met een Rembrandts-
hoed?"
„Ja, juist, en vlasblond en vuurrood
„O, mon Dien! Dit is nu de aanstaande
vrouw van dokter Arend
Hortense legde vork en mes uit de hand
en lachte, dat de tranen haar over de wangen
rolden.
„Mais c'estvrai!" verzekerde Mademoiselle
met een zijdelingschen blik op Lucie. „Werkt
je dat zoo op het lachen?'
„Lieve menschen, hoe is 't mogelijkriep
Hortense, toen ze weêr tot bedaren kwam,
zonder Lucie aan te zien, maar daarop werd
ze ernstig en drukte het meisje de hand.
En toen haar oog op het bleeke gelaat viel,
fluisterde zij„Beste kind, heb ik je ge
griefd? Maar 't is zoo komiek! Lach
maar meeDat's het beste wat ge doen kunt
lachen over de komedie, die leven heet.'
Maar Lucie kon niet lachen.
En nu was alles voor de trouwplechtig
heid gereed. De fraaie gewelfde zaal, \Vaar
de inzegening zou plaats hebben, zag er
statig uitdoor de oude glasschilderingen viel
een bont licht op het witte, met oranjeboomen
omringde altaar. Aan de rozet, in het
midden van de zoldering, hing een antieke
koperen kroon met een aantal waskaarsen,
terwijl eenige met tapijten belegde trappen
naar de iets hooger gelegen eetzaal voerden.
Hier stond de tafel aangericht met een schat
van zilver, kristal en Saksisch porselein.
De dienstboden hadden zich beijverd het
geheele huis met bloemen en kransen op
hun manier feestelijk te versieren.
Hortense vond dit ontzettend. „Misschien
hebben ze ook wel gekleurde strikken aan
de koppen van de paarden en de zweepen
het juiste was ter bereiking van het gemeen
schappelijk doelverbetering van den be-
staanden toestand der industrie. Van ver
schillende zijden waren betuigingen van
adhaesie en ook van geheele of gedeeltelijke
afkeuring van het plan ontvangen.
Een zeer uitvoerig algemeen debat vond
nu plaats, en alras bleek, dat men de in
art. 11 van den concept-leiddraad uitgedrukte
bevordering van vak-onderwijs op den voor
grond wenschte te zien geplaatst. De afdee-
lingen Haarlem, Amsterdam en Leiden van
het A. N. W. V. verdedigden deze meening,
waarin ook gedeeld werd door den heer
Heldt, als redacteur van de „Werkmansbode*
ter vergadering aanwezig. Verschillende
sprekers knoopten aan dit punt beschouwingen
over het bestaande vak-onderwijs vast; de
Ambachtsscholen werden als te weinig prac-
tisch nut opleverende afgekeurd en niet
minder de ongezonde concurrentie, door die
scholen en door de leeraren daarvan in privé
door het aannemen van besteld werk, aan
de nijverheid aangedaan. De heer Boersma,
directeur der Haagsche Ambachtsschool,
bestreed deze gevoelens met een krachtig
pleidooi voor het nut der Ambachtsscholen;
hij meende ook, dat men het onderwijs in
den leiddraad op den voorgrond moest
plaatsen, als men uitging van de stelling
dat het tegenwoordige vak-onderwijs niet
deugde, hetgeen hij ontkende, overigens
aanvoerende, dat op de Ambachtsscholen
„tegen den gewonen prijs" werk wordt aan
genomen dat in het kader van het onderwijs
past.
Van andere zijde werd aangevoerd, dat het
wenschelijk was, dat de Staat kosteloos vak
onderwijs zou geven en examen-commissiën
benoemen, terwijl één spreker het concept
geheel en al verwierp, op grond dat de zaak
gebonden,* zeide zij tot Lucie. Ze stond
bij het venster en wachtte op het rijtuig,
dat den bruidegom van het station zou gaan
halen.
Het was nu de laatste dag van de bruids
dagen, omstreeks twaalf uur. De jonge
vrouw droeg een japon van wit geborduurd
neteldoek met een paar theerozen, in plaats
van een broche. Rozen geurden om en bij
haar in allerlei vazen en schotels. Op een
kleine tafel schikte Lucie verscheidene
bruidsgeschenken, die juist waren aangekomen,
waaronder prachtige ornamenten van Weber's
moeder en verdere familieleden. Dokter
Arend had een vaas van majolica gezonden,
met frissclie rozen gevuld; daarnaast lag
Mademoiselle's stoelkussen.
Reeds verscheidene malen had Hortense
het hoofd omgewend en naar de pendule
op de schrijftafel gekeken. „Waar zou het
rijtuig zoolang blijven?" vroeg zij eindelijk.
„De trein zal zich wat verlaat hebben,*
antwoordde Lucie.
„Neen ik heb duidelijk het fluiten
gehoord."
„Dan wacht Weber misschien op den trein
van Hamburg die een kwartier later
komt en zal hij zijn broer meteen mee
brengen.'
Hortense haalde de schouders op. „Dat
zou niet zeer galant zijn.'
Nu hoorde men het geratel van wielen
en terstond daarop verscheen het leege rijtuig
op het voorplein. Doodsbleek keerde de
jonge vrouw zich om. „Hij is niet mede-
gekomen," zeide zij, schijnbaar bedaard.
„Over twee uur komt er weêr een trein,
Hortense.'
„Goede hemel, Lucie, als de wereld ver
ging, zoudt gij daarvan nog een verklaring
gevenriep de jonge vrouw, met haar
mooi voetje op den grond stampende.
Lucie zag verwonderd op. „Maar ik weet
niet
„Neen, gij weet 't n»et maar ik wel!
Hij komt niet, hij komt in 't geheel niet
Sedert eergisteren heeft hij niet geschreven,
hij heeft zeker hier zweeg zij. „Ik
weet niet, hoe 't gaan moet, als als
prevelde zij.
„Maar, mijn beste, hoe kunt gij je nu
zou opwinden?" trachtte Lucie haar te kal-
meeren.
„Neen, dat begrijpt gij natuurlijk niet!'
riep Hortense. „Het noodlot heeft je nog
nooit een kwaadaardigen streek gespeeldals
een punt van regeerïngszorg moest zijn, dat
de wet een vasten leer- en werktijd behoorde
te regelen.
Het leerlingen-contract werd door de meeste
sprekers verdedigd.
Het algemeen debat dreigde intusschen
den ganschen avond in beslag te zullen nemen,
toen de Secretaris van „A. et I.", de heer
G. Emants, in een kort en duidelijk betoog
trachtte uiteen te zetten, hoe de zaak thans
stond. Men was het er over eens dat ver
betering komen moest, op welke wijze dan
ook en in welke richting. Spreker was b. v.
gelijkelijk gezind voor proeven van bekwaam
heid, waarmede „Arti" nu komt, het leer
lingen-contract en het ambachts-onderwijs.
In ons land gaat elkeen te veel zijn eigen
weg en het geheel lijdt daaronder. De
quaestie was nu, het peil waarop de werkman
staat te verheffen, en het was de vraag alleen
wilde men het beginsel door A. et I." voor
gesteld, ja of neen?
De Voorzitter sloot zich bij deze woorden
aan. Hij was het er voorts mede eens, dat
vak-onderwijs een voorwerp van Staatszorg
behoorde te zijn, doch waar de Staat niets
doet, daar moesten particulieren het doen,
in het vertrouwen op de gedachte dat lang
zaam zeker gaat.
Met algemeene stemmen werd het beginsel
aangenomen en daarna de ontwerp-leiddraad
in behandeling genomen; naar aanleiding
van de gevoerde beraadslaging werd het
bevorderen van vak-onderwijs, leerlingen
contract en wedstrijden voorop geplaatst en
in de zorg aanbevolen van de plaatselijke
comité's, die de gelegenheid zullen openen
voor het afleggen van proeven van bekwaam
heid voor een uit dat comité uit vakmannen
saamgestelden Raad van Examinatoren, die
den graad van werkman en meester zullen
het je zóó had gemarteld als mij O, ik
kan alles verwachten!"
„Denkt ge dan, dat hij iets van je vader
heeft gehoord?"
„En zou dat zoo onmogelijk wezen? Die
is waarlijk bekend genoeg! Het zou veeleer
een wonder zijn, als hij
„Wel nu, gesteld al, dat hij dezen of
genen op reis ontmoette, die tot hem zeide
„Die mijnheer van Leeuwen is een slechte
man" gelooft ge dan, dat Weber bij het
eerstvolgend station de coupé verlaten en
weer naar huis terugkeeren zou? Gij moest
je schamen, Hortense, dat ge den man zóó
weinig vertrouwt, wiens vrouw ge morgen
zult worden!"
„Denk aan Yan Wilken, Lucie!'
„Als de een zich slecht heeft gedragen,
behoeft de ander nog niet zijn plicht te ver
zuimen. Straks, toen ik je daar bij het raam
zag staan, dacht ik, dat ge ongeduldig waart
en dat gij je op zijn komst verheugdet
dat ge toch een klein beetje van hem hieldt.
Maar ik merk het wel dit is 't niet.
't Spijt mij voor je
„Zwijg tochGe weet, dat ik niet van
hem houd. Zeg mij liever, wat ik beginnen
moet, als
„Bedaar, Hortense!' zeide Lucie zacht.
„Daar komt Mademoiselle.'
De oude dame trad binnen, merkbaar ver
stoord en opgewonden. „Wel, Hortense, is
Monsieur niet gekomen? Zou er iets zijn
voorgevallen? Een bruidegom die zich
op zulk een dag laat wachten! Dat is on
gehoord, kind dat's beleedigend
De jonge vrouw liet een kort afgebroken
lachje hooren. „Ge maakt u erg bezorgd,
Mademoiselle Bertin't Is immers niet
onmogelijk, dat de trein gederailleerd is!'
„En zegt ge dat met zoo'n kalmte, Hor
tense? Ge zijt
„Toch ontzettend lichtzinnig, niet waar?
Maar dat's nog niets er zou nog iets
ergers kunnen gebeuren. Agiteer u maar
niet zoo en ga liever wat slapen. Geloof mij,
dat is het gezondst vóór het eten. Au revoir,
Mademoiselle I"
De oude dame ging weer heenze was
gewoon op die manier te worden weggezonden.
Hortense begon het vertrek op en neder te
loopen en hield dit twee uur lang onafgebro
ken vol. Het rijtuig reed wederom naar
het station, en bracht ditmaal haar aanstaan
den zwager mede. De baron moest hem
alleen ontvangen; Hortense liet zichvéront-