HELDERSCHE- NIEU WEDIEPER COURANT Jaargang 48' M 60. Zondag 18 Mei 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. TWEEDE BLAD. BEKENDMAKING. Vergadering van den Raad Slag op de Mookerheide. s" C A S G A M A L A. «En de«esp«reert nimmer Jan Pietertx. Coen. Het Vader landt ghetronwe Blijf ick tot ïd den doot. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaalƒ0.70, franco per post ƒ0.90. Het Zondagsblad, beboorende bij deze Conrant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnemenisprijs per 3 maanden0.75. Voor de abonnea dezer Conrant in de gemeente0.30. buiten de 0.35. RBDACTEUR-CITGE VER s Molenplein 162/163. Prijs der Adrertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 eent. Bjj abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per reg8l Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3 Mededeelingen en aanbevelingen10 der gemeente Helder, op DINSDAG den 20 MEI 1890, des avonds ten zeven ure. Helder, den 16 Mei 1890. De Burgemeester, C. A. BEUKENKAMP. Onderwerpen ter behandeling: 1. Vaststelling kohier hoofdelijken omslag, 2de gedeelte 1890. Aankoop van een gedeelte grond Palm straat. Bemerkingen besluit geldleening. Benoeming van een lid der schoolcom missie. Benoeming van een onderwijzer. Opmaken voordracht ter benoeming van een zetter. Mededeeling ingekomen stukken. 2. 5. Ter voldoening aan den wensch van ver schillende lezers, die de courant snuien lezen, deelen wij mede, dat wij besloten hebben voor abonncs, die in bovengenoemd geval verkeeren, 2 exemplaren van de premie roman verkrijgbaar te stellen. Landgenooten! Nadat Graaf Lodewijk van Nassau met zijn leger de stelling voor Maastricht had verlaten en met behulp van zijn broeder Willem, Prins van Oranje, een inval in Noord-Brabant wenschte te wagen, was hij op 8 April 1574 met zijn leger op Roermond aangerukt, welke stad hij hoopte te vermeesteren. Dit plan mislukte echter en hij was genoodzaakt naar de Bommelerwaard op te trekken. De Spaansche veldoverste d'Avila trachtte hem echter den pas daarheen af te snijden, en dit plan werd met goeden uitslag Feuilleton van de Heldewche- en Nieuwedieper Courant. Roman door N. VON ESCHSTRUTH. Een 8chalksche blik schoot door zijne ernstige oogen. „O neen, ik vind mijzelf nog even beeld schoon als vroeger in het kadetten corps, toen ik van het paard viel. Ik moet evenwel een valschen smaak gehad hebben, want anderen rekenden mij toen zonder aarzelen tot de monsters. En daar ik mij de weelde van eenen spiegel niet veroorloof, zoo moet ik helaas de uitspraak van deze anderen wel voor waarheid aannemen." Dagmar kleurde tot aan den blanken hals en boog het hoofd diep op de borst, een donkerroode roos viel op het tapijtDesidère bukte zich en raapte haar op; hoffelijk buigend legde hij haar in Dagmaris hand terug. Lothar zou in zulk een geval met duizend galante woorden om deze bloem gevraagd hebben, om haar als een teeder aandenken aan dit uur in de portefeuille op de borst te dragen. Desidère evenwel gaf haar deze terug met het on verschilligste gezicht der wereld. Dagmar beet zich even op de lippen, toen barstte zij in overvloedig lachen uit en bewoog den waaier levendig heen en weer. „Ge hebt geen spiegel? Dat geloof ik niet?" „En mag ik vragen waarom?" „Omdat gij heden geheel andere gefriseerd zijt dan vroeger!" Hij glimlachte vergenoegd. „Mijn trouwe Sche- rasmin Lebrecht duldt niet dat ik mij gedurende zijne kunststukken in het geslepen glas aanschouw." Beiden zwegen, toen richtte Dagmar zich levendig op en zag hem vlak in de oogen; het was een bekroond, daar Lodewijk's troepen, misnoegd dat men hun geen soldij uitbetaald had en dat men hen noch te Maastricht, noch te Roermond binnengelaten had, geen versnelde marschen wilden afleggen. D'Avila sloeg daartoe op 13 April een schip brug bij Grave over de Maas, bezette verschil lende dorpen en zond ter verkenning een esca- dron ruiterij uit, dat eensklaps op 400 ruiters, de voorhoede van Lodewijk's leger, stiet. Aan het hoofd van hen stond Graaf Lodewijk, die onmiddellijk de Spaansche ruiters aanviel, de meesten deed sneuvelen en hun aanvoerdet Lasso, een neef van Don Requesens, gevangen nam. Graaf Lodewijk, steeds bijgestaan door zijn jongere broeder Graaf Hendrik, legerde zich daarop bij en op de Mookerheide. Den volgenden morgen wederom op verkenning uitgaande, ontmoette hij de Spaansche voorhoede geheel in slagorde, hetgeen hem te meer ver baasde, daar hij de Spanjaarden voor het grootste gedeelte nog aan de overzijde der Maas meende. Hij rende dan ook onmiddellijk naar zijne leger plaats terug. Het terrein was hem niet gunstig, want het ontbrak hem aan genoegzame ruimte om zijn strijdkrachten te ontwikkelen. Tien vendels Fransche troepen liet hij in eene kleine verschansing bij Mook postvatten, vijf-en-twintig andere vendels namen als reserve rechts van Mook een stelling in en vier zware drommen ruiterij zouden hen ondersteunen. De overige ruiterij stond ten oosten van het dorp op eene vlakte, ten noorden door heuvels begrensd. De Spanjaarden stelden tegenover deze macht 16 vendels, onder Mondragon, 4 afdeelingen en een aantal scherpschutters, onder Braccamonte en Toledo, 4 drommen ruiters en 200 zwaar gepantserde ruiters, onder Maarten Schenk, 3 afdeelingen scherpschutters te paard en 300 scherp schutters, onder Barlaimont, 4 compagnies Bour gondiërs en 3 compagnies ander voetvolk. Bo vendien was Valdez met 2500 Spanjaarden, 10 vendels Duitschers en 300 ruiters in aantocht. Tegen zulk een macht was het leger van den Graaf dan ook niet opgewassen. Mondragon viel de schansen aan en vermees terde die, Lodewijk dreef er hem weder uit,tioch opnieuw vielen de Spanjaarden aan, en de slag algemeen wordende, ontzonk aan de soldaten van Graaf Lodewijk den moed, zoodat zij op de vlucht gingen. Noch hij, noch zijn broeder, noch Prins Chris- toffel, zoon van den Paltsgraaf Frederik, konden de troepen tot staan brengen, en ten laatste geen uitweg meer ziende, stelde Lodewijk zich aan het hoofd van 600 ruiters, wierp de ruiterij van Schenk door elkaar en op de vlucht, doch werd door Barlaimont, Mendoza del Monte en anderen zoo hevig aangevallen, dat zijne ruiters ondanks de grootste inspanning moesten terugtrekken en, in kleine afdeelingen verjaagd, voor een groot gedeelte neergesabeld werden. Ook een nieuwe aanval van Graaf Lodewijk mislukte, zijn leger geraakte in wanorde en een overhaaste vlucht werd algemeen. De Spanjaarden vervolgde hen, en bijna allen vonden óf den dood door de woede der vijan den, óf hun graf in de moerassen. Het gevecht had 2 uren geduurd eu 3 a 4000 betooverende blik, die diep in zijne ziel scheen te dringen. „Graaf Echtereloh," zeide zij snel, „gisteren en ook heden hebt ge mij verzekerd, dat ik deze wals uit grootmoedigheid heb willen dansen en al was het ook in den grond koppigheid, die mij op mijn recht deed staan, zoo wil ik toch uw gevoelen doen gelden, om nu het blaadje eens te kunnen keeren, en revanche pour Pavia te kunnen eischen „Revanche „Dat is zooveel als eene belooning voor de grootmoedigheid, van het bal met u geopend te hebben." Desidère lachte. „Eischt gij, freule, verlangt gij de onderworpenheid van den dwaalgeest „Teu minste voor een kort oogenblik zijne scherpe ooren, of liever zijne geweldige hand, die slot en grendel opent en geheimen ontdekt, door uwe handen achter een ondoordringbaren sluier verborgen gehouden De majoraat! sheer van Casgamala zag haar vragend aan. Dagmar vervolgde in bekoorlijke schalksheid „Allé jonge dames zijn nieuwsgierig, graaf, ik ook Raadsels en geheimen zijn mij eene kwelling, eene marteling, die mij dag noch nacht rust laten en mijne eigenzinnigheid licht tot weerspannige waaghalzerij doet stijgen geen middel is mij te vermetel om den mystieken nevel te verdrijven. Gisteren nu, toen ik den koepel naderde, hoorde ik door het venster een zonderling klinken eu kloppen, een toon, die mij met onverklaarbare macht naar uwe deur lokte en mij uwe hooge gestalte deed zien, die als een noodlottige coulisse geschoven stond voor iets geheimzinnigs, dat gij zoo haastig o\erdekt hebt, toen gij mij gewaar werdtWat was dat, graaf?" Een gloeiend rood steeg den jongen man tot aan het voorhoofd, om man voetvolk met 500 ruiters waren aan onze zijde verloren. Doch het smartelijkste verlies leden de Neder landers door den dood van Graaf Lodewijk en Graaf Hendrik van Nassau, die hier den helden dood stierven. Hoe zij omkwamen, is onbekend gebleven; hun lijken zijn nimmer gevonden. Groot was het verlies voor Nederlandmen verloor in hun de meest ondernemende en ijve rige voorstanders van 's lands bevrijding. Prins Willem verloor in Lodewijk een teerbeminden broeder, den zekersten en nuttigsten vriend, die men zijn rechterhand placht te noemen. Graaf Lodewijk van Nassau was openhartig en recht schapen, een scherpzinnig, bekwaam onderhande laar, een kloek en dapper soldaat. De Neder landers stelden een onbeperkt vertrouwen in hem, en bij de onderhandelingen met het Fransche Hof en met de Duitsche vorsten legde hij een bewonderenswaardige bekwaamheid aan den dag. Hij verwierf zich het vertrouwen en de liefde zijner vrienden, de achting en bewondering zijner vijanden, die hem dan ook steeds met de meeste onderscheiding behandelden. Graaf Hendrik was nog jong, doch een vorst, waarvan men de beste verwachtingen had en die zijn broeder ijverig ter zijde stond. Hun dood werd door allen ten zeerste betreurd. o Wie thans langs den Rijksweg van Nijmegen naar Maastricht, of per spoortrein van Nijmegen naar Venlo gaat, ziet even ten noorden van Mook aan de oostzijde twee heuvels liggen. Naderbij komende, ziet men daarop nog de overblijfselen van de verschansingen liggen, door Graaf Lodewijk aangelegd. Niets echter, dat u in herinnering brengt, dat op 14 April 1574 zoovele dapperen voor de vrijheid des lands den dood vonden door het zwaard der Span jaarden, is daar of in den omtrek te vinden. Toch zou een eenvoudige vermelding van dien veldslag op ecnig gedenkteeken zeker wel verdiend zijn na al hetgeen door Graaf Lodewijk en zijn broeder voor het vaderland verricht is, zeker niet minder verdiend, dan het gedenk teeken te Heiligerlee voor hunnen aldaar op 23 Mei 1568 gesneuvelden broeder Graaf Adolf Een eerbiedige hulde aan die dappere, edele Nassautelgen. Eene vereering door het nageslacht van hun roemrijk streven. Bovenstaande beschouwingen gaven aan de ondergeteekenden den moed om een beroep te doen op het Nederlandsche volk, ten einde in de na bijheid der plaats een eenvoudigen gedenksteen met opschrift te kunnen plaatsen. Als ieder Nederlander, die liefde gevoelt voor ons stamhuis van Oranje-Nassau, als ieder, die eerbied heeft voor vaderlandsliefde, moed, dap perheid en bekwaamheid, ons een gave wilde toezenden, dan ware in eenige maanden de zaak afgeloopen en de slag op de Mookerheide aan de vergetelheid ontrukt. Reeds mochten wij de voldoening smaken de mededeeling te ont vangen, dat het Zijne Majesteit onzen geöerbie- digden Koning behaagd heeft Hoogstdeszelfs ingenomenheid met ons plan te betuigen. te wijken voor een vaal bleek, dat zich haast on rustwekkend over zijne trekken uitspreidde. Smee- kend afwerend hief hij de smalle hand op. „Vraag dat niet baronnesse, die sluier zal nooit door een levend wezen opgelicht worden." „Ook niet door mij, die een gansch gezelschap trotseerde, om een wensch van u te vervullen Een hartstochtelijke blik vlamde hem uit de don kere oogen tegen. Dagmar stond op en naderde een stap, de roode roos viel op den grond en ont bladerde. „Ook gij niet, freule von der Ropp, gij het allerminste De stem van den graaf klonk dof, gevoelloos waren zijne trekken. Een oogenblik verfrommelden de kleine handen het glinsterende zijden gaas, de jonge dame beet zich in plotseling opwellende drift op de lippen, toen was het alsof eene andere gedachte haar te binnen schoot. Met onweerstaanbare bekoorlijkheid vouwde zij de kleine handen op den borst, trad langzaam naderbij en hief smeekend de oogen om hoog geen woord kwain over hare lippen, maar onder de zwarte wimpers lichtte een gansche wereld van smeekbeden tot hem op. Desidère's hart klopte onbeschrijflijk onstuimig, bijkans driftig schudde hij het hoofd en zich tot haar overbuigend, fluisterde hij„Hebt ge nooit gehoord van het gesluierd beeld te Saïs, welks aan blik de ongeroepen bespieder met het leven be koopt? O, geloof mij, freule von der Ropp, deze beelden zijn nog niet alle van de wereld verdwenen. En al zou het raadsel in den koepel ook uw harte- bloed ak losprijs niet verlangen, het zou toch als een ontzettend vergif u in de ziel druppen en zou de nieuwsgierigheid tot nu toe u den slaap ontne men,- van dezen stonde aan liet uw geweten u niet meer met rusten als bezwerend de hand van het jonge meisje vattend, om deze met pijnlijken druk Groote gaven, hoe gaarne wij ze ook zullen aannemen, vragen wij niet; met een kleinigheid zijn wij tevreden, en daarom roepen wij uwe hulp en ondersteuning in geef elk éen gulden en wij zijn geholpen. Tot ontvangst der gelden verklaart zich bereid de commissie, Mr. P. W. Alstorphius Grevelink, oud hoofd inspecteur bij het Ministerie van Justitie te Ellekom. B. W. Wttewaall van Wickenburg, oud vrij willig jager van 1830, te Utrecht. J. C. Gijsberti Hodenpijl, kapitein der genie, te Haarlem. A. J. Meerburg Snarenberg, predikant te Heu- men, Malden en Mook. NEDERLAND. HELDER, 17 Mei. H. M. de Koningin heeft aan het bestuur van de Vereeniging „Neerlands Werkman", ten bate van hare ziekekas, welke dezen winter zoo gedund is, f 100 toegezonden. In de voornaamste jongensschool te Port Elisabeth (Kaap-kolonie) is de Grieksche taal als vak van onderwijs afgeschaft en vervangen door het Nederlandsch. Dit feit is te meer opmerkelijk, omdat in verscheidene leesinrich- tingen en clubs van de Kaap-kolonie de Neder landsche dag- en weekbladen stelselmatig worden geweerd. Arbeidersbewegingen. Valkenburg. Zooals reeds werd medege deeld, is onze oude onderaardsche mergelgroeve op bevel van Ged. Staten, daar waar de blok- brekers werkzaam waren, met een muur van een meter dikte toegemetseld. De werklieden weiger den toen de werktuigen mede te nemen en ver klaarden ze liever te laten inmetselen. Op dit besluit kwamen ze echter later terug, zij haalden ze weg en hervatten tevens den arbeid in de onmiddellijke nabijheid van het afgesloten ge deelte, namelijk aan den zoogenaamden water weg. Zooals van zelf spreekt, mogen de blok- brekers ook daar niet werken. Appelscha. De Burgemeester heeft jl. Woens dagavond 60 infanteristen en 15 Rijksveldwachters gerequireerd 0111 de goedgezinde arbeiders te be schermen 80 schepen wachten om te laden. Woensdagnacht heeft eene arbeidersvrouw zich verdronken, wijl haar man en zoons niet verdiende. De verveners willen niet toegeven, daar de arbei ders het contract gebroken hebben. Ruim 100 veen vrouwen hebben een stuk geteekend om het werk niet tegen het oude loon te hervatten. Alles is rustig. in de zijne te klemmen, vervolgde hij met stijgen den hartstocht„Beloof mij plechtig, niet naar dat klinken en kleppen te vorschen, tegen een ieder daarover te zwijgen ter wille van uw en mijn ziele- heil Een verschrikten blik trof zijn oog, Dagmar week sidderend van hem weg en hief de handen afwerend op. „Ga weg, graaf, ik ben bang voor u Eene plotselinge ontsteltenis teekende zijne trek ken en dreef hem het kloppend bloed naar de slapen. „Freule Dagmar", zeide hij, week en gevoelig, als het jonge meisje bij zijne sonore stem niet voor mogelijk gehouden had, „meent gij dat ik iemand hen, die voor de wereld slechte geheimen te ver bergen heeft? Zie mij in de oogen en vraag u zelve af, of daarin een boos geweten flikkert; nog draag ik de ster van deze edele orde op de borst, en geloof mij, baronesse, werd haar glans ook maar een oogenblik door twijfelachtigheid verduisterd, het zou de laatste maal geweest zijn, dat ik dezen band mij om den hals geslagen hadVrij en onbevreesd zie ik rond, voor God noch menschen behoef ik de oogen neer te slaan, en indien iemand het voor mijn eer noodig mocht vinden, dan kunnen de witte doeken van het geheim in den koepel afgenomen worden, alleen gij moogt het niet doen, freule von der Ropp, gij alleen niet!" Diep ademhalend week hij terug. „Dus moet ik het opvatten als eene beleediging aan mij Gij wilt mij krenken en juist, omdat gij weet, dat ik de eenige ben die er van af weet zal ik de eenige zijn, die voor de geheele wereld moet onderdoen Dagmar's lippen beefden en tranen van hevige verbittering trilden aan de wimpers, weerspannig wierp zij het hoofd in den nek. „Dat heb ik aan u niet verdiend, graaf, en daarom voor het laatst: wilt ge mijn vriend blijven, dan neem deze beleediging terug!" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1