HELDERSCHE-
NIEUWEDIEPER COURANT.
Jaargang 48.
M 73. Woensdag 18 Juni 1890.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
WATERL00.
J. H. VAN BALEN.
Aan onze Abonnès.
BERICHT.
Een troetelkind van het geluk,
CASGAMALA.
„En de«espereert nimmerI
Jan Pieterts. Coen.
Het Vaderlandt ghetronwe<
Blijf ick tot in den doot.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franco per post f 0.90.
Het Zondagsblad, behoorende bij deze Conrant, verschijnt eiken Zaterdaguvond.
Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.73.
Voor ie abonués dezer Conrant in de gemeente0.30.
int t t buiten de 0.35.
REDACTEÜR-D1TGEVER
Molenplein 162/163.
Prija der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij
abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Voor liefdadige doeleinden3 cent per regel
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand8
Mededeelingen en aanbevelingen10 t u
Zij, die zich inet 1 Juli a. s.
op ons blad abonneeren, ontvangen
de tot dien datum verschijnende nummers
gratis.
Naar aanleiding van een Kon. besluit,
kan men zich, te rekenen van 1 Juli a. s.,
bij directeuren van Postkantoren slechts
tegen vooruitbetaling abonneeren op couranten
en tijdschriften. Abonnés op ons blad, die
bij directeuren van postkantoren (geen
brievengaarders) geabonneerd zijn en die
geen lust mochten hebben op die wijze
geabonneerd te blijven, worden beleefd ver
zocht zich rechtstreeks bij ons of door
bemiddeling van boekhandelaars te abon
neeren, daar alsdan geene vooruitbetaling
wordt gevorderd.
Met 1 Juli a. s. zal in ons blad een aanvang
worden gemaakt met de opname als feuilleton
e van den boeienden roman
k van F. V0N KAPFF-ESSENTHE3,
fr waarvan wij ons bet vertalingsrecht voor ons
n blad hebben verzekerd.
Het is den iSden Juni 1815 en elf ure in
den morgen.
De groote slag neemt een aanvang.
Van Napoleon's linkervleugel, waarover hij
tijdelijk het opperbevel heeft opgedragen aan
zijn broeder Jérome, den gewezen Koning
van Westphalen, rukt op eens een zwerm tirail
leurs voorwaarts, gevolgd door de kolonnes van
Reille, die een woedenden aanval doen op onze
rechtervleugel, doch meer bijzonder op de hoeve
Hougoumont. Hier wordt de strijd met de
grootste verbittering gevoerd. Het schijnt alsof
de Franschen deze hofstede, wat het dan ook
kosten moge, willen bezittenzij ontzien geen
verlies van volk, getuige de menigte gesneuvelden,
waarvan de lijken zich schrikbarend vermeerde
ren en als opgestapeld liggen, deels in den boom
gaard en voor de gecn'neleerde (met schietgaten
voorziene) muren, maar nog meer in eene zij
laan, die naar de ingangspoort voert, en welk
Feuilleton van de Helderiche- en Nieuwedieper Courant.
44)
Roman door N. VON ESCHSTRUT1I.
Al hooger en hooger sleigt zc tot wanr liet bosch
minder dicht begint te worden en meer licht door
dringen kan, puinhoopen van muren verheffen zich
voor haar en plotseling verrast ziet Dagmar, dat zij
zich in de kloosterruïne bevindt, welker zonnige
kruisgang zich in haar geheel voor haar uitstrekt.
kHoe schoon is hier het gezicht op Casgamala
Peizend zet Dagmar zich op den rand eener borst
wering, vouwt de handen op hare knieën samen
en buigt het hoofd in gedachten verzonken, roerloos
blijft zij zitten alles om zich heen vergetend.
Boven het gebergte pakken zich wolken te zamen,
hooger en hooger stijgen ze tot éénc zwarte massa,
een zacht rollen galmt door de zwoele lucht. De
zon trekt zich terug, een plotselinge windvlaag
strijkt over de grijze muren en doet de rose strikjes
van Dagmar wild fladderen het jonge meisje ziet
op en ademt met groote teugen de frissche lucht
in verbaasd waart haar blik over bosch en ruïne,
die plotseling achter haar in het diepste duister
gehuld zijn tegelijkertijd voelt zij koude droppels
op haar gelaat vallen. Verrast staat zij op, om met
een kreet van ontzetting de handen voor de oogen
te slaan, een helle bliksemstraal heeft voor haar de
zwarte wolkenmassa als vaneen gescheurd. Dagmar
neemt haastig haren hoed en wil den terugweg aan
nemen reeds stort de regen met stralen neder en
radeloos vlucht ze in de beschuttende kruisgang.
Duister wordt het om haar heen als, in den nacht.
Met het geraas van den donder stroomt de regen
neder, licht en kraakt het in het uitspansel en als
met tooverslag is de kloosterhof in een bruisende
gedeelte van het terrein volstrekt onder het bereik
ligt van het schrootvuur onzer meer achterwaarts
geplaatste artillerie. Doch hoe vinnig de onop
houdelijke aanvallen ook zijn, de verdediging
wordt niet minder hardnekkig. Deze kost veel
volk en doet zelfs den commandant, de kolonel
O'Donnel, sneuvelenmaar de Franschen, die
bij een storm de poort zijn binnengedrongen,
worden weder afgeslagen, en de post, die onzen
rechter vleugel tot steun verstrekt, blijft behouden.
Nauwelijks is de strijd begonnen, of hij wordt
levendig op alle punten van de linie. Niet min
der dan het klein geweervuur, laat het grof
geschut zich overal vreeselijk hooren, en al spoe
dig openbaart zich het oogmerk van Napoleon,
om ons centrum te doorbreken, de beide vleugels
van elkander te scheiden, en in de slijkerige
dwarswegen van liet „Forêt de Soignes" terug
te werpen, in welk geval hij op eene volkomene
nederlaag zijner vijanden, ook der Pruissen,
rekent; want, wordt onze linkervleugel tegen de
laatsten aangeworpen, dan zal hij Blücher tus-
schen zich en Grouchy nemen en in eene zeer
gevaarlijke stelling brengen.
Maar de Hertog van Wellington is er ver af
het hem zoo gewonnen te geven. Van daar
die moorddadige en voorbeeldeloos hardnekkige
strijd in het centrum. Ontzettend zijn de her
haalde aanvallen der Franschen tegen de hoogte
van „Mont-St.-Jean" en op de hoeve „La Hayö
Sainte". Onderscheidene reizen zijn zij van laatst
genoemde bloedig afgewezen, doch eindelijk
zwicht de bezetting, tengevolge van gebrek aan
patronen en de onmogelijkheid om haar daarvan
te voorzien of haar op eenigerhande wijze te
hulp te komen. Te drie ure in den namiddag
van dit gewichtig punt meester geworden zijnde,
kunnen de Franschen hunne krachten meer on
verhinderd tegen het centrum doen werken. Dit
doen zij dan ook onophoudelijk, onder begun
stiging, zoo door gedurige cavallerie-charges als
door het bestormen der gesloten infanterie-
kolonnës; doch telkens moeten zij met zware
verliezen afdeinzen, daar onze infanterie pal staat
en onze ruiterij gedurig de gelegenheid waarneemt
om hen door tijdig ondernomen charges te doen
wijken. Het is echter niet te ontkennen, dat de
Franschen steeds grond winnen, en dit wordt
het natuurlijke gevolg van hunne numerieke
meerderheid. Ook behouden zij nog eene aan
zienlijke reserve, te weten de garde, die niet heeft
gevochten, hetgeen bij de Engelschen en Neder
landers geenszins liet .geval is. Daar heeft alles
aan den slag deelgenomen, en dit een en ander
doet de zaak min of meer van een bedenkelijken
aard worden.
Intusschen wordt ook onze linkervleugel door
het korps van Lobau zoo hevig aangevallen, dat
de eerste linie begint te wijkendoch, onder
steund door de aanrukkende tweede linie, houd
men ook hier niet alleen stand, maar jaagt den
vijand zelfs met groot verlies in zijne stelling
terug. De Nederlandsche cavallerie doet daarbij,
vereenigd niet de Engelsche, wonderen van dap
perheid doch een brigade der laatstgemelde
geraakt door haren ijver te veel vooruit en te
midden des vijands, zoodat zij overvleugend wordt
zee herschapen. „Dat is een wolkbreuk schiet
liet door Dagmars gedachten bleek en sidderend
klemt zij zich vast aan het oude inonniksbeeld, dat
zij eens den krans had omgehangen, en sluit huive
rend en radeloos de oogen. Hevig woeden de
elementen, Dagmar trilt van koude en ontsteltenis,
en niet een gillenden kreet om hulp zinkt zij on
machtig tusschen de grafsteenen in. Plotseling is
het haar te moede, alsof er achter haar iets ritselt
vaalbleek staait zij naar den grijzen marmersteen,
waarboven kortelings geleden de spookachtige vlam
gezweefd heeft en neen, het is geen droom het
jonge meisje ziet duidelijk, dat de steen wordt op
geheven, en met een luiden angstkreet springt zij
op, en rent als een gejaagd hert door het noodweer,
het steenen pad langs, dat naar het park voert.
Om haar heen bruist het water, dat als een beek,
die hare vrijheid herkregen heeft, van den rotsigen
bodera naar beneden stortde takken slaan -haar
in het gezicht en bevochtigen beur haar en kleeding,
maar Dagmar voelt het niet, zoozeer is zij vervuld
van de ééne gedachtein vliegende vaart te ont
vluchten. Daar op eens houdt zij stil. Ontworteld
struikgewas, door het water voortgedreven, verspert
haar den weg, rechts rijst de steile rotswand, links
vertoont zich het wijdgeopend ijveren hek, dat naar
den koepel van Desidére leidt.
Dagmar vouwt de handen in radeloozen angst
het water om liaar heen zwelt bij iedere minuut en
door angst gedreven stormt zij het hek binnen.
Weinige schreden van haar af schemert de koepel
door de boomen, en voor hare voeten schuimt de
wilde bergstroom als een snel voortschietende beek.
„llelp!" klinkt het doodmoede van hare bleeke
lippen en met knikkende knieën valt Dagmar neer
vlak bij den vloed.
Haastig wijken de boschjes vaneen. „Maar freule
GijGod sta ons bij roept een oude grijsaard,
op hooge waterlaarzen. „Een oogenblik geduld, ik
kom alEn Lebrecht werkt zich door den woest
en niet, dan na aanmerkelijk geleden te hebben,
zich weder lucht maakt.
Napoleon nu zijn voornemen toch willende
doorzetten, doet het gros zijner cavallerie zich
voor de Engelsche linien trekken, om eene al-
gemeene en beslissende charge te doen. Als
men dit van deze zijde bemerkt, trekt men de
artillerie eenigszins terug. De Prins van Oranje
laat zijne infanterie quarrcn vormen en nu wordt
de aanstormende vijandelijke cavallerie zoo ge
ducht ontvangen, dat zij, ja, voor een oogenblik
inj de tusschenruimte doordringt, maar in geen
der quarrtfs kan inbreken,* en derhalve weder
terug moet, eene menigte gedoode en gewonde
ruiters en paarden op het terrein achterlatend,
en- daardoor aan de Engelschen gelegenheid geeft,
om haar met hevigheid te vervolgen en menig
glansrijk voordeel behaalt.
Nadat dus de slag op deze wijze reeds eenige
uren met afwisselend geluk heeft voortgeduurd,
begint de avond te naderen en daarmede
het tijdstip wanneer de zaken een beslissenden
keer zullen nemen. De Pruissen nl. komen
volgens Blüchers belofte van den kant van Wavre
ter hulp aanrukken, terwijl de verbazend slechte
wegen hen verhinderd hebben, vroeger op het
slagveld te verschijnen. Allereerst vertoont zich
het vierde korps onder aanvoering van Bülow,
trekkende, over „St. Lambert", in den mg der
Franschen, waartegen Napoleon echter dadelijk
zijne maatregelen neemt, door zijn zesde korps
(Lobau) tegenover hetzelve te stellen. Desniette
min laat hij het gerucht uitstrooien, zooals hij
in het begin ook wezenlijk schijnt gedacht te
hebben, dat de in het verschiet aankomenden,
de troepen van Grouchy zijn, welke zich met
hem komen vereenigen, hopende hij door zoo
danig bericht den moed der zijnen, al is het
slechts kortstondig, aan te wakkeren, ten einde
nog eene poging te doen, om de Pruissische hulp
nutteloos te maken, alvorens zij in haar geheel
kan zijn aangekomen. Hij verwacht zeer veel,
en met reden, van een geweldigen schok zijner
nog 15,000 man sterke garde, welke dien dag
niet in gevecht geweest en volkomen krachtig
en moedig is, te meer daar hij weet dat Wel
lington hem geen versche spaarbenden kan tegen-
•stcllen. En nu heeft die vreeselijke slachting
plaats, welke alle vorigen nog overtreft. Hij laat
zijne garde in massa, onder aanvoering van Ney,
tegen „Mont-St.-Jean" aanrukken, veronderstel
lende, dat deze onoverwinnelijke kolonne alles
voor zich nederwerpen en eindelijk doorbreken
zal, doch Wellington, die nu zeker is, dat Blücher
binnen eenige oogenblikken over Ohain op zijn
linkervleugel staat aan te komen, weet van geen
wijken. „Iedere krijgsman", zegt hij, „moet
gereed staan te sterven op de plaats, waar hij
staat."
De Prins van Oranje verdubbelt zijne pogingen
om aan des Hertogs standvastigheid te beant
woorden, maar wordt, na zich dezen dag zoowel
als de vorigen met roem overladen te hebben,
in het laatst van het gevecht door een kogel
in den schouder gewond, en van het slagveld
gedragen, om eerst verbonden en dan naar Brussel
vervoerd tc worden, Intusschen maait ons
rollenden golf, vat met krachtige hand de half on
machtige en draagt haar zonder vragen in den
koepel.
Met wijdgeopende, angstige oogen aarzelt de
baroucs daar te worden ingedragen. „Is de graaf
thuis?" vraagt zij met ingehouden adem.
„Neen, freule, hij is niet thuis!" En de oude
voert haar bezorgd naar eenen zachten, gemakke-
lijkcn stoel, strijkt behoedzaam met de ruwe hand
over de natte plooien van haar japon en schijnt een
oogenblik in beraad. „We hebben hier eenige zeer
oude kleedingstukken liggen zeide hij eindelijk
vergenoegd, „een paar vrouwenrokken, die de graaf
uit het slot hierheen gebracht heeft, voor de rariteit
die zal ik u halen, dan kunt u die natte dingen
uittrekken
Dagmar wil hem tegenhouden, maar hare tanden
klapperen van koude en de kleine handen zijn koud
nis ijszij knikt den oude toe tot dank en sluit
afgemat de oogen. Na een oogenblik keert Lebrecht
terugover zijn arm ruischt kostbare brokaatzijde
met bond afgezet, en in zijne hand schitteren een
paar wonderlijke, goiulgestikte pantoffels, zooals de
stammoeder ze zeker gedragen moet hebben op den
gladden parketvloer in het slot.
„Zoo, freule, maak het u nu maar warm onder
wijl zet ik voor u in de voorkamer een kopje thee,
om weer wat leven te brengen in de verstijfde
knok eitjes En met bijna teederen blik vatte de
oude hare witte handen, om ze een oogenblik zacht
tusschen de zijne te wrijven. „Goede hemel, wat
heeft dat kleine beetje water u te pakken gehad
En hij knikt haar daarbij nog eens vriendelijk toe
en wil de deur uitgaan op den drempel keert hij
zich nog even om. „De graaf komt voor den avond
niet terug, freulezeide hij, met een eigenaardig
ophalen der borstelige grijze wenkbrauwen „u be
hoeft dus niet ongerust te zijn zoover ik weet ia
hij met graaf Lothar naar de stad gereden, om
eenige papieren in orde te breugenEn daarop
geschut geheele gelederen der garde weg, terwijl
hare zoo moedige grenadiers zich telkens weder
manhaftig aaneen sluiten. Doch nu verschijnt
ter goeder uur onze generaal Chassé van den
rechtervleugel met zijne divisie, die eene poos
verademing heeft genoten, in de flank derFransche
gardehij rukt er onverschrokken op aan, begint
haar reeds om te trekken, doet er zijne artillerie
op spelen, en dwingt haar, ook van dien kant,
tot wijken. In dier voege van alle zijden bestookt,
moet zij schromelijk veel lijdenen dit is juist
het oogenblik, waarin Blücher over Ohain komt
opdagen met zijn eerste en tweede legerkorps,
Ziethen en Pirch, die de ruimte aanvullen tus
schen den Engelschen linkelvleugel en het reeds
tegen de Franschen onder Lobau in gevecht
zijnde vierde korps van Bülow.
Een heerlijk schouwspel is het voorwaar, voor
de Engelschen, Duitschers en Nederlanders, de
Pruissische hulpbenden uit de boschrijke streek
te voorschijn te zien komen. De Hertog van
Wellington wacht echter de volkomene veree-
niging niet af, maar maakt van het gunstigste
oogenblik gebruik, door zijn linkervleugel onder
Pickton om de Franschen te doen heenbuiger.,
evenals Lord Hill zulks met den rechter doet.
Hij verwisselt daarop zijn staat van verdediging
met eene forsche aanvallende beweging, doet
zijne troepen met vernieuwde kracht op de nu
ontmoedigde Franschen aanstormen, en daar dit
met algemeene geestdrift wordt uitgevoerd, be
slist hij zoo de uitkomst van den slag. Napoleon
verzamelt nogmaals vier bataljons garde in een
quarré, met oogmerk om er zijn aftocht meê te
dekken zij worden echter door onze cavalerie
opgeeischt om zich over te geven en op het
antwoordDe garde sterft, maar geeft zich niet
over!" breekt er de ruiterij in en sabelt meest
alles neder. Ondertusschen hebben de Pruisen
onder van Bulow het laatste Fransche steunpunt, het
dorp Planchinoit, met de bajonet veroverd en
nu is het met de Franschen gedaan; Napoleon
wordt mede gesleept en alles raakt in wanorde
op de vlucht, met achterlatingg van al het ge
schut en den geheelen legertros.
Tot zoover volgen wij het verhaal van een
Nederlandsch officier uit dien tijd en bij de
herdenking van den grooten slag, behoeven wij
zeker niet uiteen te zetten de gewichtige betee-
kenis van deze overwinning voor ons volksbe
staan. Wij voegen er alleen nog aan toe wat
generaal Knoop schreef
Achttien honderd vijftien moet ook daarom
bij ons in herdenking blijven, omdat Neêrlands
krijgsroem een nieuwen luister van de gebeur
tenissen van dat jaar heeft ontvangen. Verre
van ons, om uit blinde gehechtheid aan ons
vaderland, uit bekrompen patriottismus, eene
overdrevene en onware voorstelling te geven van
wat de Nederlanders in 1815 hebben gedaan;
verre van ons vooral, om door een onwaar ver
haal den roem onzer landgenooten te verheffen,
ten koste van den roem der bondgenooten, die
met ons tegen Napoleon streden. Neen, laat ons
billijk, laat ons waar zijnlaat ons vrijuit erken
nen, dat van de legermacht, die den Franschen
draait hij den deurknop om en verdwijnt.
Dagmar haalt ruimer adem en staat opmet
kinderlijke belangstelling beschouwt zij het grappige
maskeradepak, dat Lebrecht naast haar op den
stoel gelegd heeftzij huivert nu zij deze verbleekte
heerlijkheid ziet. „Zou de dwaalgeest 's nachts dit
ruischende gewaad niet aantrekken, om daarmee
hare rustelooze omzwervingen te beginnen door slot
en park
Dagmar schrikt terugeen schuwen blik werpt
zij steelsgewijs naar het venster, waartegen de storm
onophoudelijk den regen zweept, en diep zuchtend,
vast besloten treedt zij achter de damasten gordijnen,
die zij snel losgemaakt heeft, zoodat zij ongezien
hare natte kleederen met het prachtgewaad kan
verwisselen. De taille kan naar verkiezing wijder
en nanwer gemaakt wordenhet kleed past haar
als gegoten en het bont voegt zich heerlijk warm
0111 haren slanken halsde voormalige eigenares
moet echter eene vorstelijke, hooge gestalte gehad
hebben, daar de zware zijden plooien als een sleep
voor hare voeten vallen. Dagmar moet lachen en
weet zich te reddenmet een paar spelden neemt
zij de stof aan beide zijden op, zoodat de kleine
voetjes, die reeds de geborduurde pantoffels aan
geschoten hebben, zichtbaar worden. Glimlachend
beschouwt Dagmar zich zelve, onwillekeurig dwaalt
haar blik naar den wand, om in een spiegel eeu
beeld van zichzelve in deze wonderlijke kleedij op
te vangen maar vruchteloos ijdelheid behoort niet
tot de ondeugden van den eigenaar van den koepel.
Met langzame schreden keert Dagmar tot den leun
stoel terug en vleit zich diep in de kussens het is
schemerdonker en doodstil in het groote, holle ver
trek aan de muren hangen wapens en dierenhuiden,
oude helmen en gebarsten schilden op de uitstekende
lijst van de vermolmde, op vele plaatsen met on
kundige had gerestaureerde schouw staan, bont door
elkander, vreemdsoortige vazen en steenen voor
werpen van grilligen vorm, zoowel uit ouden al\