HELDERSCHE- NIEU WEDIEPER COURANT Jaargang 48, M 83. Vrijdag 11 Juli 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier, J. H. VAN BALEN. Aan onze Abonnés. (Ea deiespereert nimmer!' juk Pieten:. Coen. Het Vaderlandt ghetrouwe Blijf ick tot in den doot. Wilhelmuslied. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franco per post f 0.90. Het Zondagsblad, behoorende bij deze Conrant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden0.75. Voor de abonnés dezer Conrant in de gemeente0.30. bniten de 0.35. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. Prijs der A drertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3 u Mededeelingen en aanbevelingen10 Naar aanleiding van een Kon. besluit, kan men zich, te rekenen van 1 Juli 1890, bij directeuren van Postkantoren slechts tegen vooruitbetaling abonneeren op couranten en tijdschriften. Abonnés op ons blad, die bij directeuren van postkantoren (geen brievengaarders) geabonneerd zijn en die geen lust mochten hebben op die wijze geabonneerd te blijven, worden beleefd ver zocht zich rechtstreeks bij ons of door bemiddeling van boekhandelaars te abon neeren, daar alsdan geene vooruitbetaling wordt gevorderd. Aan onze abonnés buiten deze gemeente wordt beleefd verzocht het verschuldigde «abonnementsgeld over het 2de kwartaal vóór 15 Juli a. s. per postwissel te willen over maken, zullende anders door ons daarover, met verhooging van 10 cents voor de kosten, per post moeten worden beschikt. NEDERLAND. HELDER, io Juli. Eene waarschuwingAan de „N. Rott. Ct" wordt geschreven „In het voorjaar van 1871 werden éenige huis gezinnen in ons Zuidhollandsch dorp bezocht door de pokken. In één, dat eener weduwe, was het verloop als volgt Corneliaaangifte gedaan '24 April, overleden 30 April Antonia 3 Mei, 10 Mei Bert ha5 Mei, 13 Mei Jacobus 10 Mei, 16 Mei de weduwe.. 10 Mei, hersteld 16 Mei Jacoba10 Mei, overleden 17 Mei „In dit gezin, christelijk-gereformeerd, was de vaccinatie niet toegepast uit gemoedsbezwaar. „Eén zoon, het eenig kind dat de moeder behouden mocht, bleef onaangetast te midden van de besmetting. „Die zoon, het bleek eerst toen, had zich el ders laten inenten. „De waardige geneesheer, die al de patiënten behandeld heeft, verklaarde nog dezer dagen „Wanneer ik, na de zieken beneden geholpen te hebben, naar boven ging voor die daar lagen, gevoelde ik mij, hoe gehard ook, ziek en ellen dig door de onbeschrijflijke lucht, die mij om ringde en achtervolgde. Feuilleton van de Heldersche- en Nieuwedieper Conrant. 6) EEN TROETELKIND VAN HET GELUK. Roman van F. VON KAPFF ESSENTHER. Baumgartner, de vader, was juist het salon binnengetreden, waar broeder en zuster de gasten opwachtten. Hij was een groot, slank man met grijze baren en baard; maar zijn bewegingen waren zoo levendig, zijne oogen zoo jong, dat hij in 't geheel niet den indruk van een ouden man maakte. Broeder en zuster, die naast elkaar op de kleine sofa zaten, vormden een bekoorlijk tafereeltje. Zij geleken sprekend op elkaar, van gelijke grootte en houdingalleen waren de eigenschappen, aan het geslacht verbonden, bij hen verschillend, Edwina was krachtiger dan haar broeder, strenger en beslister in haar uiterlijk. De jonge man daarentegen was zachtzinnig en teergevoelig, bad zwaarmoedige oogen en een ziekelijke gelaatskleur. Hij alleen vertoonde de natuurlijke zwakheid, die aan tweelingen meestal eigen is. //Kinderen," zeide de vader nu, terwijl hij bij dien aanblik zijn oogen teeder op hen vestigde, //mijnheer West komt van avond bepaald. Ik verzoek u hem vriendelijk te ontvangen!" z/Hé, boa komt hij bij ons?" vroeg Edwina verwonderd. //VV. hij gaf kort geleden zijn kaartje af,/ woordde de vader, //en gisteren bij zijn „Wat ik met deze eenvoudige mededeeling bedoel „Hierop te wijzen „Voor de ontwikkelden, voor de beschaaf den vrees ik niet, als de wet vrijheid laat. De hecren dr. A. Kuyper, De Savornin Lobman en dergelijken zullen wel zorgen dat zij en de hun nen gevaccineerd worden. Maar de eenvoudige geloovigen in den lande, ten plattelande vooral, die ik even goed meen te kennen als zij, opge ruid door termen als „pokgif„God verzoeken", enz., zij zullen boeten voor het drijven hunner leiders. „God beware èn drijvers èn gedrevenen voor die ramp Uit het voorloopig verslag der Eerste Kamer over de Spoorwegovereenkomsten blijkt, dat slechts enkele leden voor Staats-exploitatie waren, dat vele leden overwegend bezwaar hadden tegen het beginsel concentratie en concurrentie, en de voorstanders van het ontwerp die bezwaren bestreden, dat onderscheidene leden genegen waren het wetsontwerp aan te nemen, dat een gedeelte der leden de geldelijke offers niet te hoog achtte, maar vele andere leden ongunstig over de financieele quaestie oordeelden, terwijl enkele leden zich hun oordeel over het ontwerp voorbehielden tot na de inlichtingen der Regee ring. Overzicht der Pers. Naar aanleiding van het gebeurde in de Kamer tusschen de min. van Binnenl. Zaken en den heer Domela Nieuwenhuis zegt de „Amster dammer" „Ons dunkt, de heer Lohman is, ook aLs mi nister, niet veel verder gekomen. De heer Nieu wenhuis heeft verklaard, dat ZExc. wel eens evenals hij, Nieuwenhuis, een oproermaker is genoemdde minister constateert zelf de juistheid van de verklaring, door te zeggen, dat wat de heer Domela Nieuwenhuis heeft uitgesproken „hem reeds sinds jaren in politieke en kerkelijke cou ranten is ten laste gelegd geworden." In zoo verre hebben dus de minister en de afgevaardigde elkander niets te verwijten. Nu is het ongetwijfeld voor den minister hoogst onaangenaam op zoo laffe en grove wijs beschuldigd te worden, als meermalen in couranten is geschied, doch over gelijke onvriendelijkheid kan ook de heer Domela Nieuwenhuis wel klagen, en in zooverre hebben de beide heeren elkander niet te benijden ook. Wij begrijpen echter niet, dat beschuldigingen die een gewoon burger zeer terecht over zijn kant laat gaan, wijl zij te min zijn om hem te deren, door hem van genoeg beteekenis worden geacht om hem tot spreken te verlokken. Waren wij wat heel moeielijk valt het ons voor te stellen anti-revolutionair minister, wij zouden, dunkt ons, bij ons zelf zeggen iemand, die door Z. M. den Koning bij de gratie Gods met het ministerschap bekleed is, zetelt veel te hoog dan dat eenige laster hem zou kunnen bereiken. Voor zoo iemand staat de Koning immers borg, die hem heeft uitverkoren tot raadsman van de kroon." bezoek op mijn kantoor, verzocht hij opnieuw hem met mijne familie in kennis te stellen. Daarom vroeg ik hem voor van avond." //Die onuitstaanbare!1' zeide Edwina een weinig bitter. „Hij denkt zeker, dat bij ons welkom is!" „Maar wat scheelt je toch, kind?" zeide de vader. „Zet toch niet zoo'n onverschillig gezicht. Dat verzoek ik je nu uitdrukkelijk. Mijnheer West heeft, zich jegens mij bijzonder vriendschappelijk betoond ja, hij heeft mij zelfs aan hem verplicht." Edwina liet haar hoofd zakken. „Waarom zouden wij ook niet vriendelijk tegen hem zijn?" zeide Edwin. „De ge dichten bevallen mij zeer goed!" „Nu, afgedaan dan, kinderen." „Maar zeg mij eens, papa," sprak Edwina, nog altijd zichtbaar ontstemd, „hoe heeft mijnheer West toch dat vele geld verkregen?" „Dat kan ik niet precies zeggen. Mijn zaakwaarnemer, die toevallig ook de zijne is, weet niet anders, dan dat de vader van West het groote vermogen verworven heeft door gelukkige speculatie en rustloozearbeid. Maar ik durf er daarom niet voor instaan, dat die rijkdom altijd op eerlijke wijze verdiend is." Edwina scheen deze meening niet te deelen. „Mijnheer West werkt niet," zeide zij, ykij heeft ook geen bezigheid, geen verdiensten, niet waar, papa?" „Niet, dat ik weet, kind." „Weet ge, papa, wat men mij laatst op de bazar influisterde, toen hij zijn portefeuille in mijn kas ledigde? Dat hij zijn geld aan den speeltafel gewonnen had!" De minister heeft zich eenvoudig bespottelijk gemaakt en het belachelijke doodt. De „N. R. Ct." zegt „Men zal moeten toestemmen, dat zulk eene tot het publiek gerichte uitnoodiging, uitgaande van een minister des Konings, zonder pracedent is in onze parlementaire geschiedenis. Of zij niet meer blijk gaf van een min bedachtzaam toegeven aan verklaarbare opwellingen, dat deed denken aan den tijd van het eerste ministerschap van een zijner voorgangers, clan een juist besef van hetgeen de waardigheid van het ministersambt eischt, wenschen wij in het midden te laten. Maar zeker is het, dat de minister, door de ontstemming waarin hij verkeerde, over het hoofd zag, dat het middel, hetwelk hij aan het publiek aan de hand deed om hem de gelegenheid te verschaffen, zich van den op hem gelegden blaam te zuiveren, de gevolgen niet kan hebben, die hij er van verwachtte. Het strafwetboek, dat de minister casu quo wenschtte te baat te nemen, straft immers volgens art. 261 wel het opzettelijk aanranden van iemands eer of goeden naam, maar laat volgens art. 263 het bewijs der waarheid van het ten laste gelegde feit slechts in twee gevallen toe, die hier wel niet toepasselijk zouden zijn. Immers hier werd geen feit ten laste gelegd aan een ambtenaar, dat zou begaan zijn in de uitoefening zijner be diening. En evenmin zou hij, die aan den heer de Savornin Lohman het geïncrimineerde feit ten laste legde, waarschijnlijk beweren, dat hij aldus handelde in het algemeen belang ot tot noodzakelijke verdediging. Aangezien nu het strafwetboek slechts in die beide gevallen de mogelijkheid van het leveren van het bewijs opent, kan de door den minister aangegeven weg nooit leiden tot het gevolg, dat hij er zich van voorstelt. Het woord van den minister bleef onbeant woord; de heer Domela Nieuwenhuis was niet ter vergadering, toen het werd uitgesproken, maar verscheen pas eenige oogenblikken later." Binnenlandsch nieuws. Helder. Naar wij vernemen, zegt de „N. R. Ct.", is de dezer dagen in het Marine-hospitaal alhier opgenomen, de uit het korps afgevoerde offi cier van administratie W. E. M., door een zijner familieleden uit Parijs naar het wachtschip geleid. Het vorige jaar uit Oost-Indie gerepatrieerd, moet hij een geruimen tijd in een toestand van geest- verbijstering hebben rondgedoold en nu drie maanden geleden, met nagenoeg geheel belem merd spraakvermogen in een krankzinnigengesticht te Parijs zijn opgenomen. Eerst onlangs meer tot het bewustzijn gekomen, heeft hij zijne iden titeit aan den dag gebracht en zijne verzorgers bekend gesteld met zijn waren naam. Aan een der nabestaanden is toen verzocht, den ongeluk kige af te halen. Helder. „In eene vergadering der Gym nastiek- en Exercitie-Vereeniging „Pro Patria" op 6 Juli jl. werd tot Secretaris verkozen de hr. W. de Vries." Den ouden heer ontsnapte een lichte uitdruk king van ongeduld. „Zottinnetje," zeide Baumgartner nu een weinig ontstemd. „Hoe kan men zoo iets zoo ernstig opnemenZelfs al was het zoo. Geluk in het spel is een schoone zaak Edwina staarde haar vader ontzet aan. Zij kreeg altijd duidelijker dat geheime voorge voel, dat ook hij tusschenbeide speelde dat dit de donkere afgrond was, die liet huisgezin bedreigde. En zij riep uit: „Ik haat, ik verafschuw het spel, papa!" „En ik niet minder," antwoordde hij over tuigend. „Het spel, zooals gij het opneemt, is altijd iets laags, iets afkeerwekkends. In dezen zin ontstemt ook mij de gedachte aan het spel. Maar het spel heeft ook nog een andere beteekenis. Tegenwoordig behoort het spel tot de noodzakelijkheden van ons snel voorbijgaand leven, evenals de wijn of eenig ander opwekkend genot. En in zulk spel geluk hebben, is niet minder aangenaam, dan zich te verheugen in een fijne tong; men is nog geen drinker, omdat men met wel behagen en kennis Chateau cVYquem drinkt. Men is nog geen gelukzoeker, als de kaarten u eenmaal gunstig zijn geweest!" Maar Edwina's wantrouwen jegens den gast was niet geweken, integendeel, zijn beeld werd in hare verbeelding afzichtelijk. Zoo stelde zij zich een man voor, die al zijn geluk op één kaart zet. De vader verwijderde zich, om naar de speeltafels te gaan zien. „Deze mijnheer von West is immers aan andere conversatie gewoon," zeide Edwina Texel. In eene vergadering van brand meesters en officieren der brandspuit te OosterencU, zijn, wegens het overlijden van P. J. Witte en het bedanken van J. H. Keijzer, tot officieren benoemd de heeren G. J. Keiman en J. K. Brou wer. De brandweer aldaar iè 'thans samengesteld uit 2 brandmeesters, 2 adsistenten," 13 officieren en 230 manschappen. Anna Paulowna, 9 Juli. Heden had de afslag van de boerderij „Margarita", eigendom van TheijIers-genootschap, plaats. De 56 H.A. met kapitaal huis, werden opgehouden voor de som van f 14.820. Wel een bewijs dat er nog niet veel kooplust bij het publiek bestaat. Heer-Hugowaard. In deze gemeente heeft zich eene Commissie gevormd en belast met het bijeenroepen van gezinnen tot eene bij eenkomst op den raden dezer ten einde het doel van een te stichten begrafenis-ofuitkeerings- fonds bij overlijden, van achterblijvende betrek kingen, breedvoerig uiteen te zetten. Wanner wij er op wijzen dat in deze ge meente door velen vaak een belangrijk bedrag aan premiên wordt betaald aan dergelijke fondsen, elders gevestigd, die in de eerste plaats eigen winstbejag beoogen, dan is er op dit ge bied nog veel ter verbetering te doen. 't Is een veld dat braak ligt en wacht op den arbeider en het zaad. Niet dan langzaam banen goede beginselen en goede gewoonten zich een weg in de Maatschappijhet komt hier aan op het ma-^ ken van een begin en daarna volharding. Daartoe mede te werken is ongetwijfeld het doel van de Commissie; moge daartoe dit be richt eveneens iets bijdragen Borenkarspel. De familie, vrienden en kennissen van den heer W. C. Verburgh, in leven stationchef alhier, hadden jl. Vrijdagavond een treurige plicht te vervullen. Het stoffelijk omhulsel van den overledene, die ziek door zijn rond, open en joviaal karakter gedurende zijn verblijf te Hoogkarspel en Bovenkarspel vele vrienden had verworven, werd namelijk door de turners van Hoogkarspel, die in den overledene een tactvol en ijverig directeur verliezen, aan den waggon toevertrouwd, die hem naar zijne laatste rustplaats te Utrecht zou overbrengen. Na een roerende rede van een paar vrienden van den overledene werd de lijkkist, bedekt met kransen, in den waggon gezet. Mogen de talrijke bewijzen van deelne ming het leed verzachten van haar, die in den overledene een liefdevol echtgenoot moet missen. Edam. Aan den wedstrijd van den Pro vincialen Noordhollandschen Bond voor Harmo nie- en Fanfarecorpsen, den óden en 7dén Juli jl. alhier gehouden, namen de volgende gezelschappen deelhet „Stedelijk Muziek corps, te Alkmaar; „Amstel's Fanfarecorps" te Amsterdam „Concordia," te Beetshet Fanfare corps," te Broek in Waterland; het Muziekkorps dd. schutterij, te Hoornhet „Stedelijk Muziek korps", te Purmerend„De Adelaar," te Weesp „Excelsior", te Wormerveer en „Harmonie", te Zaandam. tot baar broerier. „Al kwam hij hij zou zoo licht niet terugkomen." Edwin was een weinig geërgerd over zijne zuster. „Gij oordeelt te hard en onrecht- vaardig over West," zeide hij. „Hij is een begaafd dichter en moet ook een edeldenkend. mensch zijn. Bovendien," hij sprak half luid verder, „weet. ik nauwkeurig, dat papa hem werkelijk verplicht is, al begrijp ik niet, hoe vader zoo dikwijls in verlegenheid zit." „Omdat hij te goed is," zeide Edwina aarzelend, „hij geeft te veel." In waarheid was het ook haar niet duidelijk, waarom papa zich zoo dikwijls in geldelijke zorgen bevond. Er scheen een geheime afgrond te zijn, die het geW verslond. Papa had bijvoorbeeld de hoofdkas van het Leipziger Paasclifeest. Reeds verscheidene uitgaven waren uitgesteld geworden. Maar opeens was papa zonder geld hoe was dat gebeurd? „Een on voorziene post," gaf hij voor. Edwin vond het heel natuurlijk; zijne zuster kon het echter niet begrijpen. Wat kon dat toch altijd zijn? En dan stond het haar zoo tegen, dat papa zoo vriendschappelijk omging met West, en dat hij hem geld schuldig was juist hem, voor wien zij met een innerlijken afkeer vervuld was. De eerste gasten, waaronder Edwina's nicht Ottilie, die laatst bij het schoolfeest op den tweeden dag in haar plaats de photografiën, en werkelijk met zeer goed gevolg, had ver kocht, kwamen aan. Zij had moedig de concurrentie met mejuffrouw Melingo op zich genomen. Ottilie was de dochter van een. A

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1