HELDERSCHE- NIEU WEDIEPER COURANT Jaargang 48. M. 101. Vrijdag 22 Augustus 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. „En dewspereert nimmer I' Jan Pietertz. Coen. Het Yaderlandt ghetrouwe Blijf ick tot in den doot. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal f 0.70, franco per post f 0.90. Het Zondagsblad, lehoorende bij deze Contant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.50. Voor de abonnés dezer Courant in de gemeentef 0.30. buiten de 0.35. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. Prijs der Adrertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3 Mededeelingen en aanbevelingen10 NEDERLAND. HELDER, 2i Augustus. Ruzie in het Socialistische kamp. n. Na de voornaamste grieven van den lieer Croll te hebben besproken, willen we ook zien wat de tegenpartij heeft in te brengen. Het is niet meer dan billijk in eene publieke zaak beschuldiger en beschuldigde te liooren. De brochure bestaat uit twee gedeelten ten 1°. een betoog van W. li. Vliegen, waarin deze critiek oefent op Croll's politieke gevoelens, ten 2°. een critiek van den Centralen raad. Het eerste gaan wij stilzwijgend voorbij. Evenmin als met Croll's ideën, zullen onze lozers verlangen kennis te maken met die van den heer Vliegen, ideën die trouwens reeds bekend genoeg zijn, ten minste dit kunnen zijn voor hen, die het weten willen. Of Croll dit aanneemt en Vliegen weer datdaarmede hebben we in dit geval niet te maken, alleen met de vraag van gelijk of ongelijk. We nemen dan ook slechts het slot van de rede des heeren Vliegen over. Dit luidt als volgt Nog een enkel woord, Croll, voormalige strijder naast en met ons, socialistische arbeiders, nog een enkel woord zij mij vergund. Gij gaat heen, mis moedigheid en pessimismus hebben zich van u meester gemaakt. Waarom Omdat gij het geloof verloren hadt aan bet rechtvaardige van dc zaak, die gij voorstondt Och neen, want dan zoudt gij u met denzelfden ijver aan het werk hebben gezet om uw nieuw beginsel ingang te doen vinden en dat doet gij niet. Immers zelfs deze uiteenzetting van beginselen hebben wij, volgens uw eigen schrijven" niet te danken aan zucht tot propaganda, maar aan de omstandigheid, dat „Recht voor Allen" zweeg, dus feitelijk aan de zucht om van u te doen spreken. Een ander deed het niet, nu deedt gij 't zelf. Weet gij de oorzaak van uw aftocht? Ik wel. Gij dacht zooals de socialistische arbeider, gij streedt als hij, maar gij gevoeldet niet als hij Gij zijt geen werkman, gij hebt nooit honger geleden de zorgen, aan een werkmansbestaan verbonden, bleven u verGij weet nog heden niet wal er in dien kring omgaat van hen, die allen rijkdom schep pen Gij streedt met de arbeiders, omdat hun partij onderdrukt werd. Maar gij, die zoo oneindig veel ophebt met 't individu, gij trekt terug waar de vervolging van de partij als zoodanig van staats wege naar gij schijnt te meenen, ophoudt., terwijl echter zij, die de partij vormen, de arbeiders, nog altijd worden uitgezogen, nog altijd worden getrapt, broodeloos gemaakt enz., en nog altijd niet in staat zijn, door inwendige verdeeldheid, krachtig naar buiten te werken, opdat spoedig aan de uitzuigerij der gelieele klasse een einde gemaakt zou worden. Feuilleton van de Heldersche- en Nieuwedieper Courant. 27) EEN TROETELKIND VAN HET GELUK. Roman van F. VON KAPFF ESSENTHER. De trein vloog voort door de lieflijke dalen van liet Weener woud, welks herfst tinten inden avond een heerlijk effect maakten. Herfst en avond alles was voorbij! Een somber voorgevoel overviel Siegmund; één keer met volle liefde aan zijn hart gerust! Zeker, dan zou het hem gemakkelijker zijn gevallen om van haar afstand te doen. Zoo dacht hij ten minste. Gedurende de gansche reis kampte hij tegen die treurigheid en weemoed, die onop houdelijk als een stortvloed zijn hart over stelpten enhij stortte zich, te Parijs aangekomen, in den maalstroom van de dolste vermaken, om daardoor vergetelheid te vinden. Hij bevond zich in een toestand, die deed denken aan iemand, die voor zichzelf vluchtte iemand, die het onzinnige idee heeft zich zelf wijs te maken, dat het hem op deze wijs zou gelukken, en toch hielp het hem niet, want onder alles door dacht hij aan haarzij was alles in zijn leven. Hij maakte zich wijs, dat hij zich nu toch eigenlijk kostelijk vermaakte, maar altijd was zij daar, de bleeke verschijning, wier donkere oogen overal inboorden, alles zagen. Ontelbare malen, des daags en des nachts, betrapte hij zich op diezelfde gedachte. „Waarom wilde juist zij mij niet beminnen?1' Als een waanzinnige deed hij zich herhaaldelijk Die vervloekte verdeeldheid heeft de arbeiders al zoo oneindig veel doen lijden en dan wordt het beroerd, Croll, misselijk zelfs, en kan mij het bloed er wel eens door naar bet hoofd schieten, dat er ook nog bourgeois moeten zijn, die onze beweging met veel lawaai binnenkomen om o, zoo spoedig weer op te doeken. En om de „eer" te redden, wordt bij bet opdoeken ook wat rumoer gemaakt, rumoer, dat alweer nieuwe verdeeldheid in de ge lederen ten gevolge heeft. Haddet gij ze gevoeld, de knellende banden van het kapitaal, ge waart niet heengegaan en bij uw aangedaan onrecht waart ge pal blijven staan, uw recht verdedigend, niet buiten-maar in de partij. Maar enfin, Scbamm driiberGij gaat heen, wij blijven en hopen nog eens door verdubbelde inspan ning goed te maken wat gij en anderen hebt be dorven Arbeiders, geen ontmoediging! Laat de volks leeuw zijn manen eens schudden, een medelijdenden blik werpen op hen die afdruipen en dan met volle vaart, met frisschen moed voorwaarts, vol vertrouwen op ons heilig beginsel, dat niet staat of valt met welken persoon of personen ook, maar dat gedragen wordt en geworteld zit in de harten der uitgezo gen en Met stalen wil en hardnekkige volharding voor waarts met vast geloof aan de waarheid van de leuze onzer Duitsche vrienden Unser die Welt, trots alleiem (Aan om de wereld, ondanks alles!) De centrale Raad zegt Wij kunnen niet anders dan het betreuren, dat personen, op wie we al ons vertrouwen gevestigd hebben en waarvan we verwachtten dat zij voor ons een krachtige steun zouden zijn ter bereiking van ons verheven doel, 't welk in de eerste plaats is de verbetering van dc maatschappelijke positie der ar beiders, dat die personen, wier kennis, naar wij meenen, zal strekken tot verlichting der meestal minder ontwikkelde arbeiders, ons ten slotte tegen vallen en de oorzaak blijken te zijn van onderlinge twisten in onze gelederen, over zaken die ons eigen lijk in de verste verte niet raken. Wij zullen enkele onjuiste voorstellingen (zoo niet erger) die Croll in zijne brochure geeft en die direct of indirect ons betreffenweerleggen, doch ons ont houden van eene bespreking der nietszeggende per soonlijkheden. 't Schijnt Croll te grieven dat in „R. v. A." zijn aftreden als medewerker niet eens is vermeld ge worden, waaruit we mogen opmaken dat het voor hem niet prettig is zoo met stille trom en zonder eenige bombarie te moeten aftrekken. Overigens willen we kera vragen of hij ook indertijd, toen hij nog redacteur was, het aftreden van den heer E. als medewerker aan de lezers heeft bekend ge maakt? Neen, niet waar? Maar dezen beschouwde bij zeker voor lang zoo hoog en belangrijk niet als zijn persoon. Intusschen, had Croll te kennen ge geven dat door zoodanige mededeeling in het blad eenigszins aan zijn ijdelheid voldaan geweest was, welnu, die ware dan misschien wel spoedig te be vredigen geweest. Verder ontzenuwt de C.R. Croll's bewering, dat deze zelfde vraag, waarop hij nimmer ant woord kreeg. O, dat vragen zonder het antwoord te kunnen gevenO, dat niet te verdrijven heimwee, o, die aanhoudende leegte in zijn hart! Hoe zou hij dat kunnen ontvlieden? Hij lachte en praatte en liet in gezelschap zijn geest vrij spel. En daarbij dacht hij onwillekeurig: „Als Edwina mij nu eens hoorde Hij schertste met eene zeer leven dige vrouw en verschrok dan plotseling, zonder oorzaak. „Als Edwina mij nu eens zag?" dacht hij dan, en dan verrees haar beeld weer voor zijne oogen, dat beeld, dat in zijn hart begraven lag. OnmogelijkHij kon haar niet vergeten „Het is niets anders dan de gewoonte," zeide hij tot zichzelf, „de gewoonte, omdat wij zoolang samengeleefd hebben. Met den tijd zal het wel anders worden." Hij ging de deur uit om op de Boulevards een beetje te flaneeren en verstrooiing te zoeken, doch nauwelijks was hij honderd schreden ver, of haar beeld stond weer voor hem. Dan dacht hij er aan, hoe zij samen gingen wandelen, hoe trotsch en gelukkig hij was geweest, als zij aan zijn arm hing en de nauwelijks een weinig geheelde wond ging opnieuw open. Wat had hij dan toch gedaan? wat had hij misdreven? Het moest toch zijn schuld wel zijn. Eens had hij de pen reeds in de hand om haar te schrijven: „O, zeg mij toch alleen maar, waarom ge mij niet bemint!" maar in het volgende oogenblik werd hij toornig over zijn eigen zwakheid en wierp de pen neer. Dan scheen hij eene lichte verbetering te hij zijne brochure het licht heeft doen zien omdat i<R- v. A." daarvan niets mededeeldewant uit een schrijven, in de brochure van den C.R. afgedrukt, blijkt, dat hij dd. 19 Juni reeds zijne brochure wilde doen drukken door den C.R. als geheim drukwerk der partij. Croll had op dien datum nog zijn, ontslag niet en niettemin was de brochure al gesóhreven. Betreffende de coöperatie-geschiedenis lezen wij Niet door D. N. is in den Centralen Raad dat voorstel tot coöperatie gedaan, doch 't werd door een der afdeelingen geplaatst op de agenda voor het congres, welk laatste dit voorstel aannam. Croll was destijds niet zoo pertinent tegen coöperatie, maar heeft eerst later, hij gelegenheid hij lid was van de commissie van enquête, belast met de on derzoeking eeuer kwestie, hetreffende de coöpera tieve Broodbakkerij en Verbruiksvereeniging „De Volharding" de vaste overtuiging opgedaan, dat coöperatie voor onze partij nadeelig moet werken. Eerstn toen is door Croll in den Centralen Raad voorgesteld het volgend congres te verzoeken den Raad te ontheffen van de verplichting tot het be vorderen der coöperatie, welk verzoek door dat congres werd ingewilligd. Dus bet congres heeft niet/, zooals Croll beweert, verklaard, „dien weg niet op te willen", maar nam zelfs aan op voorstel van een 'der afdeelingen, dat de coöperatie zou moeten worden bevorderd, en eerst een later congres heeft dit besluit iugetrokken. Croll stelt het ook voor als zou door den Cen tralen Raad een congresbesluit, n.1. om 1. Mei, bij wijze, van demonstratie voor den 8-urigen arbeids dag als feestdag uit te schrijven, eenvoudig geheel eigenmachtig zijn aan kant gezet, onuitgevoerd ge laten. Croll had hier eerlijker moeten wezen, daar hij nu, tegen beter weten in, eene onjuiste voorstel ling geeft van deze zaak. Hoewel door liet congres besloten was tot die demonstratie, bleek het den Centralen Raad later, naar aanleiding van de inge komen bezwaren daartegen, dat het doorzetten van dat besluit zou stuiten op tal van moeielijkliedon. Daarom nam de C. 3t. irct besluit, zich ln deze te wenden tot de afdeelingen, ze te wijzen op die nioeielijkheden en Inin oordeel te vragen omtrent liet al of niet doorzetten van dat besluit. Alle af deelingen stemden vóór intrekking van dat con gresbesluit, terwijl slechts ééne afdeeling onder pro test hiermede instemde. Deze toedracht der zaak kan Croll zeer goed be kend zijn en niettemin durft hij toch nog schrijven dat het besluit der wetgevende macht in de partij, zonder meer op zij werd gezet cn de Centrale Raad zich, op voorstel van D. Nstelt in de plaats dier wetgevende machten laf is het dan ook om uit zoo'n leugen de lage insinuatie te distilleeren, dat „de heer Domela Nieuwenhuis, die zulk een voor stander is van het recht der meerderheid, zich „dus blijkbaar aan die meerderheid niet. \eel stoort, „als liet zoo in zijn kraam te pas komt. maar zich „als koning daarboven stelt." Wij laten ieder oordeelen of hier het recht der meerderheid ook maar in één opzicht is verkort geworden. En verder In Crolls brochure wordt nog eene mededeeling bespeuren. De last week van zijn ziel, hij gevoelde zich niet meer zoo beklemd en dan zeide bij„Geduld maar, het zal wel beter worden." Van een attaché van liet Oostenrijksche gezantschap vernam hij op een dag toevallig, dat barones von Steinburg met bare dochter te Parijs was en dien dag voor de eerste keer ontvingen. Hij wilde en kon nu niet wegblijven, meende hij, als het hem ten minste ernst was Edwina te vergeten. De- ontevredenheid, die hij over Edwina gevoelde, dx-eef hem naar Alexie. Bovendien wilde hij haar zeggen, welke ontzettende gevolgen haar ijverzuchtig gebabbel had gehad, hij wilde baar sti*aften, door haar te doen zien welk een leed zij hem berokkend had. Met stralende oogen en slechts met moeite een uitroep van vreugde weerhoudend, vloog Alexie hem te gemoet, schooner dan ooit, met één enkele blik hem meer boeiend dan Edwina hem ooit had gedaan. Doch in weerwil daarvan hield hij zich goed. „Weet gij, barones, waarom ik gekomen ben?" vroeg hij. Ditmaal bedwong zij zich niet. Zij gaf liem een tik met haren waaier en noemde hem met haar bekoorlijkst lachje een schelm. Zij begreep zeer goed, zeide zij, waarom hij kwam. „Hij was het burgerlijk leventje, dat hij een tijd lang geleid had, moede en als 'men tot de erkenning daarvan komt, gaat men naar Parijs. Men doet dit te zekerder, als men. weet dat men daar welkom is." Siegmund begreep haar niet goed, maar hij was als betooverd. Hoe schoon was deze vrouw toch! aangetroffen aangaande bet berichtje, dat aan D. N. het eerste kievitsei gezonden was, en Croll deelt mede, dat hij aan D. N. liet vragen of dat er wel in moest, waarop bij ten antwoord had ontvangen dat bet bepaald moest geplaatst worden. Nu ver klaart in de brochure van den Centralen Raad de toenmalige meesterknecht het volgende „In mijne toenmalige kwaliteit van meesterknecht bij het cou- rantpersoneel, ontving ik, naar ik meen bij gele genheid dat D. N. uit de stad was, van het redac tiebureau de kopie voor dat bericht. Het minder belangrijke daarvan voor ons blad eenigszins be grijpende, liet ik aan Croll, den waarnemenden redacteur, vragen of het niet beter zou wezen dit bericht niet te plaatsen, waarop deze mij de bood schap terugzond, dat bet moest worden opgenomen. Wij meenen, aldus besluit de C. R., met deze korte weerlegging van de insinualien des heeren Croll te kunnen volstaan. Ons doel hiermede was niet met hem af te breken, maar wel de rechtvaardig heid te betrachten. Wijzelijk zullen wij, onzelfstan dige arbeiders, in deze het voorbeeld van den zelf standigen heer Croll niet volgen door te vallen in een veraclitelijken aanval. Ware dat ons doel, Croll weet, dat daarvoor stof te over zou zijn. Dit hebben wij echter weer uit het verschijnen en verdwijnen van den heer Croll geleerd, dat „de vrijmaking der arbeiders het werk der arbeiders zelve moet zijn". Is het ons kwalijk te nemen, dat we alle vertrouwen op de goede bedoelingen der „heeren" gaan verliezen, wanneer we overal en tel kens stuiten op de onnoodigheden, die deze in ons kamp binnensmokkelen en gestadig onderhouden. Volgens een bericht in „De Standaard" heeft de minister van Binnenlandsche Zaken eene klacht bij den officier van justitie te 's Graven- hage ingediend tegen „Recht voor Allen", wegens een in dat blad opgenomen artikel, waarin den minister geweldpleging wordt ten laste gelegd. De „Friesche Handelsvcreeniging" te Leeu warden, heeft het initiatief genomen voor een be weging!!.. tegen de Zondagsrust, op grond dat „elke belemmering van het algemeen verkeer moet beschouwd worden als schadelijk voor het alge meen handelsbelang". Arbeidersbewegingen. Heerenveen. Omtrent de groote meeting voor algemeen stemrecht alhier wordt nog het volgende gemeld Op het terrein waren een aantal tenten voor ververschingen gebouwd. Dc feesttent prijkte met niet minder dan 65 vaandels van verschillende afdeelingen, van den Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht als van den Sociaal-Democratischen Bond. Bovenuit wapperde de roode en witte vlag, terwijl op het front met groote letters stond te lezen„Arbeiders van alle land, vereenigt u". Door den voorzitter, den heer L. Bunt, werd de vergadering met een zeer gepast woord ge opend, waarbij hij aan de menigte een hartelijk welkom toeriep, waarop een fanfarekorps zich liet hooren. „Denk eens aan," zeide zij, „ter wille van mijn bruidegom hebben wij besloten, den winter bier door te brengen en nu lxeb ik hem juist een half xxur lang gezien. Hij moest met eene buitengewone zeixding naar Buda-Pest, waar hij zeker wel eenige weken zal wordexx opgehouden. En xxu komt gij hier, zonder uwe vrouwHet is waarlijk alsof wij afge sproken hebben!" Siegmund antwoordde schex'tsend, doch het klonk toch nog gedwongen. Alexie bemerkte, dat hij ontroerd was en zij geloofde heixx thans voor goed gevangen te hebben. Enhij stelde zich in hare plaatsde omstandigheden geleken inderdaad op elkaar. Ook zij was een tx'oetelkiud van het geluk; ook haar was alles gelukt, behalve dat eene: zijne liefde te verwerven. Brandende ijverzucht had haar verteerd evenals hem het smartelijk verlangen. Thans geloofde zij haar doel te hebben be- reikt. Voor baar was hij het noodlot, evenals Edwina het voor lxein was. Zou hij voor haar even wreed zijn als Edwina het voor hem geweest was? Wanneer hij nu eens rust en vrede kon vinden in de gedachte haar gelukkig te maken haar, die zonder hem tot een ongelukkig huwelijk moest ver vallen, misschien wel tot zedelijk verderf'? Had hij niet van haar gehouden vóór hij Edwina kende? liad hij haar niet bijna be mind? Zij bezat alles wat Edwina ontbx-ak, alles wat hem beter beviel, wat hem meer aantrok. En terwijl hem dit door het hoofd ging, hield Alexie zich als eene volmaakte vrouw met de gasten bezig. (Wordt vervolgd.^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1