NIEUWEDIEPER COURANT.
M 8. Zondag 18 Januari 1891. vAig^Jaargang 49,
^^rTI-il^J^lZiXvöL^rxIZi fimi
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. VAN BALEN.
De Heer Land in en
buiten de Kamer.
65> DOLOEES.
Lj l/T li L LjO LJ fcU - H,t Vadorlandt ghetronwa
VersotLlJnt lederen Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3 maanden.
Voor de courant binnen dc gemeente0.70, met Zondagsblad 1.05
naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.35
n naar alle landen, die in het postverdrag
rijn opgenomen (inbegrepen Oost-
Indie en Amerika) 1.75, 2.10
i naar Zuid-Afrika2.50, huk 3.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Prijs der a d v er tn ti 6 n
Van 15 regeli 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de
boeveelheid regels, aanmerkelijk lagor.
Ingezonden inededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnssobcn den tekst, per regel 15 at
Agenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonitö Co, Passaic.
SjSRBE^* Aan onze abonnés buiten de
flWr gemeente wordt beleefd verzocht
het verschuldigde abonnementsgeld over het
4de kwartaal 1890, vóór 20 Januari a. s. te
willen overzenden, zullende anders door ons
daarover, met verhooging van 10 cents voor
de kosten, per post worden beschikt.
I.
Het mag verondersteld worden vrij algemeen
bekend te zijn, dat de houding van den afge
vaardigde van het district Helder, den heer Land,
in en buiten de Kamer, maar voornamelijk daar
buiten, de ontevredenheid heeft opgewekt van
een aantal marine-officieren. Als bewijzen daar
voor zouden we kunnen aanvoeren de verschil
lende artikelen in dagbladen van officieren en
oud-officieren der marine en we zouden ook kunnen
spreken van persoonlijke ervaringen. Het beste
bewijs voor onze bewering is echter, dat, naar
wij zijn ingelicht, alhier het plan bestaat bij de
aanstaande verkiezingen den heer Land los te
laten en een ander marine-officier candidaat te
stellen, wiens naam wij nu niet zullen noemen.
Het is voor dit gevaar, dat wij ons verplicht
achten te waarschuwen en het kan daarom zijn
nut hebben eens ernstig en onpartijdig te onder
zoeken wat de heer Land, ter getrouwe en waar
achtige naleving van zijn mandaat, in de Kamer
heeft verricht. Wij zullen dit doen met de offi-
cieele handelingen der Staten-Generaal vóór ons.
Een ieder kan dan, afgescheiden van onze mee
ning, zelfstandig oordeelen of er redenen bestaan,
die den maatregel, om dezen marine-officier los
te laten en een andere in zijn plaats te kiezen,
zouden wettigen.
Reeds twee dagen nadat de heer Land zijn
intrede in de Tweede Kamer had gedaan, was
er eene zaak aan de orde, waarbij de belangen
van de marine in het algemeen en van onze
gemeente in het bizonder ten nauwste waren
betrokken. Wij bedoelen de interpellatie-Heldt
over het afdanken van werkvolk op 's Rijks
werven.
De heer Land, hulde brengende aan de be
langstelling in het lot van den werkman, door
den heer Heldt betoond, verzocht den minister
Feuilleton tan de Heldersche- en Nieuwedieper Conrant.
Ltoman van Gravin EUFEMIA BALLESTREM.
(Uit het D u i t s c h.)
In vervoering klonk dit van zijne lippen,
zoodat Dolores wel had willen uitroepen
//Uw levenszon zit daar binnen en stopt uwe
kousen!" maar hare aangeboren grootmoe
digheid drong die woorden terug, die als
een koud stortbad op dr. Rusz zouden gewerkt
hebben.
Deze schreed intusschen naast Dolores
voort en bleef doorgaan met het uiten zijner
gevoelens.
z/De liefde! De liefde!" herhaalde hij.
//Den een brengt bij dien schoonen tijd te
rug, toen hij nog jong was en zijn hart naar
liefde haakte. Maar niet een ieder valt dit
geluk ten deel en menig hart sterft van
honger en dorst of versteent door gebrek
aan liefde of door het gebiedende//terug",
waarmee het noodlot de poorten van het
paradijs voor altijd voor iemand sluit. Hoe
zegt de dichter?
Ein ewiges Gesetz, den Prevel richtend,
GebentWillst Du Dein Erdenlooe beslehen,
Mnszt Du gescblosznen Auges uud verzichtend
Au manchem Paradies vorübergeben."
//Zoo schijnt het," zeide Dolores rustig,
maar innerlijk toch getroffen door Lenau's
woorden, die luide in haar hart weerklonken.
met de inkrimping van het personeel der Rijks
werven niet te ver te gaan, ten einde niet te
komen tot het punt, door den minister aange
wezen, namelijk: dat-van het werkvolk niets meer
over zou zijn. Hij verwachtte van den minister
eene betere oplossing der werfkwestie, ja, zou
bijna geneigd zijn die te eischen. En de minister
antwoordde daaropdat voorshands van hem
geene verdere inkrimping van het personeel aan de
icerven was te wachten.
Bij de behandeling van de marine-begrooting
(21 December 1888), brak hij alweder een lans
voor het behoud der werkkrachten aan onze
werven, en in de zitting van 28 Februari van
het vorig jaar verhief hij zijn stem, met het doel
de werklieden niet tot ambtenaren te maken, iets
wat in het belang dier werklieden was, daar zij,
ambtenaren gewordenaan de korting zouden zijn
onderworpen, zonder daarvoor evenredige voordeelen
te genieten.
De belangen van onder-officieren en min
deren bij de marine werden door hem even
zeer behartigd.
Behalve dat de heer Land daarvoor vele ma
len bij onderwerpen van algemeen belang op
kwam, welke feiten wij verder in dit opstel zullen
behandelen, deed hij dit in het bizonder bij de
volgende gelegenheden
I11 de zitting van 21 Aug. 1889 drong hij er
.op aan dat niet alleen het sneuvelen van officieren,
■maar ook van mindere schepelingen zon worden
getelegrafeerd.
Aanleiding hiertoe gaf het bericht van het
afloopen van een sloep op Edi. De minister van
marine gaf de toezegging daarvoor dan ook ge-
reedelijk, bij die van koloniën had het later meer
moeite in, maar het doel werd bereikt.
Bij zijn aandringen op herziening der militaire
pensioenwetten en die van de loodsen (zitting van
7 Mei 1890), wees hij er op, dat de laatsten,
wat betreft de berekening van de dienstjaren,
thans verre ten achter zijn. Mochten er zijn die
die herziening niet noodzakelijk vinden, dan wijzen
wij hen op de onrechtvaardigheid, dat bijv. een
matroos met iSjarigen diensttijd en te gronde gericht
tengevolge van den invloed van het klimaat in Indiê
zonder pensioen uit den dienst wordt weggezonden.
In Juli d. a. v. drong hij in deze nogmaals op
verbetering aan.
In ons blad vestigde verder de heer L. de
aandacht op de onbillijke bepaling, betreffende de
verstrekking der rantsoenen aan onder-officieren
van de logeer- en wachtschepen; in het sensatie-
wekkende artikel in het „Handelsblad" op de
positie van den marine-matroos, een artikel dat
de terugroeping van de „De Ruyter" tengevolge
had.
De positie van den officier, zijn opleiding
en ontwikkeling, zijn geestelijke en mate-
rieele belangen vonden in den heer Land
zoo'n warm verdediger, dat liet terecht groote
//Zoo is het!" riep dokter Rusz uit. //Ge
luk liefde Voor den mensch ge
schapen en toch niet voor iedereen. Voorbij,
verwelkt, verloren voor altijd!" besloot hij
bijna fluisterend en Dolores voelde werkelijk
medelijden bij haar opkomen voor dien man,
die zijn jeugd had moeten doorworstelen om
een karig stukje brood te verdienen en ein
delijk, om dat karige stukje brood te verdub
belen, in liet huwelijk getreden was met eene
vrouw, die niet alleen ouder was dan hij,
maar met wie hij ook nooit een woord van
innige verstandhouding had kunnen wisselen.
z/Dat is erger dan de dood," dacht zij,
//erger dan iedere opoffering."
Ja, duizendmaal erger. Dolores met haar
vlekkeloos hart vermoedde echter in het ge
heel niet, dat het snoodste egoïsme, de mis
dadigste gedachten voortkomen uit de harten
van hen, die niet opofferend, maar vol be-
geeren voor de poorten van het paradijs
blijven staan.
//De maneschijn ontlokt iemand dingen,
die men reeds lang dood en begraven meende,"
zeide dokter Rusz na eene kleine pauze op
zachten toon. //Ook gij zijt ernstig geworden,
Dolores
//Dat is de grondtoon van mijn karakter,
lieve vriend," antwoordde zij.
„Als men van natuur blijmoedig is, kan
deze grondtoon toch niet somber worden,"
meende hij. „Het is immers eene gave van
God!"
z/Dat weet ik en daarvoor ben ik dank
baar."
Na eene korte pauze nam dr. Rusz het
verwondering mag baren, dat wij ons nog genood
zaakt zien deze rechtvaardiging te schrijven.
Bij de beraadslagingen over onderafd. 55
(Indische begrooting 1889) Transportkosten naar
en uit Indie, en reis- en verblijfkosten in Indie,
brak de heer Land al terstond een lans voor
het verleenen van passage, ook aan het gezin van den
Marine-officierdie naar In die wordt uitgezonden
voor dienst aan den wal en in dat geval zijn
gezin meeneemt, en hij deed dat op grond,
dat aan een marine-officier, die vijf jaren in
Indie had gediend, waarvan drie bij het marine-
etablissement op Onrust, voor zijn gezin passage
naar Nederland werd geweigerd, terwijl het werd
toegestaan aan den vlootvoogd in Ned.-Indie.
Vóór 1882 was de regeling zooals de heer L.
die verlangde, maar bij de herziening in dat
jaar is die bepaling gewijzigd. Marine had voor
de zooveelste maal weder niet gezorgd voor de
belangen van het personeel en de heer L. trachtte
derhalve goed te maken, wat anderen bedorven
hadden.
De minister van koloniën, de heer Keuchenius,
moest dan ook bekennen, dat hij het denkbeeld
van den lieer L. gaarne zou overwegen. „Er is
zeker wel een en ander aan te voeren," zeide
de minister, „dat voor wijziging van het Kon.
besluit pleit." Geredresseerd is het echter nog
niet.
Een zaak van niet minder belang voor den
officier, de kwestie van non-activiteit, werd door
hem onder de aandacht der kamerleden gebracht.
De meer dan verderfelijke uitbreiding daarvan
bewoog den heer Land, daartegen op te komen.
Hij bood den leden der Staten-Generaal (zitting
van 11 Juli 1889), een opgave aan, waaruit bleek,
hoe groote afmetingen dat stelsel reeds had aan
genomen. Nóch bij de Kamer, nóch bij de
marine zelf dacht men dat dit zoo erg was, nl.
dat van de 108 binnenslands aanwezige luitenants
2de kl. een groot deel van het jaar 62 non-
actief zijn, nóch was men er mede bekend hoe
gering de oefening der officieren op hetbinnen-
landsch materieel was.
Ook door den heer van Wassenaar was op
dat etwel - gewezen en wat was het antwoord van
den minister?
„Die nadeelen (die van de non-activiteit) kan
ik niet ontkennen, want die heb ik zelf onder
vonden; maar het ligt toch niet in mijn voor
nemen om de non-activiteits-tractementen te ver-
hoogen of om de non-activiteit te verminderen,
omdat deze een noodzakelijk uitvloeisel is van
de omstandigheid, dat het personeel op oorlogs
toestand berekend is, en wij op het oogenblik
Goddank vrede hebben. Dan zijn na
tuurlijk minder schepen in dienst, dan waarvoor
wij zee-officieren beschikbaar hebben."
De door den heer L. rondgegeven lijst miste
echter hare uitwerking niet, te meer toen in Juli
1889 de heer L. op de zaak terugkwam. Aan
woord weer op.
„Ik heb vele tooneelkunstenaars gekend
en ook over velen hooren spreken, die van
nature een ernstig karakter bezaten en
hoe ernstiger zij waren, des te vroolijker
waren de rollen, waarin zij moesten optreden.
Dat is ook zulk een raadsel der natuur,
waarvan nog geene oplossing gevonden is
ik verwonder mij er niet over, dit ook bij
u te vinden, lieve Dolores. Het is echter
de vraag maar of men die twee tegenstel
lingen kan vereenigen, dat wil zeggen, of
het ook u op den duur zal gelukken, de
ernst van uw karakter te doen samensmelten
met de gedwongen vroolijkheid der kunst."
„O, wel zeker," zeide Dolores. „Daar ik
niet meer naar het tooneel zal terugkeeren,
maar mijne krachten alleen wil gaan wijden
aan de muziek, kan deze ernst mijn aange
boren vroolijkheid slechts van nut zijn
„01 de vroolijkheid de ernst," merkte dr.
Rusz fijn aan. //Uw besluit verrast mij echter,
na uwe verklaring van gisteren, om den
Valkenhof te verlaten."
„O het eene heeft met het andere niets
te maken. Ik wil bij een grootmeester in de
leer gaan kan ik dat hier doen vroeg
zij en voegde er vroolijk bij //Daar de berg
niet tot den profeet kwam, begaf de profeet
zich tot den berg. Dat is ook bij mij het
gevalik heb volstrekt geen afkeer van den
Valkenhof, want dien denk ik als uitspan
ningsplaats en buen retiro te bewaren."
„Maar toch voor onbepaalden tijd te slui
ten merkte Rusz aan.
„Jaantwoordde Dolores en ging toen
die lijst en aan dien aandrang werd het dan
ook vrij algemeen geweten, dat in het einde van
dat jaar onze rammen en monitors in dienst
bleven. Waarlijk wel een succès, maar een
succès, dat niet kon behaald worden, zonderde
aandacht te vestigen op de wonde plek: „de
achterlijkheid onzer zee-officieren," niet door hun
schuld echtermaar als een noodzakelijk uit
vloeisel van hunne slechte voorbereiding.
De heer L. zeide, dat, hoewel de zeemanschap
op den Oceaan bij onze zee-officieren nog nim
mer te wenschen had overgelaten, het varen met
mailbooten echter een hoogeren graad van zee
manschap eischt en dat het omgaan met rammen,
torpedobooten en riviervaartuigen speciale training
vereischt, welke bij het korps zee-officieren wordt
gemist. Rampen, die, behalve de vrijwilligers,
ook de zeemilitie bedreigen en treffen, rampen
als met de Adder en de Schorpioen, aanvaringen
worden daardoor bevorderd, maar hebben nog
tot geen» betere maatregelen geleid. Bij de
tegenwoordige regeling dient een zee-officier van
de 34 jaren gemiddeld 300 dagen op het zomer-
eskader.
En verder elders:
„Ik moet opmerken, dat, terwijl de Minister nu
inziet, dat tot het besturen van het vaartuig
onder alle omstandigheden en om kennis van
de vaarwaters te verkrijgen geruimen tijd van
oefening noodig heeft, en toch aan de eigenlijke
zeeofficieren die tijd wordt onthouden. Dit is
het gevolg van de organisatie en een uitvloeisel
van het groot aantal dat noodig is voor het
kleine materieel. Onze opleiding tot zee-officier
wordt in het buitenland een der slechtste ge
noemd, omdat de adelborst iste klasse eerst op
1822 jarigen leeftijd op zee komt. De tochtjes
op de Zuiderzee tellen in deze natuurlijk niet
mede. Dan volgt een eskaderreis, en verder
worden de dienstjaren gesleten op wachtschepen
in Holland of op non-activiteit, in Indie op
kleine stoomschepen of op mailbooten naar Indie
en terug, zoodat voor elk der zee-officieren
hoogstens in hunnen diensttijd nog op een of
twee oceaanreizen kan worden gerekend.
Dit is dc opleiding als zeeman voor onze
zee-officieren, maar ook wat aangaat de opleiding
op de vaartuigen voor binnenlandsche defensie
gelden dezelfde bezwaren."
De gelegenheid, die aan de reserve-officieren
zou ontbreken, namelijk om zich geruimen tijd
te oefenen, ontbreekt insgelijks voor de gewone
zee-officieren.
In het voorloopig verslag op het ontwerp van
wet tot wijziging van het Vide hoofdstuk der
Staatsbegrooting voor '87 leest men
Artikel 43. „Er werd op gewezen dat in
1887 de aanvulling en aflossing van het perso
neel in Oost-Indie niet voldoende was geweest.
Door onvoltalligheid van het personeel waren
voort//En denk eens aan, hoe zonderling
de mensch toch is ik kan bijna niet
scheiden van dit lieve, oude huis, waarin ik
mijne schoonste kinderjaren heb doorgebracht.
Gij zult natuurlijk gaarne deplaats verlaten,
die voor uw geest zoo weinig aanbiedt en
ik kan best begrijpen, dat ge met vurig ver
langen weer een werkzaam veld tegemoet
ziet. Gij hebt mijn overleden oom wel een
groot offer gebracht
„O ge maakt me beschaamd mom
pelde dr. Rusz bescheiden. Het was goed,
dat het donker was, anders had het Dolores
moeten opvallen, hoe bleek hij geworden
was. „Gij hebt altijd gelijk, dat kan ik
niet loochenen," zeide hij op ernstigen toon,
waarin alleen zijne vrouw, die hem op dat
punt kende, eene kleine verandering had
kunnen ontdekken.
„O, neen, want alleen het tegendeel zou
mij bij uw werkzamen geest verwondering
hebben kunnen baren," antwoordde Dolores
vriendelijk.
„Ik dank u," zeide hij op innigen toon en
boog zich om hare hand te kussen. Dit
gelukte hem echter niet, want lachend ver
borg zij hare handen op den rug en nu was
ook haar verlangen vervuld om alleen te
kunnen gaan.
z/En wanneer .denkt ge den Valkenhof te
verlaten?" nam dr. Rusz het gesprek weder op.
„O, eerst in den herfst, wanneer het ruw
en koud begint te worden. Ik wenscli hier
den schoonen, warmen, onvergelijkelijken
Duitschen zomer te genieten."
(Wordt vervolgd.)