HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. M 24. Jaargang 49 Woensdag 25 Februari 1891. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. Gepasseerd. 81> DOLORES. ,Ri! desèsnenerl nimmer!' Jan Pieltrtz. Coen. Het Vaderlandt ghetronwe Blijf ick tot in den doot Wilhelmuslied. VersoH13nt lederen Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. A liuuoeracntspriji per 3 Voor de courant biunen de gemeente naar de overige plaatsen van Nederland usar alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Oost- Indië en Amerika) naar Znid-Afrika maanden. 0.70, met Zondagsblad f 1.05 0.90, 1.35 1.76, 2.50, 2.10 REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. HELDER. Prijs der advertentiën: Van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsschen den tekst, per regel 15 ot Advertentiën voor liefdadige doeleinden Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand5» Agenten in liet buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic. In het bezit van het officieel verslag der han delingen van de Eerste Kamer der Staten-Gene- raal, nemen, wij, uit de zitting van 20 Februari jl., de discussie tusschen de minister en de leden Van Alphen en Fransen van de Putte over het passeeren van den heer Land over De heer Van Alphen Vóór ik, mijnheer de Voorzitter, van het woord afzie, heb ik nog eene vraag tot den minister te richten uit de //Staats courant" van heden heb ik gezieu dat de lui tenant ter zee 1ste klasse Land, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, die krachtens alinea 3 van art. 96 der Grondwet in die betrekking op non-activiteit is, werd gepasseerd voor bevordering tot kapitein-luitenant ter zee. Mag ik, in verband met die bepaling der Grondwet, den minister ver zoeken daaromtrent eenige inlichtingen te geven De heer DyserinckOp de vraag van den geachteu afgevaardigde, waarom de luitenant ter zee lste klasse Land gepasseerd is, zij geantwoord dat ik dien officier niet voorgedragen heb tot bevor dering, omdat mij dit krachtens de wet niet ver oorloofd was. De heer Fransen van de PutteDe minister van Marine heeft daareven op de vraag van den heer Van Alphen geantwoord, dat de wet hem niet veroorloofd had den heer Land te bevorderen. Wat bedoelt de minister daarmede? Heeft dan de heer Land niet voldaan aan de bepalingen van de wet op de bevordering der zeeofficieren, met name niet aan het voorschrift van art. 4, waarbij bepaald wordt dat men 4 jaren den rang van luitenant ter zee moet hebben bekleed en 1 jaar als bevel hebber op een Rijksoorlogsbodem buitengaats moet hebben gediend, om voor bevordering in aanmerking te komen Maar indien dat het geval was, dan zouden wij er niet over spreken. Geroepen om te waken voor de volksbelangen en alzoo in de eerste plaats voor de onafhankelijkheid der vertegenwoordiging, moeten wij evenzeer eerbiedigen de rechten van het uitvoe rend gezag. Was dus de bedoelde luitenant ter zee gewoon luitenant ter zee, zonder meer, dan zouden wij de vraag niet doen en ons geen oordeel aan matigen over de benoemingen der Regeering, zoolang geen klachten rechtstreeks tot de Kamer werden gericht. Het betreft hier echter eene zaak van geheel anderen aard. De heer Land is volksvertegen woordiger. Gedurende al den tijd dat officieren lid der Kamer zijn de minister van Oorlog heelt er nog onlangs Feuilleton van de Heldersche- en Niauwedieper Courant. Roman van Gravin EUFEMIA BALLESTREM. (Uit het D u i t s c h.) Prinses Lolo moest lachen, om alles wat zij te zien kreeg, zoodat Falkner dikwijls moeite had, zijne bruid tot bedaardheid aan te manen en te trachten haar lachen in eene andere richting uit te leggen, want als iemand ons iets aanbiedt in de vaste overtuiging, zijn best te hebben gedaan, dan hebben wij geen recht hem in zijn gezicht uit te lachen, al schijnt het ons nog zoo belachelijk toe. De toestaud var. een derden persoon is daarbij altijd eenigszins pijnlijk en dit was bet geval met Falkner, die zich over de ongepaste vroolijkheid zijner bruid ergerde en die ergernis nam nog toe, toen hij zag, hoe zij zich tot Dolores wendde, en deze, blozende over de zonder eenige takt'uitgesproken aardigheden, hiermede niet instemde, maar ze zelfs koel en be slist afwees. Ofschoon het feest ongedwongen en vroolijk was, ademde Falkner verlicht, toen het rijtuig van Monrepos voorkwam eu de avond daar mede een einde nam. Toen Dolores hem bij het afscheid nemen de hand reikte, zeide hij «Als ge eens wist, hoe dikwijls ik u in mijn hart reeds heb dank gezegd /(Wij hadden immers afgesproken, het verledene niet mc;r aan te roeren!" zeide zij met smeekenden blik. «Ik meen slechts, nicht, o'at gij mijne bruid heden voor hare overmoed hebt bewaard. Ik heb het wel opgemerkt." „O, dat zal niemand kwaad opnemen," antwoordde het voorbeeld van gegeven zijn zij, wanneer zij daarvoor volgens de ranglijst in aanmerking kwamen, op hun tijd bevorderd. Voor zoover ik mij herin neren kan, is nog nooit een officier die zitting had in de Volksvertegenwoordiging gepasseerd. En deze traditie heeft een deugdelijken grond. Immers, wat zou er overblijven van de onafhan kelijkheid van den volksvertegenwoordiger, ambte naar of officier, wanneer hij gevoelde bloot te staan aan bestraffing tegen den tijd dat hij moest bevor derd worden De heer Dyserinck, minister van Marine Op de vraag van den heer Van Alphen omtrent den heer Land heb ik opzettelijk een betrekkelijk kort antwoord gegeven ik hoopte dat men de reden daarvan zou begrepen hebben en geene tweede vraag zou zijn gevolgd. Mijn antwoord, dat ik duor den heer Land niet voor te dragen had gehandeld met toepassing van de wet, was overigens correct. Naar aanleiding van de vraag van den heer Van de Putte moet ik in eene nadere verklaring treden. De reden, waarom ik den heer Land niet ter bevor dering heb voorgedragen, is, dat naar mijne vaste overtuiging de heer Land niet geschikt is voor den rang van hoofdofficier. Ik kan verzekeren dat het bij mij geen overweging heeft uitgemaakt dat de heer Land is lid van de Volksvertegenwoordiging. Had ik dit in aanmerking genomen, dan had dit juist er mij toe kunnen leiden om hem wel voor bevordering voor te dragen, want het is een_ feit, dat de heer Land in vele opzichten gedurende mijn ministerschap is opgetreden als mijn verdediger. Ik wijs nog op de behandeling van de laatste begrooting. Al werd zijne stem tegen de begróoting uitgebracht, toch heeft hij bij twee kardinale punten de aanneming van de daarop voorgedragen amen dementen tegengehouden. Maar ik had uitsluitend de vraag te beantwoorden is de beer Land geschikt voor hoofdofficier en die overtuiging had ik niet, afgescheiden van alle politieke redenen. De heer Fransen van de PutteWat dit punt betreft, is er verschil tusschen 's mi nisters eerste en tweede rede. In de eerste heette het dat de wet hem niet veroorloofde den heer Land tot bevordering voor te dragen. Vandaar mijne vraag, ontleend aan de wet op de bevordering. Nu heet het dat de minister den heer Land niet geschikt acht voor den hoofdofficiersrang. Eene zaak, niet voor discussie vatbaar. Maar overeenkomstig het geen het gebruik medebracht, zou ik durven vragen of het niet beter, staatkundiger en voorzichtiger ware geweest, indien de minister den heer Land, wiens verleden zoodanige bevordering volkomen wettigde, had voorgedragen voor den hoofdofficiers rang en zich voorbehouden had om hem, bij zijn uittreden uit de Kamer, zoo noodig voor pensioen voor te dragen. Mij dunkt dit ware met het oog op de onafhankelijkheid van de leden der Kamer gewenschter geweest. De minister schijnt het fijne, het teere van de zaak niet te voelen. Het is mij volkomen bekend dat de bevordering van raarine- Dolores //prinses Lolo is nog jong, nog vol levens lust. «Eu gij zoo oud en zoo ernstigviel hij haar schertsend in de rede. Nu moest zij toch lachen, niettegenstaande de moeite die zij deed, om Falkner's wantrouwen te doen verdwijnen. z/Yier jaren verschil is bij eene vrouw veel," merkte zij wijs op//bovendien," ging zij voort, //bovendien heb ik reeds eene lange levensschool doorloopen." z/Ik zou wel willen, dat Lolo ook een paar klassen van die school achter zich had," mompelde Falkner. Hij was ernstig ontstemd, want het kwam hem voor, dat het gedrag zijner bruid meer voortkwam uit gebrek aan hart dan uit kinderlijke vroolijk heid en als een bruidegom zoo over zijne bruid denkt, dan is het een slecht voorteeken voor het aanstaande huwelijk. Zoo dacht ook Dolores er over, toen zij, zelf mennende, door den warmen, helderen nacht naar huis reed eu zij verheugde er zich slechts over, dat hij niet had gezien, hoe prinses Lolo gravin Schinga zoo lang had gekweld, iot deze eindelijk hare slangen liet halen, deze om haar arm wond en daarna de niets vermoedende met een hel gelach naar de van afschuw sidderende Dolores terug dreef, zoodat de koude, gladde lichamen der afschuwelijke ondieren haar aanraakten en een er van zelfs sissend op haar toekwam. Alleen de gedachte hieraan deed haar beven. Dolores was in ieder geval blijde, dat Falkner dat tooneel met de slangen niet had bijgewoond, want dan zou hij een vlek hebben ontdekt op het beeld zijner uitverkorene. Natuurlijk was ook bij haar reeds twijfel gerezen, of prinses Lolo werkelijk zijn ideaal, zijne uitverkorene was eu of het ge beurde bij de grafkelder hem niet gedwongen had hare hand te vragen. Zij besreep echter niet, waarom de hertogelijke familie zich zoo dadelijk ofii: aren reglementair den Ministerraad niet behoeft te passeeren, maar er staat ook een ander artikel in het reglement van den Ministerraad, dat zaken van bijzonder gewicht en staatkundigen aard in den Ministerraad moeten behandeld worden. Is dit in dit geval niet gebeurd, dan zou ik den minister willen vragen hebt ge zoo weinig begrip van staat kundige verhoudingen, hebt gij op het punt van het staatsrecht zoo weinig voelhoorns, dat gij zelfs den President-minister niet hebt geraadpleegd Ik herinner mij dat ik veel jonger minister was dan de minister van Marine, toen op zekeren dag in de Tweede Kamer ter sprake werd gebracht een rapport van een adviseur van den minister van Koloniën niet een adviseur van den Gouverneur- Generaal belast met eene zending naar Indië. Van dat rapport, waarvan hij erkende in het bezit te zijn, vorderde de heer Storm van 's Gravesande de overlegging van de Regeering. Intusschen had dit stuk, waarvan iemand, buiten de Regeering staande, reeds keunis droeg, den minister zelf, die de opdracht gedaan had, nog niet bereikt. Wat ik te doen had was voor mij geen vraag, maar ik ging toch uit de Kamer naar het torentje, om het welmeenen van den heer Thorbecke te ver nemen. De heer Dyserinck, minister van Marine Naar aanleiding van hetgeen de heer Fransen van de Pulte heeft gezegd, geef ik de verzekering dat ik de zaak ernstig en langdurig heb overwogen, en steeds kwam ik tot de conclusie, dat, met het oog op het groot gewicht der zaak, de heer Land moest worden voorbijgegaan voor den rang van kapitein-luitenant, wilde ik niet ontrouw worden aan mijne vaste overtuiging, dat de heer Land voor genoemden rang de véreischte geschiktheid mist. D»v_ geachte afgevaardigde vraagt mij, of ik niet begrijp, dat de zaak staatsrechtelijk van ingrijpend belang is. Zeer zeker begrijp ik dit. Er is dan ook door mij overleg gehouden met eenige ambt- genooten, zonder dat ik de zaak in den Minister raad heb gebracht. Ik noem dat overleg trouwens niet om verantwoordelijkheid van mij af te schui ven ik heb de verantwoording geheel alleen. Voor mij heeft gegolden de vraag, of de heer Land in den bedoelden rang kan dienen, en het antwoord op die vraag heeft geleid tot de ontkennende be slissing. De beraadslaging wordt gesloten. Het is te begrijpen dat de voornaamste bladen terstond hun oordeel over deze ongewone han delwijze van den minister hebben te kennen gegeven. Het „Algemeen Handelsblad" schrijft: Het is haast onbegrijpelijk dat men den minis ter eene handeling als hier is geschied, niet ernstig heeft ontraden. Ligt in de wijze waarop de heer Land buiten de Kamer de belangen van het marinepersoneel heeft verdedigd en vooral is opgekomen voor eene bereid had getoond, deze vorstelijke hand aan een vazal af te gevende openbare liefdesverklaring had toch maar plaats gehad voor een klein aantal menschen en niet voor de geheele wereld, en men had hen kunnen doen beloven, niets van het ge beurde bekend te maken. Tusschen hemel en aarde geschiedt echter wel meer, wat iemand zich niet kan verklaren en Dolores wilde er daarom niet verder over nadenken z/hoe het wel had kunnen zijn," maar met droef heid in haar hart moest zij zichzelve bekennen, dat deze bruid hem niet het ware geluk en den inner- lijkeu vrede zou kunnen schenken. Deze gedachte stemde haar ongewoon treurig en zij verwenschte het noodlot, dat haar jaren geleden op het tooneel had gebracht, want reeds lang had zij dit als de wortel van veel kwaad erkend dit was het dan ook, dat het haar onmogelijk had ge maakt, weder tot hare vroegere loopbaan terug te keeren, ofschoon prinses Alexandra van meening was, dat zij door hare overredingskracht tot dit besluit gekomen was. Eerst had hare trots zich daartegen verzetechter niet omdat prinses Alexan dra zoo weinig kennis van de ware kunstenaars loopbaan had getoond te bezitten, maar omdat Falkner zieh met zooveel afkeer daarvan afwendde en zij voor geen prijs hem zou willen doeu geloo- ven, dat zij om hem haar eerst gekozen beroep had vaarwel gezegd. Maar toch had zij er toe besloten en nu nu deed het niets meer ter zake, wat hij daarvan dacht. Zij hadden nu toch vrede met elkander gesloten wat wilde zij nog meer Aan den ingang van het park van den Valken hof bracht zij haar paard tot staan en sprong uit het rijtuig zij verkoos verder naar huis te loopen om na dien warmen dag nog wat van het koele avondwindje te kunuen genieten. Nadat zij de teugels bad overgegeven aan den groom en hem bevoleu had naar deu stal te rijden, sloeg zij een geregelde aflossing van het personeel in Indië, de reden der achteruitstelling, dan zou de Regeering, naar het ons voorkomt, hiermede op een zonder lingen en bedenkelijken weg zijn. Doch ook afge scheiden hiervan, pleiten er voor een minister redenen te over om met den officier-volksvertegen woordiger nog voorzichtiger te zijn dan met anderen. Dat de Regeering inbreuk zou maken op de onafhankelijkheid van den volksvertegenwoordiger, daarvan mag zelfs de schijn niet bestaan. En toch, ook al is de politiek niet in het spel geweest bij de passeering van den heer Land, is het zoo zeker dat dit voorbeeld nimmer eenigen invloed op ande ren zal oefenen Zouden in vriendschapsbewijzen aan de Rereering geen middelen kunnen worden gezien om een dreigende slag af te wenden E11 is na het thans gebeurde de houding van den gepasseerd en officier tegenover den minister nog zoo vrij als vroeger Moet de heer Land niet voorzichtiger zijn dan voorheen in zijne oppositie tegen den minister, uit vrees dat menscheu, die hem niet kennen, in die oppositie mogelijk eene wraakoefening konden zien voor persoonlijke terugzetting Ons dunkt, eene verstandige Regee ring moest zich het best verantwoord rekenen door een officier-volksvertegenwoordiger slechts in hoogst zeldzame gevallen te passeeren. Zij doet met eene promotie in elk geval veïl minder kwaad dan door gelegenheid te geven tot voortdurende verdachtma king van zichzelven en audercu. Blijkt een officier later voor den koogeren rang ongeschikt de heer Van de Putte vestigde er reeds de aandacht op men kan hem zoo noodig peusioneeren. Het „Vaderland" zegt ongeveer hetzelfde Nu is het bekend, zegt dat blad, dat de heer Land een onzer bekwaamste zeeofficieren is, die kan wijzen op een uitnemenden staat van dienst, maar bekend is het ook, dat hij gedurende zijn Kamer lidmaatschap door zijn onbewimpeld gispen van wat hij fouten en tekortkomingen acht bij de marine, veler gevoeligheid heeft gewekt en veel vijanden heeft gemaakt. E11 nu mag de minister beweren, dat geen politiek in het spel is, daar de heer Land meermalen 's ministers beleid verdedigd heeft, het vermoeden ligt voor de hand, dat men politiek spel heeft gespeeld, door den zeeofficier te straffen voor wat het kamerlid met mond en pen heeft gezegd en geschreven. Dat zou zijn een zeer bedenkelijke aanranding van de vrijheid en onafhankelijkheid van den volksvertegenwoordiger, waartegen alle partijen zonder onderscheid met klem en nadruk behooren op te komen. De „Nieuwe Rotterdammer" schrijft Wanneer men nagaat, dat de heer Land meer dan een kwart eeuw den iande als officier heeft ge diend dat hij 10 jaar lang „zeer groote diensten aan het Instituut" het zijn 's ministers eigen woorden in de zitting van 16 December 1889 heeft bewezen dat hij in den actieven dienst zich bijzonder onderscheiden heeft, daar hem niet alleen zijlaan in, nam de hoed af en liep zoo langzaam voort, dat het kiezelzand nauwelijks onder haar lichte tred kraakte. Op een open plek, welke zij over moest, zag zij het vuur van een sigaar schitteren en spoedig her kende zij in den rooker dokter Rusz, die ook op zijn manier van den schoouen avond genoot. Hoe wel zij liever een gesprek met hem vermeden had, vreesde zij echter, dat zij zich met haar wit kleed reeds verraden bad, waarom zij voortliep en schijnbaar vroolijk uitriep „Wo man raucht, da lasz uns rullig harren, Bösewichter fïilireii nicht Cigarren." //Dolores, zijt gij het riep dokter Rusz uit, terwijl hij opsprong. „Ik hoorde uw rijtuig terug komen en dacht, dat ge reeds lang in uw kamer waart z/De schoone avond verlokte mij nog tot eene wandeling," verklaarde zij. „Ik ben echter op weg naar huis en verzoek u, u niet te laten storen." „Volstrekt niet," verzekerde Rusz. //Bovendien is het tijd om ter ruste te gaan en mijne vreuw zal wel een preek gereed hebben over mijne nacht wandeling." Bij deze verklaring moest Dolores glimlachen, daar zij de stille, van haar echtgenoot vervreemde vrouw, den moed daarvoor niet toekende. Rusz vroeg nu, hoe het bij de Schinga's was geweest. Hij had met zijne vrouw nooit een be zoek op Arnsdorf afgelegd en had daarom ook geen uitnoodiging ontvangen, maar hij kende den graaf, omdat hij hem wel eens ontmoet had en hij had genoeg gehoord van de Poolscbe gastvrijheid bij hem, om belang in hem te stellen. Dolores ant woordde slechts met de algemeene verklaring„zeer neten daar zij liever geen kritiek over dezen avond wilde uitspreken, liet zij dit thema spoedig varen en vertelde hem, wat zij tot nog toe had

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1