HELDERSCHE- NIEU WEDIEPER COURANT. M 39. Woensdag 1 April 1891. Jaargang 49. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. 1 - E N" J. H. VAN BALEN. Land contra Dyserinck. Eene poging tot opheffing. il«si-s|H!i,eci,i nimmer I" Jan l'ie/ersz. Coev. Hot Vadorlaudt ghetroawo Blijt ick tot in den (loot; Wilhelm uslied.1 Veraoliljnt lederen Dinsdag, Dond.ord.ns on Saterdag. Abonnementsprijs per 3 Voor de courant binnen de gemeente w naar de overige plaatsen van Nederland naar alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Oost- Indiè en Amerika) naar Znid-Afrika 0.70. met Zondagsblad 1.05 0.90, 1.35 1-75, 2.50, 2.10 8.— REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. HELDER. Prijs der advertentiën: Van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden inededeeliugen en aanbevelingen, geplaatst tusscben den tekst, per regel 15 et Advertentiën voor liefdadige doeleinden5 Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand. 5, Agenten in het buitenland: België, Mr. N". Bertoux, Agence de publicité, 12 Ilue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic. Eene noodzakelijke eerherstelling. Volgens de schrijver der brieven van de Hof stad in de „Midd. Ct." is het passeeren van den heer Land het gevolg niet van het schrijven van stukken in de bladen, welke stukken nadeelig kunnen werken op de subordinatie der mindere schepelingen maar wel van 't feit, dat hij zelf voor de verspreiding dier stukken aan boord van de oorlogsschepen zorgde. Dat de minister van dit feit geen mededeeling deed en dus zichzelf opofferde is 'l gevolg van zijne opvatting, dat de Kamer de Regeering niet voor zulk een zaak ter verantwoording kan roepen. Bovenstaand bericht heeft de ronde gedaan door alle nieuwsbladen. Het praatje is fraai verzonnen Wij nemen de vrijheid dien briefschrijver van de Middelb. Ct." te vragen hoe hij den treurigen moed heeft zoo'n leugen neer te schrijven De aan deze onwaarheid vastgeknoopte mededebling, dat de minister van dit feit geen mededeeling deed en zich dus opof ferde, is kostelijk Want de minister h«« geen mededeeling doen van dit feit, om de eenvoudige redendat het een leugen is I Die verspreiding van couranten, mijnheer de briefschrijver, gratis aan boord van de schepen, is gedaan door ons. En dat niet alleen, maar wij hebben ze ook gratis ver krijgbaar gesteld aan ons bureel, voor alle officieren, onderofficieren en mindere sche pelingen der marine. Van die verspreiding nu was de heer Land geheel onkundig, en de redacteur uitgever van ons blad, die toen nog pas kortelings als zoodanig was opgetreden, had niet eens de eer den heer Land te kennen. Indien men deze eenvoudige waarheid niet mocht willen gelooven, zijn wij bereid ge tuigen bij te brengen ter bevestiging. De gebeele verantwoordelijkheid van dat schrikbarende feit komt derhalve neer op ons. Aan de bladen die bet bovenbedoelde bericht overnamen, wordt, ter wille van de waarheid, beleefd verzocht ook dit op te nemen. De Legerwet. Het verslag der commissie van voorbereiding voor de Legerwet is thans verschenen, met het antwoord der Regeering op het afdelingsverslag der Tweede Kamer. Te zamen vormt dit stuk een boekdeel van 186 bladzijden folio, benevens een nota van 25 bladzijden, houdende opgaven van de punten voor mondeling overleg, met mede deeling van de uitkomsten, welke dat overleg heeft opgeleverd. Later zullen nog verschijnen de nota's der heeren Bahlmann en Land, eenige aanteekeningen betreffende het personeel der handelsvloot en de bijlagen, door de Regeering bij haar schriftelijk antwoord en het overleg ingezonden. Twee gewijzigde ontwerpen zijn aan het rapport toegevoegd. De commissie moet thans nog overwegen, of zij pogingen zal aanwenden om door amende menten de ook na de aangebrachte wijzigingen tegen het ontwerp blijvende bezwaren weg te nemen. Die overweging zal eenigen tijd vorderen en uTHisscEèn" heeft de commissie gemeend, de tot dusver gewisselde stukken enz. aan de ken nisneming der Kamer niet te moeten onthouden. In het gewijzigd ontwerp is art. 1 (voorschrij vende het bestaan van een zee- en een landmacht, een landstorm daaronder begrepen) vervallen en in een nieuw art. 3 de landstorm voor zee- en landmacht afzonderlijk genoemd. In art. 4 is nu bepaald, dat niet alleen de samenstelling van leger en landweer, maar ook die der actieve zeemacht en der zeeweer „door Ons" worden bepaald, voor zoover deze wet daarin niet voorziet. Art. 6 wettigt thans aanneming van met Konin klijke toestemming opgerichte vrijwilligerskorpsen, in tijden van oorlog of oorlogsgevaar, zoowel bij de zee- als bij de landmacht. De onderscheiding tusschen veldleger, bezet- tings- en depóttroepen is vervallen en daarvan is verder als een geheel „het leger" in het ontwerp sprake. De cijfers van het militiecontingent zijn onver anderd gebleven. De inschrijvingsplicht wordt beperkt tot 1 April van het jaar, waarin men zijn 28ste levensjaar (in 't oorspronkelijk ontwerp was dit het 32ste) volbrengt. De vrijstellingen hebben in hoofdzaak geen verandering ondergaan, evenmin als de hoofdbe palingen van het ontwerp. Wat den persoonlijken dienstplicht betreft, ver- eenigt de Regeering zich met de door de voor standers van het beginsel gevoerde bestrijding van de tegenstanders. H. i. dringt de tijd tot handelen en gedoogt legerhervorming op den grondslag van persoon lijken dienstplicht geen uitstel. "De regèering kan niet voldoen aan den wenscli, dat b. v. tot 1895 vergund worde, den dienst door een plaatsvervanger te doen waarnemen, en heeft verklaard, dat de invoering van den per soonlijken dienstplicht geen invloed mag uit oefenen op de inrichting en verbetering van de kazernes, waarvan zij de noodzakelijkheid echter erkent. Maar zij heeft numtnerverwisseling toe gestaan tusschen hen, die hebben deelgenomen aan de loting ter voltalligmaking van liet ge deelte der ingelijfden (zg. blijvend gedeelte), wier diensttijd voor hoogstens 4 maanden kan worden verlengd, mits die ruiling beperkt blijve wat de infanterie betreft tot lotelingen van het zelfde bataljon of anders van hetzelfde korps. Wat de financieele gevolgen betreft, handhaaft de Regeering hare globale berekeningen, dat zul len bedragende uitgaven voor eens bijna 6 millioen en de jaarlijksche meerdere uitgaven ruim 2 millioen gulden. In de bepalingen omtrent de vrijstelling van den dienst is hoofdzakelijk het volgende gewijzigd Vrijstelling voor één jaar wordt o. a. verleend aan den student in de godgeleerdheid, die aan eene in het Rijk gevestigde inrichting van onder wijs tot geestelijke of bedienaar van den gods dienst wordt opgeleid (in het oorspronkelijke ont werp werd gesproken van een erkende inrichting en van kerkgenootschap). Door het Uitvoerend Gezag wordt bepaald, wie voor R.-Kath. ordebroeder wordt gehouden. Verlenging van vrijstelling kan slechts worden verleend om dezelfde reden, welke de eerste maal heeft gegolden, behalve ingeval van zie kelijke gesteldheid enz., welke op zichzelve als reden van vrijstelling geldt. Vrijstelling van den dienst voor tijd van vrede wordt verleend, wanneer na tweemaal tijdelijke vrijstelling de ziekelijke gesteldheid voortduurt; aan hem die eenige zoon is en geen halven broe der of halve broeders heeft, indien de beide ouders overleden zijn, voorzooveel dengene betreft die in het genot is van vrijstelling voor een jaar, mits deze verleend werd aan den kostwinner aan hem, die na tweemaal voor een jaar te zijn vrijgesteld, op het tijdstip, waarop voor de derde maal ten zijnen aanzien uitspraak moet worden gedaan, eenige zoon is, kostwinner, weduwnaar of gehuwde met drie of meer kinderen ten zijnen laste, inits de vrijstelling van den vorigen keer om dezelfde reden werd verleend, en aan hem die voor den dienstplicht is ingeschreven voor de zeemacht of voor de Koloniën en boven den leeftijd van 18 jaren 2 jaren vrijwillig heeft ge diend. Aan het artikel betrekkelijk het geneeskundig onderzoek is de volgende alinea toegevoegd „De burgergeneeskundigen en de officieren van gez. onthouden zich van het verleenen van bijstand in het geneeskundig onderzoek van personen, die hun in bloedverwantschap, tot den derden graad ingesloten, bestaan. Te hunner vervanging worden andere burgergeneeskundigen en officieren van gezondheid aangewezen." (Ingezonden.) „Wie te veel wil, bereikt niets," wordt er gezegd. Dit is onjuist. Dat willen zelf is iets, en lang 'l veracli- telijksle uiet. Multatuli (Specialiteiten). Ieder denkt in meerdere of mindere mate, naar gelang zijner kennis, die hem tot grondslag van zijn denken dient. Vandaar, dat ieder er een eigene wereldbeschouwing, een stel principes en oordeelen op na houdt, voor een deel verkregen door over levering en gewoonten, voor een ander deel (en dit is gewoonlijk het kleinste) door min of meer juist nadenken. Nu is het een feit, dat zeer vele raeiischen maar zelden hunne eenmaal opgevatte meeningen voor andere en betere ruilenmeestal zijn zij er aan gehecht als moeders aan hunne kinderen gelooven met een trouw een betere zaak waardig aan de waarheid, onfeilbaarheid en doorgaande toepas sing er van en laten er daarom dan ook doodeen voudig andere inzichten en meeningen op dood- loopen. Van zulke menschea is noch op sociaal, noch op politiek of economisch gebied iets te ver wachten. Blind voor de eischen des tijds, levend met hunne gedachten in een afgesloten tijdperk, waarin de zaken waren zóó ze waren en dus goed, belemmeren ze door hunne eenmaal opgevatte, vaak eenzijdige meeningen, eiken vooruitgang, het ver krijgen van betere toestanden en levensvoorwaarden Dat moet veranderen, hoewel het niet gemakke lijk zal gaan. Is 't moeilijk iemand, die vast slaapt wakker te krijgen, moeilijker is het nog beweging te krijgen in sommiger opinies, die door onwil, onkunde of kortzichtigheid wel wat overeenkomst hebben met de raderen van een lang stilstaand uurwerk. Doch daarom niet versaagd. Nieuwe waarheden worden zooals Börne het zoo schoon uitdrukt, liet eerst kenbaar aau de grootste geesten, evenals de opgaande zon het eerst de toppen der hoogste bergen beschijnt. Voor zij algemeen ingang vinden, kunnen er tijden en nog eens tijden verloopen, doch ten laatste zal de duisternis voor het licht wijken. Laat dus den moed niet zakken, gij onderwijzersBedenkt dat, evenals door telkens een droppel te laten val len op den hardsten steen, er zelfs in dezen een kuiltje ontstaat, evenzoo door uw onvermoeid poger. de waarheid van uwe eischen erkend zal worden, uiv goed recht eindelijk zal zegevieren. Eerst wanneer gij het zoover gebracht hebt, dat de groote massa juiste denkbeelden heeft van uwen stand, uwen werkkring en uwe vooruitzichten, dan eerst zal een tijdperk van hervorming aaubreken, zegenrijk in zijne gevolgen voor u. Laat ieder dus doen wat in zijn vermogen isbestrijdt de dwalingen en tracht het recht van uwe stellingen en levenseischen te verdedigen. Opent de oogen van hen, die meenen dat uw werk zoo gemakkelijk is gij zult er bij winnen en uwen eischen klem kunnen bijzetten. Er zijn er ongelukkig iu onze verlichte L9de eeuw nog maar al te veel, wien een juist inzicht van uwe taak ontbreekt en gij weet hetonbekend maakt onbemind. Bekendheid moet tot waardeering leiden van de taak van den onderwijzerde aan hem toever trouwde leerlingen verstandelijk en zedelijk te ontwikkelen en op te voeden. Nu weet ik wel, dat de groote menigte opvoeding beschouwt als iets, waarvoor iedereen bekwaam is. Immers, ieder wordt opgevoed en doet het later op zijne beurt en de wereld bestaat toch niet geheel uit boos doeners Nergens vindt dan ook het ironische woord: //met het ambt geeft God ook het verstand", zoo zijne toepassing als in de opvoeding. Voor bereiding schijnt dan ook het vak van opvoeder of opvoedster niet te behoeven en in den regel begint men zich dan ook eerst warm te maken over de moeilijkheden aan deze zaak verbonden, als men reeds tot vader of moeder gepromoveerd is. Slechts weinigen voelen zich gedrongen zich voor-de ouderlijke taak te bekwamen, nog vóór ze tot de vervulling van zoodanige plichten geroepen zijn. Voor de overgroote meerderheid is opvoeding dan ook eigenlijk een zaak, die van zelf wel loopt voor een ontwikkeld deel bestaat er wel iets, dat meu pedagogiek noemt, maar ik zou haast zeggen dat het gros daarvan die wetenschap alleen beschouwt als iets, dat opzettelijk is uitgevonden om te be wijzen dat theorie en praktijk niet samen kunnen gaan. Eene redeneering als de volgende b. v. Ja, die pedagogiek is een mooi ding zoo op 't papier kan er heel wat fraais verteld worden hoe men met kinderen moet omgaan, maar zie je, in de praktijk komt er heel wat anders kijken dan geven je al die fraaie theoriën geen steek kan men vaak genoeg hooren. Toch zijn er wel velen, die bepaald alles in 't werk stellen een goede opvoeding te gevenze trachten daartoe hun kinderen zoolang mogelijk goed onderwijs te geven, gaan hen steeds in 't goede voor, prenten hun wijze lessen inkortom doen alles, waartoe zij meenen in staat te zijn. Doch het belangrijkste feit bij dit alles, dat n. 1. alle raenschen opvoed ers zijn zoo in goeden als in kwaden zin, zondér Tiet te bedoelen, zelfs zonder het te willen, wordt in het geheel niet opgemerkt. Het ideaal van alle opvoeders, zijn kinderen te zien opgroeien tot menschen, die helder en juist denken, warm ge voelen en krachtig willen, zweeft ieder wel min en meer duidelijk voor den geest, maar weinig bedenkt men nog, dat men zooveel nalaat, wat ten goede kan strekken, zóóveel doet wat nadeelig werkt te dien opzichte, zonder het te weten. De oorzaak hiervan is te zoeken in volslagen onbekendheid met de wetenschap der opvoeding. M. i. geeft deze beschouwing, ontleend aan het werk van iemand, wiens naam als opvoedkundige een zeer goeden klank heeft, vrijwel de waarheid weer en ondervinden de onderwijzers, wijl de meeste men schen sedert zoo denken, maar al te dikwijls den daaruit voortvloeienden, noodlottigen invloed. Is dat billijk Verwacht men van de onderwijzers niet, dat zij van ganscher harte een taak aanvaar den en volvoeren, waarvoor een groot deel der ouders niet in staat is Maar hoe zullen zij dat kunnen en willen als men hen daartoe financiëel en dus ook moreel niet in de gelegenheid stelt P Hoe wilt gij, dat de onderwijzer door woord en daad zijne leerlingen zedelijk ontwikkelt, bun wil sterkt, hun hart warm doet kloppen voor al wat rein en goed is, hunne denkkracht vergroot, hun juiste voorstellingen en begrippen verschaft, die hen later tot helder oordeelen zullen in staat stellen, als hij zelf voor het probleem geplaatst is, met een huishouden van f 600 fatsoenlijk te leven. Of redeneeren wetgevers en gemeentebesturen als Lart en mijnheer Batavus Droogstoppel in den Max Havelaar z/600 gulden per jaar maakt in 20 jaar een kapitaaltje van f 12000 en daar kan een burger- mensch, die de tering naar de nering weet te zet ten, heel netjes en ordelijk van rondkomen. Daarbij als men de onderwijzer behoorlijk salarieerde, zou iedereeu onderwijzer worden en waar bleef dan de verdienste die er steekt in toewijding en ijver?" Neen, zoo dwaas zijn zij zeker nietzij moeten in de eerste plaats weten dat stoffelijke welvaart tot geestelijke ontwikkeling moet voeren dat armoede den geest verstompt, waardoor hij ontaard en nieuwe ellende baart. Daarombezoldig den onderwijzer goed, maak dat hij met opgeruimden zin, met helder hoofd zijne taak aanvaarde. Verlos hem uit zijne geldelijke moeilijkhedenverdrijf van hem de zorgen voor het dagelijksch brood, die den geestzoo ge weet niet vaardig" maken. Dan eerst zal het onderwijs, waarvoor, zooals onze Kamer-, ja zelfs Gemeenteraadsleden in hunne speeches zeggen, geen geld te veel kan uitgegeven worden, werkelijk ontwikkeld kunnen zijn. Dan ook, maar ook niet eerder, zal de ouderwijzer zijn werkkring geheel in de school zoeken en niet daarbuiten dan zal hij den tijd, dien hij nu doorbrengt met het bijhouden van boeken, het schrijven van mu ziek, het maken van vertaalwerk of met het geveu van gewoonlijk ellendig betaalde privaatlessen aau zijn studie kunnen wijden, om zoo op de hoogte te blijven der wetenschap. Of meent men, dat een onderwijzer daarmee niet noodig heeft en hij niet behoort tot de klasse van wetenschappelijk gevorm de lui Eilieve, doe de moeite en neem eens het //Staatsblad" ter hand; gij kunt daarin haarfijn lezen hoeveel kennis er van hem gevorderd wordt om een goed examen voor de hoofdaote te kunnen aflegden lees de verslagen der bijeenkomsten van onderwijzers of leden van de afdeelingen Volks onderwijs, waarin onophoudelijk geklaagd wordt over den verkeerden weg, waarop de regeering de onderwijzers drijft en waarop het kennen het kun nen moet vervangen. Als gij dat gedaan hebt, wees dan zoo eerlijk te bekennen, dat de dosis wetenschap van een onderwijzer tamelijk groot moet zijn en dat de Staat verkeerd handelde die te be- loouen met 500, 600 of in het gunstigste geval met 700 gulden. Besluit hieruit echter niet, dat ik het Betreur dat het program voor de hoofdacte veel van den onderwijzer vergtIntegendeel, al is een groot deel dier kennis niet bestemd den kinderen der lagere school bij den tegenwoordigen stand van zaken meegedeeld te worden, men mag en moet van den onderwijzer vorderen, dat hij veel en goed opgemerkt hebbe, om het eenmaal zijne leerliugen te laten doen dat hij met juislen blik hoofdzaken van bijzake wete te onderscheiden en gemakkelijk Beschikke over een ruimen voorraad doelmatige

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1