HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. M. 61. Jaargang 49. Vrijdag 22 Mei 1891. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. DOLORES. »Rr descsperem nim®®rI" Jan Piettrsz. Cot*- Hot Vaderlandt ghetrouvre Blijl ick tot in den doot; Wilhelmuslied. VersoMnt lodoron Diasdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per 3 maanden. Voor de courant binnen de gemeentef 0-70, met Zondagsblad 1.05 nanr de overige plaatsen vau Nederland 0.90, nu 1-35 B naar alle landen, die in het postverdrag ryn opgenomen (inbegrepen Oost- Indië en Amerika) 1.75, n 2.10 naar Znid-Afrika2.50, 3. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. HELDER. Prijs dor a d v e r t e n t i n: Van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsschen den tekst, per regel 15 ot Advertentiën voor liefdadige doeleinden3, Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand. 5 Agenten in het buitenland: België, Mr. X. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic. NEDERLAND. HELDER, 2i Mei. De Opper-Kamerheer en de Chef van het Militaire Huis der Koningin maken bekend, dat H.M. de Koningin-Regentes, op Woensdag den 27sten Mei a. s., des morgens te 9i uur, in jhet Paleis te Amsterdam, gelegenheid zal geven bij H. D. hun opwachting te maken aan Militaire en Civiele Autoriteiten en Commissien, en op Dondgrdag den 28sten daaraanv., te 9^ uur, particuliere audiëntie zal verleenen. Degenen die verlangen daartoe te worden toegelaten, worden uitgenoodigd zich in te schrijven op een der lijsten welke aan gezegd Paleis gereed zullen liggen van heden af tot en met Zaterdag den 23 sten Mei, des avonds te 8 uren, op welken tijd die lijsten zullen worden gesloten. Men seint aan „het Vad." uit Paramaribo De toestand is steeds gespannen. De gewapende macht handhaaft de orde onder de burgerij. De Staten hebben een request ingediend om nog een oorlogsschip. De Engelsche consul heeft telegraphisch hulp aan zijn Regeering gevraagd. De Gouverneur beschuldigt mr. Kalff, de oorzaak te zijn van het oproer. In een te 's Hage ontvangen telegram wordt nader bevestigd, dat de Staten tot den Minister van Koloniën het telegraphisch verzoek heb ben gericht een oorlogsschip naar Suriname te zenden. De „St. Ct." bevat het volgende Bij het Departement van Koloniën is Zater dagavond 16 dezer het volgende telegram van den Gouverneur van Suriname ontvangen, dat dienzelfden dag uit Paramaribo verzonden werd „Volmaakte kalmte houdt aan". Maandagmorgen 18 dezer volgde een nader telegram, luidende„Kust blijft ongestoord. Seinen laat ik verder na". Omtrent de komst van den Duitschen Keizer te Amsterdam wordt nog bericht, dat zij in elk geval eerst na 23 Juni zal plaats hebben, met het oog op den dan eindigende hofrouw. Het verblijf zal twee dagen duren. Üp beide dagen zal er gala-diner ten paleize zijn. Op het programma van af te leggen bezoeken komen voor de kweekschool voor de zeevaart, een diamantslijperij en het Rijksmuseum. Tevens zal een tocht georganiseerd worden naar de Zuiderzee, ter bezichtiging van de sluis- en Keulschevaartwerken. De Amsterdamsche Duit- sche Vereine hopen in de gelegenheid te worden gesteld aan den Keizer een ovatie te brengen. Feuilleton vun de Helderache- en Nieuwedieper Courant. 118) Roman van Gravin EUFEMIA BALLESTREM. (Uit het D u i t s c h.) BESLUIT. Drie jaren zijn voorbijgegaan. Weder was het herfst geworden en de bladeren begonnen zich in het park van den Valkenhof weder te kleuren en tooverden, in vereeniging met het zonlicht, tinten en kleuren, waarop het oog met verrukking staarde. De zou wierp hare stralen ook door het di.chle loof en bescheen het gouden kruis van de graf kapel, dat als iu vuur scheen te staau. De deuren der kapel waren geopend en daar beneden bij de graven knielde een schoon jong paar bij een zerk, waarop zij daareven een bouquet wonderschone, witte mosrozen hadden neergelegd. Aan het hooldeinde van de zerk was in de muur een steenen tafel uitgehouwen, waarop de woorden van den profeet Tobias stonden geschreven „De mensch groeit op als een bloem en wordt dan gebroken." Toen zij lang in stilte had gebeden, stond de dame op. „Laat ons nu naar het graf vau de „booze vrij vrouw" gaan," fluisterde zij, „ik heb hier drie Sociale Partij. Het voorstel van den heer Van Marken betreffende het oprichten van eene sociale partij is met bijna algemeene stem men in de huishoudelijke vergadering van de vereeniging „Maatschappelijke Hervorming" aan genomen. De wensch, door een paar leden geuit, zich bij de Radicalen aan te sluiten, werd niet gedeeld. Met 50 tegen 14 stemmen en 8 blanco werd een motie van den heer Van Marken aangeno men, dat sociaal-democraten, lid zijnde van de partij, geen lid konden zijn van de sociale partij. Men leest in het „Hbld." het volgende ingezonden stuk Aan de Redactie De „Goesche Courant" bespreekt in een zoo even door hare redactie mij toegezonden nummer mijne houding in de vergadering der lciesvereeniging „Amsterdam", op Maandag jl. Aan het slot dezer bespreking lees ik „Het verbaast ons echter, wanneer althans het verslag in de „N. R. Ct." volledig is, dat dr. Frowein, die in de vergadering van „Amsterdam" tegenwoordig was, de onware beschuldiging van den heer Uijldert tegen de „overheid" niet heeft weêrsproken. We kunnen toch niet veronderstel len, dat de plechtigheid van zijn afscheid aan de H. B. S. voor meisjes te Goes, waarbij zoo menig hartelijk woord werd gesproken ten bewijze van de sympathie die de heer Frowein hier genoot, geheel uit zijne herinnering is ver dwenen." Ook in particuliere brieven, door mij uit Goes ontvangen, wordt mij gevraagd of ik werkelijk gezwegen heb, toen de heer H. mij aanbeval op gronden die onjuist waren. Daar men nu zeker ook in andere kringen omtrent mijn houding ter vergadering onjuiste denkbeelden heeft, doe ik een beroep op de gastvrijheid van uw blad, ten einde te verklaren, dat ik op de vergadering der kiesvereeniging „Amsterdam" nadrukkelijk en duidelijk weersproken heb de door den heer Uijldert gegeven voorstelling. Nadrukkelijk is door mij verklaard, dat ik steeds te Goes de meest mogelijke vrijheid en persoonlijke sympathie van alle part jen had on dervonden, dat mijn eervol ontslag aldaar niets te maken had gehad met politieke meeningen, maar eenvoudig het gevolg was van de opheffing der inrichting, waaraan ik werkzaam was. Ik voegde hieraan toe, dat in mijn latere betrekkin gen, aan het gymnasium te Sneek en thans aan het Koninklijk Instituut voor de Marine, ik nimmer van eenige autoriteit eenige poging had ondervonden ter beperking mijner vrijheid als Nederlandsch staatsburger. Ik verklaarde verder aan de vergadering, welk feit aanleiding had kunnen geven tot de onjuiste voorstelling van den heer U., nl. de mislukte poging, onder het ministerie-Heemskerk beproefd, om misbruik te maken van mijn eervol ontslag wegens opheffing der inrichting te Goes, ten einde een voor dit ministerie lastige motie van de baan te krijgen. Waarom dit alles door de verslaggevers der verschillende bladen is verzwegen, begrijp ik nfct recht. Misschien heeft dit zijn reden hierin, dat ik er bijvoegde, dat de bespreking van deze geheel persoonlijke quaestie voor mij zeer onaange naam wasmaar dat ik gedwongen was dit te doen, omdat ik geen aanbeveling voor het Kamerlidmaatschap wenschte, gegrond op onjuiste voorstellingen, ofschoon deze te goeder trouw door den heer U. werden gegeven. De heer Uijldert trouwens is niet de eenige, die zich een onjuiste voorstelling omtrent mijn vroe- geren strijd voor de vrijheid van gedachten- uiting (niet voor mij zeiven maar voor anderen) heeft gevormd. Ik weet, dat zich hieromtrent in de pers en ook in de gesprekken een legende heeft gevormd, die eindelijk eens moet verdwij nen. Ik herhaal, dat ik het hoogst onaangenaam vind, over deze persoonlijke zaak te moeten spreken, ook omdat ik er niet van houd oude koeien uit de sloot te halen. Maar nu de legen de niet haar natuurlijken dood schijnt te ster ven, acht ik mij tot mijn leedwezen verplicht op gevaar af van misbruik te maken van uwe gastvrijheid met een enkel woord de ware toedracht, die indertijd anders genoegzaam pu- l bliek behandeld is, nog eens mede te deelen. Ziehier de feiten. In het najaar van 1883, onder het ministerie Heemskerk, werd aan een der leeraren eener Rijks Hoogere Burgerschool de ministerieele on- tevredenheid betuigt over het schrijven van een j dagbladartikel, welk artikel met onderwijszaken in geen verband stond. Kort daarop onderhielden de curatoren van het Amsterdamsch gymnasium een der leeraren over zijn vrijmoedig optreden in het openbaar, en dreigden hem met ontslag. I11 alle couranten werden deze zaken druk be sproken. Ik schreef toen aan het bestuur der Vereeniging van leeraren aan inrichtingen van Middelbaar Onderwijs, dat ik deze zaak op de jaarlijksche algemeene vergadering dezer Ver eeniging wenschte ter sprake te brengen. Op uitnoodiging van het bestuur schreef ik toen een praeadvies er over en gaf aan het slot daarvan mijn voornemen te kennen tot indiening eener motie, waarin werd uitgesproken dat „het niet mag worden afgekeurd, wanneer de leeraar een, naar zijn oordeel, gepast gebruik wenscht te maken van het recht om buiten de school vrij zijn meeningen te verkondigen." Dit praeadvies en de motie werden door het bestuur gedrukt en opgenomen in de „Berichten en Mededeelingen". Zij zijn gedateerd Juni 1884. Wegens de vele zaken, die aan de orde waren, kwam echter dit praeadvies nog niet in de zomer vergadering van '84 ter sprake, maar moest worden uitgesteld tot het volgende jaar. Inmiddels moest, wegens het intrekken der rijkssubsidie, de inrichting te Goes, waaraan ik steeds met het meeste genoegen was werkzaam geweest, worden opgehevenen moest mij eervol ontslag met toekenning van wachtgeld worden verleend. Nu meende ieder, dat de toenmalige inspec teurs van het middelbaar onderwijs mij zoo spoe dig mogelijk op grond mijner antecedenten zou den aanbevelen voor een nieuwe betrekking. rozen voor haarde witte als symbool harer schul- delooze tijdde roode, hare lijdensdagen en de goudkleurige, hare verlossing." De heer knikte en trad een zijvertrek binnen. Daar schoof hij gemakkelijk het zware deksel van een der praalgraven af en toen bogen beiden zich over het eeus zoo schoone gelaat van de booze vrij vrouw, dat aanleiding tot den onzaligen broeder twist had gegeven en dat nu, na ruim tweehonderd jaren, nog zoo wonderbaar goed bewaard was ge bleven. De dame nam nu de drie rozen en legde die zachtjes en voorzichtig, ten einde het lichaam niet aan te raken, op de borst vau de booze vrijvrouw en nauwelijks had zij hare hand weder terugge trokken of er gebeurde een wonder. Voor de oogen van beiden verviel op dat oogen- blik plotseling het zoolang ongeschonden bewaard gebleven lichaam van de „booze vrijvrouw" tot stof. En terwijl zij ontsteld toekeken, werd de ruimte in de kist al lediger en lediger, het geheel viel tot stof ineen en ten slotte lag daar, op den bodem der kist, niets anders meer dan een hoopje stof, te midden waarvan de sieraden blonken, die zij had gedragen en bovenop dat alles de drie rozen. Het paar stond stom van verbazing daar en reikte elkander over de kist heen de hand, tot in het diepst der ziel geroerd over hetgeen men gezien had. En op datzelfde oogenblik was het alsof een onzichtbaar wezen hun een kus op het voorhoofd drukte en een koelen topht, als van iemand die voorbij hen heen liep, gevoelden zij duidelijk. Nu viel de dame plotseling op de knieën. ifZij is verlost, nu zal zij het haleluja der engelen hooren, waarnaar zij zoo langen tijd te vergeefs heeft gewacht," fluisterde zij. „Zij ia verlost," zeide ook hij, maar luider, opge wekter en toen trok hij de knielende aan zijn borst. Dat paar was Alfred en Dolores von Falkner. Het laatste edel valkenpaar had elkander gevonden en de Valkenhof had weder een meester en eene meesteres. Lang had Dolores met den dood geworsteld, maar eindelijk had zij toch gezegevierd. Toen was zij met mevrouw Rusz naar het zuiden gegaan en de warme zon had het overige gedaan. En toen Lolo een half jaar reeds in de kapel rustte, kwam Alfred ook naar het zuiden en daar, onder den blauwen hemel van Capri, legden zij later de handen ineen tot een bond voor het levenHunne harten hadden elkaar toch eindelijk gevonden. Iu Rome, de eeuwige stad, huwden zij en bleveu er hun geluk genieten tot de zomer voorbij was. Toen keerden zij naar het grootscho woud van den Valkenhof terug. En hier was het, dat na langen, langen tijd weder eens een jonge valk geboren werd, een krachtige spruit van den ouden stam. Heden nu was Dolores voor de eerste maal weder uitgegaan, om een daad van dankbaarheid te verrichten ten opzichte van de booze vrijvrouw, wier hand eenmaal zoo zonderling ingegrepen had in haar leven en in dat van Alfreds eerste vrouw. Langzaam en zwijgend schreden zij voort door de schaduwrijke eikenlaan naar den Valkenhof, nog geheel vervuld van de wonderbare gebeurtenis, die zij zoo even beleefd hadden. En zij kwamen overeen om niemand iets te ver tellen van het wonder, opdat men niet misschien Maar onder een ministerie als van Heemskerk was alles mogelijken zoo geschiedde het, dat de inspecteur, dr. Salverda, mij uitdrukkelijk te kennen gaf, dat ik niet voor eene nieuwe benoe ming in aanmerking zou kunnen komen, tenzij ik bovengenoemde motie, die op de eerstvolgende zomervergadering zou in behandeling komen, introk. Het aannemen dezer voorwaarde werd natuurlijk beslist door mij geweigerd. Bij schrijven van 30 Juni '85 verklaarde ik „na ernstig beraad" besloten te hebben, mijn motie niet in te trekken en te zullen blijven verdedigen de vrijheid van gedachtenuiting buiten de school. Aan het slot van mijn missive, indertijd door bijna alle bladen overgenomen, schreef ik „ik kan niet denken, dat onder dergelijke omstandigheden mijn verdere maatschappelijke carrière gesloten zoude zijn, tenzij ik een offer bracht aan mijn overtuiging. Mocht zich dan een vacature, 't zij bij het middel baar, 't zij bij het gymnasiaal onderwijs voordoen, die ik gaarne zou wenschen te vervullen, dan zal ik op grond mijner wettige bevoegdheid en eener vijfjarige dienstvervulling mij opnieuw be schikbaar stellen. Wanneer dit zal blijken tever geefs te zijn, dan zal ik met leedwezen afscheid nemen van een loopbaan, die ik aanvaardde vol illusien van het nut, dat men als wetenschappelijk man er in kon stichten." De uitkomst heeft bewezen, dat ik goed gezien heb. Wel heb ik zwaren tegenstand en veel vooroordeel moeten overwinnen, maar ten slotte heb ik zonder eenig offer aan mijn overtuiging de begonnen loopbaan kunnen vervolgen. Ik hoop dat met de herinnering aan deze feiten, die toch indertijd publiek domein waren, de legende, die zich aangaande mij gevormd heeft, alsof ik eenmaal ergens om mijn staat kundige meeningen zoude zijn ontslagen, zal verdwijnen. Ik hoop, dat men mij de onaan genaamheid zal besparen er andermaal op terug te komen en verlang geen appreciatie der mede gedeelde feiten. Slechts een plicht jegens mij zeiven heb ik vervuld, en ik verlang op dien grond geen populariteit, waarvan de waarde mij twijfelachtig schijnt. Aan de „Goesche Courant" wensch ik ten slotte hier nog te antwoorden, dat de vroeger ondervonden sympathie volstrekt niet uit mijn herinnering verdwenen is. Waar zij indertijd bij het verslag van de sluiting der H. B. S. voor meisjes de zekerheid uitsprak, dat „die dag voor mij onvergetelijk zou zijn", daar verklaar ik gaarne, dat zij gelijk heeft gehad en dat de ondubbelzinnige en hartelijke blijken van sym pathie, toen door mij ondervonden èn van het Gemeentebestuur, èn vau de Commissie van Toezicht op het M. O., èn van mijn collega's, èn van mijn leerlingen en oud-leerlingen, even als die van de Zeeuwsche pers steeds bij mij in dankbare herinnering blijven. Dr. P. C. F. FROWEIN. Helder, 15 Mei 1891. den draak zou steken met het gebeurde en hun de een of andere nuchtere wetenschappelijke verklaring daarvan zou opdringen. Toen zij het terras naderden, zagen zij een lieflijk tooneeltje, dat hen opeens tot de werkelijkheid terugvoerde. Daar stond de baker, in de schilder achtige dracht van haar land, en hield een kleinen sneeuwwitten bundel van kant in de handen, die met blauwe linten omwonden was en daaruit kwam een klein kopje met goudblond haar te voorschijn en een paar rooskleurige vuistjes. Daarnaast zat mevrouw Rusz, bezig een kinder jurkje te naaien. Haar vroeger zoo koud en koel gelaat had nu eene vriendelijke, gelukkige uitdruk king en hare blauwe oogen zagen vergenoegd rond. En zij had daar reden voor, want de Valkenhof was hare woning gebleven en wat er nog van vroegere koelheid mocht zijn overgebleven, dat verdween langzamerhand voor de liefde waarmede men haar omringde. Dokter Rusz leeft in Australië, hooggeacht als rentenier, want hij leeft van de renten, die Dolores hem geregeld doet toekomen. En vóór de kleine Weruer Falkner staat nu ook de oude Engels en lacht vergenoegd en houdt den adem in, alsof hij bevreesd is dat dit zelfs den jongen edelvalk kan schaden. Nu hij de ouders van dit kleine wonder ziet aankomen, zwaait hij zijn hoed en roept hen lachend en gevierd toe: „Hoera, nu herleeft het geprofeteerde duizend jarige rijk der Falkners weer. En mocht het ook al wat korter zijn, dat hindert niet. Want onze oogen zien toch nog hoe de valken van den Val kenhof bloeien 1"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1