HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT.
M 62.
Zondag 24 Mei 1891.
Jaargang 49.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
E N
J. H. VAN BALEN.
,En dosnspcreeri nimmer I*
Jan Pietertz. Coen.
Het Vaderlanilt ghetronwe
Blyl ick tot in den doot.
Wilhelmuslied.
VersoHlJnt loaoren Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3 maanden.
Voor de courant binnen de gemeentef 0.70, met Zondagsblad f 1.05
t n naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1-35
naar alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen Oost-
Indië en Amerika) 1-75, 2.10
naar Znid-Afrika»^2.50, 8.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Prys der advertentiën:
Van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van da
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsschen den tekst, per regel II et
Advertentiën voor liefdadige doeleinden6»
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand. 5»
Airenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic.
BER i^H T.
Wij berichten aan onze abonnés, dat,
zoolang de voorraad strekt, exemplaren van
de beide romans:
DOOR EKjEN SCHULD,
roman van H. SCHOBERT (231 pag. com-
pressen druk) en:
DE SPELER,
roman ran F. M. DOSTOJEWSKI (242
pag.), verkrijgbaar zijn uitsluitend voor
abonnés van onze courant, tegen betaling van
25 cents per stuk.
Naar buiten tegen toezending van 35 cent
per postwissel of in blauwe postzegels.
Abonnés die de Courant met anderen lezen,
kunnen meer dan één exemplaar bekomen.
Nabetrachtingen van den Raad.
«Met eenparige stemmen," aldus le/.en wij in
het verslag van de jongste raadszitting, „wordt op
voorstel van B. en W. besloten tot verplaatsing
van den brandspuit van Huisduinen naar de Kooi
(Koegras)," enz.
Wat gaf aanleiding tot dit besluit?
Het verslag zegt het ons „De bij den jongsten
brand in het Koegras weder opgedane ervaring,
dat de tegenwoordige wijze van hulpverschaffen
kostbaar en weinig afdoende is, wijl een gebouw
reeds geheel kan zijn afgebrand, alvorens een spuit
ter plaatse is, gaf het Dag. Best. tot dit voorstel
aanleiding."
Wij missen in de bemerkingen over dit voor
stel van B. en W. de door het gezond verstand,
dunkt ons, voorgeschreven vraag, of verplaatsing
van eene kwaal tot leniging kan dienen? Wel
vreesde de heer Zuruiuhlen, dat de plaatsing van
een spuit aan de Kooi weinig succes zal geven,
omdat de boerenwoningen zeer verspreid liggen,
wel deed de heer Oudenhoven een vraag betreffende
de bediening van den spuit, maar geen raadslid
vestigde er de aandacht op dat verplaatsing van de
kwaal niet gelijk staat met genezen.
Een van beiden de spuit was noodig te Huis-
Keuilleton ran de Helderiche- en Niauwedieper Courant.
i) DE BERGGIDS.
Uit het Duitseh.
Op het schaduwrijke plein voor een landelijke
herberg iu bet Silezische gebergte stonden groote en
kleinere tafels met banken en stoelen, wier aantal
den vreemdeling verried, dat hij zich in een druk
bezochte streek bevond. De avondzon zonk achter
de groene toppen der bergen weg, toen van de zijde
van den straatweg een bejaard, doch rustig uitziend
wandelaar op het plein verscheen. Hij droeg eeuc
grijze jas, grijze slobkousen en zijn hoogen vilt was
met een gierenveder versierd. Nadat hij eenigen
tijd rondgezien had, of er iemand kwam opdagen
ter zijner bediening, klopte hij met zijn geijzerdeu
stok op het tafelblad en riep „herbergier
„'k Kom alklonk het luid en helder van on
zichtbare lippen, en terwijl hij zich nederzette en
den hoed afnam, verscheen in de deur van het ach
tervertrek een forsche vrouw in zeer eenvoudige
hoerendracht. Met de banden den gekreukten boe
zelaar gladstrijkende, naderde zij den gast om zijn
bevelen te vernemen, toen plotseling sprong zij
terug: „Heer graaf! Excellentie!"
De aldus begroette stak haar trouwhartig de hand
toe
„Daar ben ik weer eens terug 1 Goeden avond,
Christien 1"
De vrouw schudde de haar aangeboden hand niet
ze stond nog als vastgenageld „wel, wel, is dat
schrikken 1"
„Ben ik in een jaar tijds zóó veranderd vroeg
hg treurig. „Zelf merkt men het niet, zeg jij het
me eens, (Jhristien I"
Nu werd ze levendiger. „Ik, de hemel beware,
geen haar veranderd 1"
„Dat zou ik je ook geraden hebben 1" riep hg,
den wijsvinger dreigend opheffende. „Ik gevoel
duinen of nier. Was "hij er noodig, en dat -blijkt,
dunkt ons, genoegzaam uit de plaatsing er van
aldaar, dan mocht men hem niet verwijderen ten
gerieve van een ander deel der gemeente. Zal de
gemeente nu gebaat zijn met dit probate raiddel,
of is de kwaal niet eenvoudig verplaatst?
„Te Huisduinen kan de spuit beter worden ge
mist," zeide de voorzitter, /aangezien dat deel der
gemeente gemakkelijker door de spuiten uit de
bebouwde kom kan worden bereikt en bluschmiddelen
van het garnizoen op korten afstand vandaar aan
wezig zijn." Eilieve, als dat zoo is, waarom er
dan een spuit geplaatst? Wij gelooven dat er op
dat gemakkelijk bereiken van Huisduinen door spuiten
uit de gemeente, bijv. des nachts, wanneer in negen
ran de tien gevallen brand ontstaat, nogal wat
valt af te dingen.
Waarlijk, het is voor ons onbegrijpelijk, dat niet
één der leden (en er waren er toch 12 aanwezig)
hierop de aandacht vestigde dat niet één der leden
het voorstel deed voor het Koegras een spuit aan
te schaffen en aldus die, welke te Huisduinen ge
plaatst is, daar te laten. Dergelijke maatregelen
noemt men niet verbetering, mijne heeren
Het voorstel van den voorzitter tot aanstelling van een
tweeden opzichter voor de gemeentewerken onder
vond, naar ons inzien, ten onrechte veel tegenstand.
Voornamelijk de oppositie van den heer Zimnuhlen
kunnen wij ons niet begrijpen en vinden wij niet
gemotiveerd. De heer Z. grondde zijn tegenstand
hierop, dat de gemeente-bouwmeester niet om
assistentie had gevraagd en hij verklaarde„zich
met alle kracht tegen de benoeming te zullen
blijven verzetten, zoolang de heer Leijer daarom
niet zelf vraagt."
Maar (de heer Z. houde het ons ten goede) waar
nu de voorzitter uitdrukkelijk verklaarde, dat de
heer L. verklaard heeft er mede ingenomen te
zijn, ofschoon bij zelf nooit ora hulp zou gevraagd
hebben, gaf het daar nog pas aan de juistheid van
die verklaring te twijfelen? Met deze toelichting
smolt de grond, waarop de heer Z. zich zoo heftig
tegen dit voorstel verklaarde, weg als sneeuw voor
de zon. Waarschy'nlijk juicht de heer L. dezen
maatregel ten zeerste toe, inaar heeft hij er zelf
niet om willen vragen. Er zijn meer van die be
scheiden mensclien, die liever dubbel werk ver
richten dan hulp te verzoeken, maar dit bewijst
nog niet dat die hulp niet noodig is.
Maar er is nog iets anders.
Het voorstel werd gedaan in het belang der ge
meente. De voorz. getuigt, als technicus, dat het
den bouwmeester, met het oog op de aanstaande
uittevoeren werken, onmogelijk zal zijn èn het
bureauwerk èn het dagel. toezicht naar behooren
uit te oefenen. Nu had het den leden vrijgestaan
het tegendeel te bewijzen, maar het gaat niet op,
me geheel verjongdVanwaar die schrik, toen
ge mij zaagt?
„Ja," verklaarde zij dadelijk, „telkens als uwe
excellentie in het gebergte komt, waarschuwt men
onsdezen keer echter heeft de oude Thomas van
het slot er niets van gezegd."
„Hij wist er zelf ook niets van," antwoordde de
graaf.
„Ge weet toch wel, dat het nog lang niet mijn
gewoon reisseizoeu isik heb mij zelf wat vroeger
verlof gegeven, omdat mijn zoon het nu ook heeft."
„De jonge Heer komt ook vroeg Christien
verheugd. De graaf knikte De hoofdstad ligt reeds
achter hem, en was er tante Elsbeth niet, wie hij
en passant een bezoek brengen moet, dan kon ik
hem morgen, ja, van daag nog hier bij mij hebben.
Die tante laat echter haar lieveling zoo gauw niet
los, en ik verga intusscheu van ongeduld naar de
bergen. Ik heb van daag een flinke wandeling
gemaakt en ik zou bij u willen overnachten, tenminste
als je nog een kamer over hebt."
„Natuurlijk, voor u altijd, graaf!"
„Hoe, altijd? Uw huis wordt toch zeer druk
bezocht."
„Zij schudde mismoedig het hoofd„Dezen
zomer De menschen schijnen geen geld meer te
hebben ora te reizen."
De graaf trok zacht de schouders op. „Waar
men komt, altijd geklaag over slechte tijdenEr
zullen ook wel betere komen."
„Maar wanueer?" overdacht ze halfluid en ver
volgde toen „Van daag zijn vóór den middag
niet meer dan drie voorbijgangers bij mij aan
geweest, en nu zijn er nog drie andere, die op het
oogenblik in de gelagkamer zitten te eten."
Op hetzelfde oogenblik werd een venster der
gelagkamer, die gelijkgronds lag, geopend en een
jong meisje boog zich half over het kozijn heen
in de rechterband hield zij een bord, waarop een
aanzienlijke hoeveelheid beboterde broodjes lagen,
met worst belegd.
„Waardin riep een frisch stemmetje.
„Vergeef mij, excellentie," verzocht Christien
ais motief tegen het toekennen van hulp aan den
bouwmeester aan te voeren, dat deze er niet om
gevraagd heeft. Moet men dan een zóó verdien
stelijk ambtenaar niet veeleer te gemoet komen,
inplaats van hem uit te knijpen als een citroen
En zelfs al ware de heer L. er tegen geweest, dan
nog kon dit geen motief zijn tegen het verschaffen
van de noodige hulp. De belangen der gemeenschap
gaan vóór die van het individude belangen der
gemeente vóór die van een harer ambtenaren.
„Mocht de heer L. assistentie verlangen," aldus
de heer Zurmuhlen, „dan zou hij een tijdelijk op
zichter willen aanstellen, op een salaris van f 200
a f 300."
Er is meermalen, ook bij het Rijk, aan dien
maatregel gevolg gegeven, ofschoon men steeds
spoedig tot de erkenning kwam, dat die aanvankelijk
tijdelijke opzichters spoedig bleken onmisbaar te zijn
en dus wel degelijk „vast" werden. Maar dan was
er steeds verband tusschen den duur der aanstelling
en het salaris. Zoo genoten de tijdelijke opzichters
bij verschillende rykswerken als minimum loon inder
tijd en thans nog f 60 's maands. Sommige salarissen
waren zeer hoog. Dat geschiedde ora die menschen
eenige vergoeding te geven voor het tijdelijke van
hun werkkring. Hoe nu de heer Z. op het denk
beeld komt een geschikt en bekwaam tijdelijk op
zichter te kunnen bekomen tegen een salaris van
f 200 a f 300, is ons inderdaad een raadsel. Waarvan
zou die man moeten leven? Juist in den tegen-
woordigen tijd, nu deloonkwestie een der brandende
vraagstukken van den dag is, komt ons dit voorstel
in éen woord allerongelukkigst voor.
■n
En het gebouw voor den afslag van visch zal
nu toch door de gemeente worden geëxploiteerd 1
En wat heeft nu die plotselinge omkeering van
opinie van zoovele raadsleden bewerkt Niets
anders dan een schrijven van den voorgestelden
huurder, dat hij zich niet kon vereenigen met de
door den Raad in het huurcontract gestelde v oor
waarden.
Wij hebben in onze vorige Nabetrachtingen
er op gewezen, dat wij in de eerste plaats ge
meente-exploitatie wenschelijk achtten en wij kunnen
dus tevreden zijn met het genomen besluit. Wij
zullen daarom de toenmalige tegenstemmers niet
hard vallen. Maar wij kunnen toch niet nalaten
op deze even onverwachte als zonderlinge omkeering
te wijzen. Onwillekeurig schudt men bedenkelijk
het hoofd, als men verneemt, dat leden, die het
vurigst voor exploitatie door particulieren ijverden,
nu, door het eenvoudige feit, dat de heer T. de
gestelde voorwaarden onaannemelijk acht, plotseling
bekeerd worden tot voorstanders van gemeente
exploitatie. Dat geeft te denken omtrent de dege
lijkheid der gronden, waarop de overtuiging dier
heeren rustte.
zacht, „ik kom dadelijk terug 1"
„Ga je gangspoorde hij haar aan. Zij ging
naar het raam.
Het meisje reikte haar het bord toe, en zei, met
den vinger op den graaf wijzend „Geef dat aan
dien ouden man daar!"
„Den de waardin bleef het woord in den
keel steken. Daar kwam een tweede meisjeskopje
naast het eerste
„Breng hem ook een glas bier op onze rekening
En het venster vloog dicht.
Christien stond een oogenblik als verstijfd zij
herstelde zich echter, keerde terug en naderde
weifelend de tafel, waaraan de graaf zat. Haar
houding drukte het duidelijk uit, dat zij er niets
van begreep. „Heeft uwe excellentie gehoord?"
vroeg zij.
„Onbeschaamd sprak de graaf rustig; hij had
dus alles gehoord.
„Ja, bij mijn trouw bracht Christien uit, de
oogen op het bord gevestigd.
„Je meent die broodjes," zei hij, „maar ik bedoel
dat „oude man." Voor den eersten keer ouden
man genoemd 1 Nu mag ik springen en dansen,
de ouderdom laat zich niet wegcijferen 1"
Christien scheen het laatste niet te hooren, ten
minste zij gaf geen antwoordmet de oogen steeds
op het bord gevestigd, mompelde zij „Wat ver
beelden zich die lui
„Dat zal ik je zeggen," antwoordde de graaf,
zonder die pijnlijk treffende humor, die zijne laatste
woorden gekenmerkt had, maar veeleer vroolijk,
terwijl hij haar het bord uit de handen nam, „dat
zal ik je zeggen, dit geboterd brood drukt zoo
ongeveer hetzelfde uit, als de ridderorden op de
borst van den staatsdienaar eervolle erkenning van
bewezen diensten."
./Diensten herhaalde Christien, even weinig er
van begrijpeude als te voren.
„Ik ontmoette," helderde de graaf op, „die jonge
dames met haar papa voor eenige uren aan den
driesprong. Misleid door mijn kleeding, zagen ze
mij aan voor eeu gids en lieten zich door mg de
NEDERLAND.
HELDER, 23 Mei.
HH. MM. de Koninginnen zullen Dinsdag
a. s. 1 u. 45 min. van Het Loo vertrekken en te
3 u. 10 min. te Amsterdam aankomen.
De Groothertogin van Saksen is jl. Woens
dagavond op het Loo aangekomen, waar zij op
het perron werd ontvangen door de Koningin-
Regentes; de Vorstinnen reden met gevolg naar
het jpaleis, waar zij door de Koningin in de
vestibule werden opgewacht.
De correspondent van „het Vad." seinde
jl. Woensdag
Het oproer is beteugeld. Patrouilles waken
nog voor 't behoud der orde.
Ter kennis van belanghebbenden wordt
gebracht, dat de nieuwbenoemde Gouverneur van
Suriname op 27 en 28 Mei en op 3 en 4 Juni
a. s. in het lokaal van het Departement van
Koloniën op het Plein te 's Gravenhage zal zijn
te spreken over aangelegenheden, rakende de
kolonie Suriname.
„Burgerplicht" te Amsterdam vergaderde
jl. Woensdagavond ter bespreking van hare ka-
mercandidaten. Het debat was nogal rumoerig
en ver van waardighet wordt eenigszins geken
schetst door de opmerking van den voorzitter
(mr. A. J. E. Jolles), die, blijkbaar met een toe
speling op andere personen die op de voorloopige
'ijst stonden, van mr. Van Gilse zeide, dat deze
behoort tot „het fatsoenlijke deel der radicalen,"
waaruit de heer C. V. Gerritsen afleidde, dat
er dus ook onfatsoenlijken onder die radicalen
zijn, en door een rede van mr. AltingMees,
die vroeg, wat de heer Gerritsen in „Burgerplicht"
kwam doen, daar hij met zijne beginselen al
„den boer op" is geweest, men hem genoeg heeft
„geslikt" er hij dus een „politieke klaplooper"
was, nu hij leentjebuur kwam spelen om liberale
stemmen.
Daar men om 11 uur nog niet klaar was met
deze en dergelijke nobele besprekingen over de
voorloopige candidaten, werd de vergadering ver
daagd.
Onder leiding van mr. H. J. Kist werdjl.
Woensdag te Amsterdam de 105de algemeene
vergadering van 'tNut geopend.
Uit het verslag bleek, dat het ledental in 1890/91
streek beschrijven."
„Wat?" riep de toehoorster ontzet. „De voor
naamste beambte onzer provincie, de eerste presi
dent, graaf Kracht
„Het is toch zoo erg niet," viel hij haar in de
rede, „als vreemden, die wie weet van hoe ver
wel gekomen zijn, mij niet kennen, al kent mij
hier ieder kind I"
„Maar hoe kon uwe excellentie de menschen in
dien waan laten ijverde Christien.
„Denk je," vervolgde hij, „dat zoo'n vergissing
nooit meer voorgevallen is? Reeds menig keer in
vroeger jaren 1 Maar zoo iets heldert zich te zijner
tijd wel op."
Christien wilde de broodjes grijpen „Ik breng
ze oogenblikkelijk weer terug 1"
De graaf hield haar vast„Ora vriendelijke
menschen in een pijnlijke verlegenheid te brengen
Je blijft hier!"
Christien protesteerde opnieuw „Maar de graaf wil
toch niet
„De broodjes aannemen lachte hij. „Ja, als ik
er tegen zooveel opgewassen wasDe snijdster
heeft het al te goed met me gemeend. Maar ver
gelden wil ik het den lieven, hartelyken kinderen
de eene dienst is de andere waard."
„Excellentie!" riep Christien op afkeurenden
toon.
„Mij niet in de rede vallen en geen tegenspraak
gebood hij. „Leer om leer heet het in de geheele
wereld. Voor «chter verder te kunnen gaan, moet
ik weten, met wien ik te doen heb want dat men
niet altijd op het uiterlijke af kan gaan, daarvan
ben ik het sprekend bewijs. Leg dus dien heer in
de gelagkamer uw vreemdelingenboek voor, Chris
tien, en wordt er soms naar „den ouden man"
gevraagd, dan heb ik mij hier wees de graaf
op het volgetaste bord met een dankbaar gemoed
tot het avondmaal teruggetrokken." Hij maakte
zich uit de voeten door de tweede deur; onder
licht hoofdschudden, maar zwijgend volgde hem de
waardin.
(Wordt vervolgd.)