HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT.
Jaargang 49,
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. VAN BALEN.
Er-stdusespereen aimmerl'
Jan Piet er se. Co en.
Hot Vaderlanilt ghetroawo
Blijt ick tot in <len doot-,
Wilhelmuslied.
Versoliljnt lederen Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs
Voor de courant binnen de gemeente
er 3
naar de overige plaatsen van Nederland
naar alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen Oost-
Indië en Amerika)
naar Zuid-Afrika
maanden.
f 0.70, met Zondagsblad f 1.05
0.90, 1.35
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Pr ij s der advertentiën:
Van 15 regel» 50 cent, elke regel meer 10 cent.Bij abonnement, naar gelang van de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden modedeeliugen en aanbevelingen, geplaatst tussohen den tekst, per regel 15 ct
Advertentiën voor liefdadige doeleinden5
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand. 5
Agenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic.
Uit de
Siberische gevangenissen,
door
EEN VEROORDEELDE.
I.
Onze gevangenis bevond zich op een afgelegen
plaats der vesting, vlak bij de wallen. Somtijds
keken wij door een spleet tusschen de palissaden
naar Gods hemel, of er niet iets te zien was.
Doch men zag niets anders dan een stukje van
den hemel, de hooge, groene, met steppengras
begroeide wallen en de schildwacht die dag en
nacht daar heen eu weer liep. In zulke oogenblik -
ken denkt de gevangene er aan, dat er nog jaren
en jaren zullen verloopen dat hij nog altijd door
^vqo'ii spleet tusschen de palissaden kijkt en dat
steeds herzelfde zal zien, dat stukje hemel, die
wal en die schildwacht.
De plaats der gevangenis was ongeveer twee
honderd pas lang en honderdvijftig breed en een
onregelmatige zeshoek, door hooge palen of palis
saden omgeven, die diep in den grond bevestigd
waren, sterk met elkander verbonden en van boven
scherp gepunt. Dat is de buitenplaats der vesting.
Aan de eene zijde bevind zich een sterke poort, die
steeds gesloten is en nacht en dag door schild
wachten wordt bewaakt. Zij werd alleen geopend
als de gevangenen aan den arbeid gingen. Achter
die poort lag de ruime, wijde wereld, waar men
schel» leven. Maar daarbinnen, als men gevangen
is, maakt men zich van die wereld eene voorstelling
als van de sprookjeswereld. Dit hier was eene
geheel andere wereld, die met niets te vergelijken
was. Hier heerschte» bijzondere gebruiken, zeden
en gewoonten, hier was het een huis van levend
dooden, een leven zooals nergens elders en de be
woners waren ook bijzondere menschen.
Daar was er b.v. een, die bijzondere voorliefde
had om de palissaden te lellen. Er waren er om
streeks vijftienhonderd en hij kende ze allen. Iedere
paal beduidde voor hem een dag en eiken dag
trok hij een paal af, waarmede hij voortaan niets
meer te maken had. Zoo kon hij aan het aantal
overblijvende palen zien hoe lang zijne gevangen
schap nog moest duren. Hij was zeer in zijn
schik als er weer een zijde van de zeshoek was
afgevallen. Hij had wel is waar nog vele jaren te
wachten, maar in de gevangenis heeft men den tijd
zich te oefenen in geduld. Ik herinner mij nog
hoe een veroordeelde heenging. Zijn tijd was om.
i rnilleton rau de Heldersche- en Nieuwedieper Courant.
is) DE BERGGIDS.
Uit het Duitse h.
(Slot.)
Koolhaas klopte zijne vrouw op den schouder
„Kom tot je zelf, Adelgonde, ga eens zitten
Hij ging naar de tafel onder den statigen olm.
De graaf en de vrijheer waren verdwenen. Daar
de overigen echter niet spoedig volgden, riep hij
luide „Je zoudt hier komen zitten, heb ik gezegd
Het jonge paar naderde en ook Adelgonde nam
op zijn nadrukkelijk verlangen plaats. Koolhaas
alleen bleef staan en met de handen op de tafel
steunende, begon hij
„Ik ben gedwongen eene redevoering te houden."
Zijne vrouw maakte een beweging alsof zij hem
daarvan terughouden wilde. Maar hij vervolgde
„Wees niet bang, Adelgonde, ik zal niet blijven
steken En in één adem vervolgde hij „Mijnheer
Posse, universiteits-onderbibliothecaris en dokter in
de filosofie, de wereld is voi spitsboeven
„Man viel Adelgonde in.
„liet is zoo," ging bij hardnekkig voort. „Ik
kan het niet verbloemen. Maar gij, dokter, gij zijt
een eerlijke vent, ofschoon je niets in de melk te
brokken hebt.
„Het laatste echter maakt niet uit, want daar
voor ben ik de manWat je met je boeken-
wormerij niet inbrengen kunt, zal mijn herten-
slachterij wel aanvullen."
„Hertenslagerijverbeterde Adelgonde, in haar
taalgevoel gekwetst.
Koolhaas blikte medelijdend op haar neer.
„Staat de uitdrukking je weer niet aan Enfin,
ik wil van zulke muggen zifter ij en dezen keer geen
notitie nemen. Kort en goed, ik heb mijn schaap
jes op het droge gebracht en ik vrees niet, dat de
dokter er ongelukkig door worden zal, als hij onze
Betty heeft."
„Papariep Posse op den hartelijksten toon.
Twintig jaren was hij er geweest. Toen hij er
binnenkwam was hij jong en zorgeloos en dacht
niet aan zijn misdaad of zijn straftijd en nu verliet
hij de gevangenis als een oude grijsaard met een
somber gelaat. Zwijgend doorliep hij alle zes de
kazernes, bad een oogenblik voor elk heiligenbeeld,
boog vervolgens voor de gevangenen en verzocht
hen, zich zijner in liefde te gedenken.
Ik herinner mij ook een Siberische boer. Eens
op een avond werd hij aan de poort geroepen. Een
half jaar geleden had hij de tijding ontvangen,
dat zijne vrouw hertrouwd was. Hij was daar
toen buiten zichzelf over. Nu was zij zelf aan de
poort, bracht hem wat geld en zij namen voor
eeuwig afscheid. Beide weenden. Toen hij in de
kazerne terugkeerde keek ik hem aanJa,
men leert hier geduld oefenen.
Zoodra het donker werd, moesten wij allen naar
binnen en werden opgesloten. Het viel mij altijd
zwaar om van de plaats naar de kazerne terug te
keeren. Het was een lange, lange kamer, flauw
verlicht door vetkaarsen en vervuld van een druk
kende atmosfeer. Ik kan niet begrijpen, hoe ik
daar tien jaren heb kunnen leven. Op de brits
lagen in onze kamer alleen dertig man. Des winters
werden wij vroeger opgesloten en dan duurde het
gewoonlijk vier volle uren eer allen in slaap waren.
Gedurende dien tijd hoorde men geweld, geklaag,
gelach, schelden, ketengerammel en gestamp en
gescharrel, geschoren hoofden en gebrandmerkte
gezichten, verscheurde kleederen, een afschrikwek
kend, afschuwelijk tooneel. Ja, de mensch is een
wezen, dat zich aan alles gewent en misschien is
dat nog maar het beste ook.
In onze gevangenis bevonden zich zoowat twee
honderd gevangenen, een getal dat nagenoeg altijd
gelijk bleef. De eene kwam, de andere ging, nog
andere stierven. En wat voor menschen Ieder
gouvernement, iedere streek van Rusland was hier
door een misdadiger vertegenwoordigd. Er waren
zelfs Kaukazische bergbewoners onder. Allen waren
ingedeeld naar den aard van hunne misdaad en
naar het aantal jaren, waartoe zij veroordeeld waren.
Er was geen soort van misdaad die hier niet zijn
vertegenwoordiger vond. Het grootste gedeelte bestond
uit tot dwangarbeid veroordeelden uit den burgerstand.
Dit waren misdadigers, die alle burgerrechten ver
loren hadden, die als een onnut lid van de maat
schappij waren afgesneden en die met hunne ge
brandmerkte gezichten een eeuwige waarschuwing
voor een ieder waren. Zij ondergingen 8 a 10
jaren dwangarbeid en werden dan naar het een of
ander Siberisch dorp gezonden als kolonisten.
De vrouw van een veroordeelde mag een tweede
huwelijk aangaan, danr de veroordeelde wordt geacht dood
te zijn voor de maatschappij.
„Bedaard, mijn zoongebood de redenaar
spoedig. „Hiermee besluit ik dus en verklaar u
verloofd, Betty Koolhaas en Dokter hier mor
de hij.
„Eduart!" viel Betty in.
„Ik dank je dat ontbrak mij nogzei de
vader en vervolgde„Docter Eduard Posse
„Possél" verbeterde Adelgonde.
„Wat drommelgromde Koolhaashet gold
echter niet zijn vrouw met haar verbetering, maar
het plotseling geratel van een rijtuig naar de zijde
van den straatweg. Van de plaats waar de poelier
stond, had deze een vrij gezicht ver in 't ronde
en op het rijtuig zag hij de kleuren der grafelijke
familie.
„Holaklonk het tegelijk van uit het huis,
zoodat het ook aan de verlovingstatel gehoord werd
„Daar komt mijn zoon Frits aan
Even duidelijk klonk de stem van den vrijheer:
«ik zal uw zoon tegemoet gaan, Excellentieen
Horst ijlde heen.
Adelgonde, Betty en Posse bleven niet zitten.
De eerste ontdekte nu ook de koets en zei snel
„Betty, de Graaf schrik niet 1"
Het meisje zocht bescherming aan den arm van
Posse, terwijl zij lispelde„Ik ben verloofd
„De graaf, Adelgondevroeg Koolhaas. „Wat?
Waar? Waarachtig! Dat 's een buitenkansje! Be
daard, Koolhaasje, bedaard De lijvige man ver
schuilde zich achter den nogal omvangrijken olm en
verbeidde het oogenblik, dat hij zich op den ver
wachten vijand zou kunnen werpen.
„Wie is toch de graaf?" verlangde Posse fluis
terend te weten.
„Die daar om den wagen heenloopt," lichtte
Betty hem in.
/.Misschien meende Adelgonde.
„Wat, misschien viel Koolhaas uit. „Zag je
dan zooeven niet de wenk die hij kreeg? Nu zal
de vrijheer hem redden. Pas op Pas op In stilte
steunen de adellijke heeren elkaar toch altijd."
Daar verscheen Frits met Horst op de plaats en
zei met afwerend gebaar„O, geen verontschul-
diging.»
Er waren ook misdadigers uit den soldatenstand,
die niet van hun stand vervallen waren verklaard.
Zij dienden hun straftijd uit en vertrokken dan
weder naar het leger, maar werden dan altijd in
de Siberische regimenten ingedeeld.Vele kwamen
kort daarna andermaal in de gevangenis voor de
een of andere zware misdaad, doch dan altijd voor
twintig jaar. Deze afdeeling werd genoemd de
altijd blijvende", maar toch verloren deze nog niet
alle burgerrechten. Ten slotte was er nog eene
afdeeling, de bijzondere afdeeling" genoemd, die
de grootste misdadigers, meest uit den militairen
stand bevatte. Deze noemden zichzelf de „eeuwige",
want zij konden gehouden worden lot hun dood,
maar de duur van hun gevangenschap was hun
niet bekend.
Alles ligt reeds lang achter mij en schijnt mij
een droom toe. Ik herinner mij nog mijne aan
komst. Het was op een Decemberavond en het
was reeds duister. De gevangenen kwamen van
den arbeid terug en stelden zich ter inspectie op.
Een onderofficier, een oude snorbaard, opende mij
de deur van de gevangenis, waar ik zoovele jaren
zou blijven en zooveel zou ondervinden. Zoo had
ik nimmer kunnen denken wat voor verschrikke
lijks er in lag, nimmer alleen te zijn vóór ik het
ondervond. Gedurende de tien lange jaren van
mijn straftijd, was ik geen minuut alleen. Bij het
werk waren wij altijd onder bewaking en in de
gevangenis steeds met tweehonderd man. Nooit,
nooit, nooit alleenOok daaraan moet men
wennen.
Er waren hier misdadigers van allerlei soort.
Moordenaars, die bij gelegenheid hadden gemoord
en die het reeds lang gewoon waren roovers en
rooverhoofdliedengauwdieven en landloopers
gewone dieven van beroep en dezulken welke dat
slechts ééns hadden gedaan. Er waren er ook van
wien men zich niet kon begrijpen, hoe zij hier
kwamen. Ieder had een duister verleden achter
zich, waarover men liefst niet sprak. Er waren
sombere lieden, die nooit spraken en vroolijke
moordenaars, die er volstrekt niet om gaven dat
zij een moord hadden begaan. Vertelde soms de
een of andere iets, dau luisterden de anderen
bedaard toe. „Wij zijn fatsoenlijke menschen",
zeiden zij en spraken daarom nooit van hunne
bedreven misdaden.
Zoo herinner ik mij hoe een roover, die dron
ken was (men kan zich in de gevangenis ook
bedrinken), begon te vertellen boe hij een knaapje
van vijf jaren had vermoord, die hij met speelgoed
lokte, hem toen in eene leege schuur bracht en
daar den hals afsneed. Alle gevangenen, die tot
hiertoe om zijne ruwe scherts gelachen hadden,
riepen hem woedend toe te zwijgen en hij moest
dat wel doen ook. Dit was nu juist niet omdat
„Dan toch genoegdoeningantwoordde de
Vrijheer en bracht hem naar Suze.
„Dat neem ik aanriep Frits. „Suze, mijn
bruid
„Héschrikte Koolhaas op zijn post en
zijn breed gezicht werd ellenlang.
„Liefste Papa riep Frits.
De president kwam bij hem en zei lachend tot
Suze„De jonge dame, die reeds den vreemden
ouden man goed behandelde, zal ook den vader
baar liefde niet onthouden. Hij zou slechts één
ding wenschen."
Suze sloeg de oogen neer en zei„Beveel 1"
„Voortaan, mijn dochtertje, de boterhammen een
weinig dunner
Zij hief het hoofd op en zijn hand kussend, zei
ze met een fijn lachje„Voortaan ontvang ik het
van u."
Intusschen had baron Schoonbeek, die met Frits
meegekomen was, de dames slechts uit de verte
een stommen groet gezonden. Hij had zijn besluit
genomen en in militaire houding stapte hij op de
jongste der beide zusters toe: „Juffrouw Emma, ik
ben soldaat en dus kort en bondig."
„Dat houd ik niet uit!" dreunde het vanachter
den ouden olm, „ik wil klaren wijn schenken, mijne
heeren Eu Koolhaas trad te voorschijn. Frits
keerde zich nu om„Zijt gij dat, waarde heer
Dat doet mij genoegen
„Heer graaf, mijn jonge heer graaf!" klonk het
uit het huis en Christien kwam aanloopen. „Geen
kruisvuur, hoor!" zei Frits, de handen van de
waardin grijpende. „Begin eerst met je hulde te
brengen aan je jonge gravin daar!" Hij schoof baar
haastig op zij en keerde tot den wachtenden poelier
terug.
„Waarde heer Koolhaas, de vrijheer heeft mij
zooeven slechts vluchtig uitgelegd, wat er aan de
hand is, maar ik weet genoeg. Was uw graaf
Kracht misschien een zeer blond, lang opgeschoten
jongmensch
„Peenkleurig, eu lang als de dag van St. Jan,"
beaamde Koolhaas en vervolgde„Je zoudt er op
zweeren, dat hij daar ginds staat 1"
zij zulke dingen niet op hun geweten hadden,
maar men moest daar niet over spreken. Het was
volstrekt niet noodig zulke dingen op te halen.
Alle afdeelingen hadden een verschillende uniform-
kleeding. Bij den een was de kiel b.v. half bruin,
half grauw en evenz.oo aan de broek het eene
been bruin, het andere grauwbij andere afdeelin
gen was de kiel grauw met bruine mouwen, enz.
Zoo werd ook bij de eene afdeeling het hoofd op
de kruin kaalgeschoren, bij de andere een streep
slechts midden over den schedel, enz.
Zooals overal, had men ook hier bijzondere lieden
die den toon aangaven voor zekere clubjes en over
anderen heerschten over het algemeen waren de
luitjes zeer egoïstisch, zeer kleingeestig en driftig,
maar ook zeer beleefd in hunne manieren. De
groote deugd was, zich over niets te verwonderen.
Een algemeene karaktertrek van dit geboefte was
pralerij en hoogmoed, die tot in het belachelijke
werd gedreven, maar even dikwijls afwisselde met
lafheid. Hun gezwets en gebluf was nimmer ten
einde. Het geheel geleek veel op eene woonplaats
der onderwereld. Aan de algemeene regelen durfde
echter niemand raken. Ieder had gelijke rechten
eu zelfs de grootste misdadiger, die voorheen de
schrik van stad of dorp was, werd, als hij daaraan
poogde te tornen, terstond en voor goed op zijn
plaats gezet. Men behandelde elkander in de ge
vangenis met eene beleefdheid en waardigheid als
men in de maatschappij nauwelijks aantreft, alsof
de stand vau misdadiger, als ik mij zoo eens mag
uitdrukken, een zeer geachte was. Daarbij bespeurde
ik bij die mensehen nooit een spoor van berouw.
„Wij zijn verloren menschen. Wij hebben in de
maatschappij niet kunnen leven en zijn dus de
vrijheid niet waard," zeiden zij zeer logisch. „Ge
hebt naar de vermaningen van uwe ouders niet
willen luisteren, nu moet ge dan ook maar naar
den trom hooren en door de groene straten loopen."
Hiermede bedoelden zij de spitsroeden, wanneer de
soldaten met groene stokken slaan.
Hoewel dergelijke uitdrukkingen op een soort
van vaderlijken toon werden ten beste gegeven,
waren zij echter niet ernstig gemeend. Geen onder
hen liad het bewustzijn dat hij schuldig was en als
men hen iets verweet, kreeg men een vloed van
scheldwoorden naar het hoofd, waaraan geen eind
kwam. En welke scheldwoordenHet was een
bepaalde wetenschap om zóó te schelden. Wie nog
niet geheel verdorven was, als hij iu de gevangenis
kwam, werd het er zeker spoedig.
„De duivel heeft drie paar sterke schoenen ver
sleten éér hij ons hier bijeen had," zeiden zij. En
niettemin erkenden zij nooit schuld of onrecht.
Gezwets, intriges, nijd en boosheid namen hier nooit
een einde. Het was eene ware hel 1
„O, dat dacht ik wel," zei Frits. „Gelukkig dat
ik hem meegebracht heb Vraag hem rekenschap
zoo veel je wiltDe slungel is in 't geheel niet
bloó uitgevallen; hij voert den eene streek na den
anderen uit. Het is mijn jager
Adelgonde liep gevaar om te vallen „Jager?"
Haar echtgenoot daarentegen was plotseling tot
innerlijke rust gekomen, en heel bedaard zei hij
„daar heb je de grap, Adelgonde, zoo komt het
dat hij zoo veel van het wild wist„Hij zal u
opheldering geven verzekerde graaf Frits enriep
gestreng: „Johan
„Ik dank u zeer!" viel Koolhaas snel in en zijn
longen uitzettende, klonk het met stentorstem
„Johan, blijf daar Hierop gaf hij met den vorigen
statigen ernst aan zijne familie zijn besluit en vader
lijken wil te kennen „Adelgonde, wij hebben dat
individu nooit gekend
„Nu, dan zal ik hem wel eens onder handen
nemen beloofde de jonge grafelijke gebieder van
den zondigen jager.
„Wat gij doet, mijnheer de graaf, is uw zaak
met deze woorden liet Koolhaas hem het straffen
over en zich voor den ouden graaf buigende, ver
volgde hij„Excellentie, als een man die zijn
wereld kent, bid ik u om vergeving I"
De slotheer antwoordde welwillend en met een
vaarwel-aanduidende handbeweging„ik zal onze
kennismaking nooit vergeten."
Adelgonde legde de armen over elkaar en siste
„O. de eer is aan ons, Excellentie
„Zijne Excellentie haastte zich met de dames en
de heeren, die bij hem behoorden, in de karos te
stijgen, zoodat men de firma Anton Koolhaas spoedig
uit het oog verloor. Chfistien wilde den heeren haar
geleide geven, maar de residentieburger hield haar
tegen met de woorden: Waardin, de spijskaartIk
moet iets te bikken hebbenDiep ademhalend
trok hij zijn handschoen uit, zonder dat Adelgonde,
die met de oogen het jonge paar verslond, er protest
tegen aanteekende.