HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. woensdag '^9 Juli 1891. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. EN Jaargang 49. J. H. VAN BALEN. jyg. yu. ,Kn ilesesperecrt nimmerI* Jan Pieterz. Coen. Het Vadsrlsadt gfcetmawe Blijf ïck tot In den dooi. VersoHlJnt lederen Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per S Voor de courant binnen de gemeeente ii i naar de overige plaatsen van Nederland ii, i alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). i,i Znid-Afrika nitnden: f 0.70, met Zondagsblad f 1.05 0.90, 1.35 1.75, 2.50, 2.10 3.- RED ACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. HELDER. Pr'ija der Advertentiën: Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, nsar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsschen den tekst, per regel 16 Ct. Advertentiën voor liefdsdige doeleinden5 Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand5 Agenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertonx, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Ma., Okonite Co, Passaic. NEDERLAND. HELDER, 28 Juli. HET MARINE-RAPPORT. (Overgenomen uit het „Handelsblad.") Bij Kon. besluit van 31 Juli 1889 voor welk besluit later de minister van Kolo niën, Keuchenius, noch die van Marine, I Dyserinck, de verantwoordelijkheid wenschte j te dragen I werd eene Commissie benoemd, om advies uit te brengen omtrent de vraag, I of het uit een staatkundig en financieel, en I ook uit een technisch-maritiem oogpunt wenschelijk ware, de bestaande" indeeling der maritieme middelen in Ned.-Indie ineen Nederlandsch auxiliair eskader, eene Indische militaire marine en eene Indische Gouver- nementsmorine te bestendigen. Zoo ja, dan moest duidelijk de bestemming worden aangegeven van die drie categorieën, opdat dienaangaande geen misverstand moge lijk zij en in algemeene trekken worden aan gewezen, welke uitgaven ten behoeve dier categoriën ten laste van de Nederlandsche en van de Indische begrooting zouden moeten komen zoo neen, dan diende te worden aangewezen welke regeling in de plaats van de bestaande behoorde te worden ingevoerd- Na verloop van bijna twee jaren heelt de commissie haar verslag vastgesteldhaar „rapport aan de Koningin-Weduwe-Regentes" draagt den datum van 20 April 1891. Het l is sedert gedrukt en in den handel gebracht wij hebben alzoo de gelegenheid gehad het j te bestudeeren en wenschen nu met enkele woorden den indruk mede te deelen, welken het op ons heeft gemaakt. Die indruk is, laat het ons openhartig verklaren, niet gunstig. Niet alleen, omdat de commissie wat na het belangrijk „Historisch Overzicht" als bijlage aan haar verslag toegevoegd, waarlijk niet overbodig ware geweest allerhande Ïuaestieuse punten van hoog belang eenvou- ig ter zijde schuift, maar ook omdat zij bij hare verdere besprekingen, volgens onzen in druk, bijzonder laag bij den grond is geble ven en zich boven alles heeft laten leiden door de vraag, hoe de uitgaven voor de in Indië aanwezige maritieme middelen over de Staats- en Indische begrooting zouden wor den verdeeld. Die vraag, hoe belangrijk ook, komt ons van minder gewicht voor dan deze: Fsuilletos tbs de Heldersche- sa Nieuwed. Courant. M A R U J A, DOOR BRET HARTE. De vreemdeling mompelde iets in het Spaansch, maar de herbergier, die terug kwam om Guest's avondmaal gereed te zetten, gevoelde zich verplicht ten gunste van zulk een moedigen en rijken gast tusschenbeide te komen. Hij duwde den vrager met eenige haastig gesprokene woorden op zijde en noodigde Guest uit, zoodra hij klaar met eten was, hem zijne slaapkamer te laten zien. Het was een donker, vuil vertrekje op den beganen grond, dat zijn licht door een raam, met ijzeren staven er voor, van het stalplein ontving. Het leek veel op een cel in eene gevangenis, vooral als men er pas in kwam maar als men het bed op de zwarte schragen en de gewijde beejden zag, die langs den muur hingen, dan had het meer van een graf. „Dit is het beste," zei de waard. „Padre Yincento zal er geen beter vinden als hij op reis is." „Ik veronderstel, dat God met hem reist," zeide Guest„maar die deur geeft niets." Hij keek naar de vermolmde deur, waar geen slot of grendel aan te bekennen was. „Wat^ kan dat schelen Wij zijn toch alle maal vrienden onder elkaar." t „Natuurlijk," antwoordde Guest op zijn gemelijksten toon, terwijl naar de warande terugkeerde. Desniettegenstaande besloot hij de cel van den eerwaarden vader niet weder welke Marine heeft Indië noodig, hoe dient de organisatie dier Marine te zynP Quaestieuse punten van hoog belang, zei den wij, zijn eenvoudig ter zijde geschoven. Deze uitdrukking dient met een enkel woord te worden toegelicht. De ministers Geerling en Van Bloemen Waanders wenschten in 1883 het auxiliair eskader op te heffen en alle militaire dien sten ter zee in Indië op te dragen aan eene naar de behoefte georganiseerde Indische militaire marine. De schont-bij-nacht Van Alphen deelde in deze meeningde gouvern.- generaal 's Jacob had er alleen deze beden king tegen, dat de Indische begrooting dan zwaarder belast zoude worden, ten bate van de Nederlandsche. De opheffing van het auxiliair eskader eene kostbare schynvertooning volgens den be kwamen, zoo vroeg overleden kapitein ter zee Gobée is ook van andere zijden, in tijd schriften en dagbladen, ook in 's lands ver gaderzaal, bepleit. Wij stellen ons hierin geen partij, maar vragen, of het wel aangaat, dat de commissie eenvoudig zegtwij achten het behoud van een auxiliair eskader noodig, zonder dat zij de moeite neemt die noodzakelijkheid te betoogen Een ander punt is de organisatie der Indische militaire marine. Zooals men weet, worden de schepen dier marine, ten laste der begrooting van Ned.-Indië aangeschaft, bemand door personeel der Nederlandsche marine. In vroegere jaren was dat anders vóór 1838 had men eene koloniale marine, die als 't ware stelselmatig tot verval was gebracht. Het materieel beteekende weinig „ten gevolge van de gedrukte financiëele om standigheden waarin Indië destijds verkeerde"; het personeel. Het werd aangevuld door stuurlieden van koopvaardijschepen, die daar niet te gebrui ken waren door officieren van het Indische leger die voor den dienst te land ongeschikt bleken. De militaire school te Samarang, in 1818 opgericht, ook om als opleidingsschool voor de koloniale marine te dienen, werd ter bezuiniging in 1826 opgeheven. Inderdaad liet het personeel alzoo, evenals het materieel, veel te wenschen maar toch bewees de koloniale marine, ondanks de verwaarloozing waaronder zij leed, meermalen goede diensten. De commissie van 1828, i waarin drie gewezen vlootvoogden in Indiï zitting hadden Buyskes, Wolterbeek, Mei vil 1 van Carnbee, was „eenstemmig in haar oordeel omtrent het behoud eener afzonder lijke koloniale zeemacht". Later, toen Baud de opheffiing der koloniale marine bepleitte, waren het de raden van Indië Merkus en Baron De Salis, verder de directeur-generaal te betredenniet omdat hij eenige vrees voor zijne eigenaardige buren koesterde, ofschoon hij met hunne bijzondere gewoonten zeer goed bekend was, maar omdat het nomadisch instinot, dat bij hem de overhand had, hem er toe dreef. Hij wist te goed, dat hij het in eene nauwe, bedompte kamer toch niet uit zou kunnen houden en dat hij in hetzelfde huis met die lui toch niet zou kunuen slapen. Hij wilde onder de warande blijven zitten tot de maan aan den hemel stond en dan zou hij weer verder wandelen. Hij had zich half op de bank uitgestrekt en ruslte daar wat uit, met zijne oogen half gesloten, als een vermoeid, doch waakzaam beest, toen het geluid van wielen, stemmen en hoefgekletter op den hoofdweg zijne aan dacht trok hij ging terstond recht overeind zitten. De maan ging langzaam boven de onmetelijke korenvelden vóór hem op, ver lichtte den anderen kant van den weg en verblindde hem door zijn helderen glans. Hij kon duidelijk een cavalcade van donkere ge daanten en een groot rijtuig, dat snel naderbij kwam, onderscheiden, vóór dat het de fonda met veel drukte en beweging passeerde. Het was een vroolijk gezelschap heeren en dames te paard en in een met vier kleppers bespannen char a bancs gezeten, dat naar La Mision Perdula terugreed. Het waren Buehanan, Raymond en GarnierAmita en Dorotea binnen in het rijtuig en Maruja op den bok. Zoowel tot zijne eigene verbazing als tot die van enkele anderen van het ge- zeischap, bevond kapitein Carroll zich onder de ruiters. Slechts Maruja en hare moeder wisten, dat hij hen weder bezocht, ten einde geen voedsel aan het praatje te geven, dat over zijn plotseling verdwijnen liepdoch voor de marine, Wolterbeek, die zich daarte gen verzetten.Uit het „historisch over zicht" is duidelijk geworden, dat de opheffing der koloniale marine tegen alle adviezen in is doorgedreven door Baud, in deze toch geen bevoegd beoordeelaar De motieven van Baud worden door de commissie in haar Rapport (bl. 5-6) meteen J enkel woord herhaald maar die van Wol terbeek, die er op gewezen had hoe plaatse- lijke bekendheid boven alles noodig, maar 1 slechts door voortdurend verblijf in de In dische wateren te verkrijgen was, worden voorbijgegaan. De verklaring van Rochussen, toen hij als Gouverneur-Generaal aftrad, dat met de op- I heffing der koloniale marine geene verbetering j maar eer het tegendeel verkregen was, en er daarna „stelselloosheid, fusie of liever con fusie, zoowel in het geldelijke en materiëele gedeelte als ten aanzien van de dienstver- houdingen" heerschte, heeft de aandacht der I commissie niet getrokken. l In éen woord, het blijkt niet of de com missie zich de moeite heeft getroost om dit belangrijk onderwerp nauwgezet te overwegen. Of 'a lands belang niet zou medebrengen eene afzonderlijke Indische marine, gelijk wij hebben een afzonderlijk Indisch leger, in plaats van den tegenwoordigen tweeslachtigen toestand, is voor de commissie de vraag niet geweest. j Ook hierin wenschen wij ons thans geen partij te stellen. Wij brengen slechts enkele feiten in herinnering om te doen uitkomen j dat de commissie na al wat vroeger en later j is geschreven en betoogd, zich niet had be- hooren te bepalen tot de apodictische uit spraak „herstel van de koloniale marine is niet wenschelijk", zonder verdere toe lichting. Na het verslag der commissie zijn we dus, wèl beschouwd, juist even ver als vroeger. Moet de bestaande indeeling der maritieme middelen in Indië bestendigd worden Ja, zegt de commissie, zonder onderzoek maarzij blijft in gebreke dan duidelijk van elk der drie categoriën „de bestemming aan te geven", i gelijk de opdracht luiddeIn haar concept koninklijk besluit bepaalt zij er zich toe, eene nadere omschrijving te geven welke schepen uit de Nederlandsche, welke uit de Indische begrooting zullen worden betaald, i en hoe de kosten van de marine in Indië zullen worden verrekend. Daarmede is dan uit het „staatkundig, financieel en technisch-maritiem oogpunt" de quaestie beschouwd 1 Maar het vreemdste is nog, dat de com missie in art. 2 van bedoeld onlwerp-konink- lijk besluit, de thans bestaande gouverne ments-marine geheel vergeten heeft. Zij zegt Maruja alleen kende de verleidelijke woorden, die dit bezoek zoo gewichtig en toch zoo hopeloos maakten. Maruja's vlugge oogen, die alles zagen, zelfs tusschen het kruisvuur van Garnier en kapitein Carroll in, ontdekten terstond de rechtopzittende gedaante op de bank onder de warande. Dit moest de landlooper zijn, die zij gesproken had, maar wat was de man veranderd, niet alleen in zijn kleeren, maar in zijn gansche uiterlijk! Na haar even aangekeken te hebben, keek Guest naar de andere gedaanten in den char a bancs, zonder een spier te vertrekken. Maruja's origineele grillen en caprices waren velerlei, zoodat, toen zij na een gil geslaakt en de bewering geuit te hebben dat zij niet langer kon blijven zitten, van den bok op den weg sprong, niemand zich er over verwonderde. Garnier en kapitein Carroll volgden haar terstond. „Ik zou eens een kijkje in de fonda willen nemen, terwijl de paarden drinken," zeide zij lachend, „vooral om eens te zien, wat Pedro daar zoo vaak heentrekt." Vóórdat iemand hare nieuwe gril kon verhinderen, was zij reeds in de warande. Om bij de opene deur te komen, moest zij zoo dicht voorbij Guest, dat de fijne strooken van haar japon tegen zijn knieën raakten en de geur der bloemen in haar ceintuur onder zijn bereik kwam. Maar hij bewoog zich niet en sloeg zijn oogen niet eens op. Toen zij voorbij was, stond hij plotseling op en ging den weg op. Toen zij hem goed opgenomen had, was Maruja overtuigd, dat hij dezelfde man was. Zij leunde een oogenblik met de hand tegen de deurpost. „Welk een afschuwelijke plaats 1" zeide zij in duidelijk verstaanbaar Engelsch, toch dat de scheepsmacht, in Ned. Indië aan wezig, (en thans, ook volgens den inhoud der opdracht, uit auxiliair eskader, Indische militaire marine en gouvernements-marine bestaande, zal bestaan uit a. Oorlogsschepen, geschikt om met klem Nederland's rechten en belangen te bandha ven enz. (volgens -de toelichting eene nieuwe omschrijving van „auxiliair eskader"), en b. Oorlogsschepen van geringe atrijd- waarde enz. Van de gouvernements-marine is in 't ge heel geen sprake Is dit eenvoudig een verzuim, dan zouden wij kuunen volstaan met de opmerking, dat zoodanig verzuim niet pleit voor den ernst, waarmede de commissie haar taak opvatte. Of is het geen verzuim, en is men gerech tigd, in het niet meer noemen van de gou vernements-marine een weerklank te bespeuren van de verklaring, bij de behandeling der Indische begrooting voor 1878 door het lid der Tweede Kamer, thans voorzitter der marine-commissie, uitgesprokensedert de oprichting van de militaire Indische Marine is de eigenlijke Gouvernementsmarine een onding geworden Natuurlijk niet, zal men zeggen. Van som mige leden der commissie, van den heer Guyot bv., is het bekend, dat zij groote waarde hechten aan de Gouvernementsmarine, die niet, gelijk de Indische militaire Marine, steeds hooge, vaak te hooge eischen aan het perso neel der Nederlaudsche Marine stelt. Maar hoe dan te verklaren, dat die geheele Gouvernementsmarine uit het oog is verloren Alleen omdat daarbij van geen verdeeling van kosten over Nederlandsche en Indische belastingschuldigen sprake behoeft te zynP Hoe dit zy, of nu het auxiliair eskader met de Indische militaire marine moet wor den samengesmolten, gelijk Geerling en Van Alphen wilden of de militaire marine daar entegen, zooveel mogelijk ingekrompen, aan de Nederlandsche marine moet worden toe gevoegd, gelijk Guyot schijnt noodig te achten (zie diens Organisatie ower Marine1888) of de Indische militaire marine, ook wat het personeel betreft, van de Nederlandsche moet worden afgescheiden, zooals 0. a. door Wolter beek met kracht van redenen is betoogd, omtrent dit alles vernemen wij geen berede neerd advies. Alle bespiegelingen der com missie leiden slechts tot één puntof er iets meer of iets minder door Nederland voor Indie's verdediging, of door Indië ten bate der Nederlandsche begrooting zal worden betaald. Maar daartoe bepaalde zich de opdracht niet 1 De Koningin-Regentes en de Koningin worden op Soestdijk verwacht om daar eenige veranderingen en herstellingen in oogenschouw te nemen. Naar men zegt, moet er plan zijn, dat de Vorstinnen den volgenden zomer daar een tijdlang verblijf zullen houden. JI. Zaterdagmiddag was jhr. mr. F. J. J. van Eijsinga, lid der Eerste Kamer, oud-president van dat Staatslichaam, van een tot vijf uur ten paleize Het Loo. Hij dejeuneerde ten paleize en had daama een langdurig onderhoud met H. M. de Koningin-Regentes. Gekleurde Stembriefjes. Gelijk men zich herinneren zal, was door den minister van binnenlandsche zaken als zijn gevoelen te kennen gegeven, dat de ver kiezing van leden van den Gemeenteraad tot uitbreiding van het ledental dier lichamen behoort plaats te hebben tegelijk met de eerstvolgende periodieke aftreding. Later voegde Z.Exc. nog daarbij, dat z. i. voor beide verkiezingen slechts één biljet behoort j te worden gebruikt. In verscheidene gemeenten waren de 1 stembrietjes van verschillende kleur echter reeds uitgereikt, zoodat aan den wenk des j ministers niet kon worden voldaan. O. a. was dit het geval in Nieuwer-Amstel. Daar zal de wettigheid van het gebruik j van verschillende briefjes thans aan het oordeel van de tot beslissen bevoegde auto riteiten worden onderworpen. Immers volgens het proces-verbaal is tegen de verkiezing door mr. D. A. Koenen bezwaar gemaakt, omdat „twee verschillende stembriefjes zijn gebruikt, respectievelijk voor de verkiezing ter zake van periodieke aftreding en van vermeerdering, waardoor een andere uitslag is verkregen, dan het geval geweest was, indien één biljet ware gebruikt, blijkens het geval van den heer Insinger (A. F.) die op de witte biljetten 480 en op de gele 25 stemmen verkreeg, zijnde samen meer dan het cijfer, voor deze verkiezing vereischt om te worden gekozen." Volgens de artt. 31 tot 37 der gemeentewet, wordt deze quaestie het eerst onderworpen aan het oordeel van den Gemeenteraad, met beroep eerst op Ged. Staten, later op de Koningin. Binnenlandsch nieuws. Hoorn. De uitreiking van de prijzen, welke bij den 2 den nationale schietwed strijd alhier behaald zijn, is bepaald op Zondag 2 Aug. a. s., den verjaardag van H. M. de Koningin-Regentes. terwijl zij snel omkeek waar Guest bleef, „en welke ijselijke menschen zitten daar I Pedro moet heusch gewaarschuwd worden, dat hij met zulk gezelschap niet om mag gaan. Kom, laat ons gaan 1" Zij verzon hoe zij 't aan zou leggen om Guest nog eens tegen te komen, terwijl zij naar het rijtuig terug gingenmaar hij wandelde voor hen uit den weg over en al heel gauw was hij hen eenige honderden meters vooruit, terwijl zij langzaam het rijtuig instapten. Zij reden hem in snellen draf voorbij, maar een oogenblik later was de char a bancs plotseling in rep en roer. „Mijn waaier riep Maruja. „Heilige moe der Maria mijn waaier Een klein zwart voorwerp, door het maan licht beschenen, lag midden op den weg waar de vreemdeling moest passeeren. Garnier maakte zich gereed uit liet rijtuig te stappen en Carrol hield zijn paard in, maar Maruja riep „Doet geen moeite, als het u belieftDie man zal hem mij wel eens willen geven." Het scheen, dat het zijn plan was. Hij bleef staan, raapte de waaier op en naderde het rijtuig. Maruja stond voor hare zitplaats recht overeind, met haar sjaal achterover getrokken, haar bevallig handje uitgestrekt, hare oogen en mond tot een onwederstaan- baren glimlach geplooid. De vreemdeling kwam dichterbij, pikte kapitein Carroll uit, reikte hem den waaier met een kleine buiging over en ging naar den anderen kant van den weg. „Wacht even," zeide Maruja eenigszins ruw tegen den koetsier. „Wacht even," vervolgde zij, terwijl zij haar beurs voor den dag haalde. „Laat mij den beleefden land looper eene belooning geven. Hier Sir Maar vóórdat zij voort kon gaan, reed Carroll naar haar toe en kwam tusschenbeiden. „Wees toch voorzichtig, miss Saltonstall," zeide hij haastig„u weet immers niet, wat voor soort man hij is. Hy ziet er niet naar om u te beleedigen, of wien gij zonder eenigen grond in zijn eer zoudt willen tasten." „Geef mij mijn waaier, kapitein Carroll," zeide zij vleiend. „Dank u." Zij nam hem, brak hem met hare gehandschoende handjes in tweeën en gooide de stukken op den weg. „Gij hebt gelyk, hij ruikt naar de fonda en naar den weg. Dank u nogmaals. Gij zyt zoo vol attenties voor mij, kapitein Carroll 1" fluisterde zij, terwijl zij hare oogen vriendelijk naar de zijnen opsloegoogenblikkelijk daarop sloeg zij ze neêr en zeide met een zuchtje „Maar ik heb u allen in mijn zak. Vooruit maar Het rijtuig rolde voort eu Guest keerde van de haag naar het midden van den weg terug. San José lag in de tegenovergestelde richting van de cavalcade, die uit het ge zicht verdween maar toen hij de fonda verliet, had hij besloten, zijne belangstellende vrien den uit deze inrichting op een dwaalspoor te brengen en midden door de landerijen, achterom het logement, een omweg te maken, waar niemand hem, dank zij het hooge graan, zien kon. Dit deed hijbinnen het bereik hunner stemmen sloop hij hen voorbij en was spoedig weder op den goeden weg. Hij vermeed den hoofdweg, koos een voetpad door de weilanden en velden, hield rechts aan en kwam eindelijk bij lage torens en oude muren van een vervallen missiekerk, die op de vlakte gebouwd was. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1