HELDERSCHE-
NIEUWEDIEPER COURANT.
'ondag lö Augustus 1891.
Jaargang 49,
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
,Ën ilesospereert nimmer 1"
Jan Pieters. Coen.
Het Vaderlandt ghetrouwe
Blijfjick tot in den doot.
WilAelmtixlüd.
Versonijnt lederen Dinsdag;, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3
Voor de courant binnen de gemeeente
naar de overige plaatsen van Nederland
r f g alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Jndië en Amerika).
g g g Zuid-Afrika
maanden:
f 0.70, met Zondagsblad f 1.05
0.90, g g 1.35
1.75,
2.50,
2.10
3.—
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Prjqs der Advertentiën:
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang rmn do
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnasohen den tekst, per regel 15 Ct.
Advertentiën voor liefdadige doeleindeng 5,
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand5 B
Agenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Ma., Okonite Co, Passaic.
DIT DE SIBERISCHE GEVANGENISSEN,
door
EEN VEROORDEELDE.
Reeds spoedig na mijne komst in de
gevangenis merkte ik, dat men mij met
geen goede oogen aanzag. De meesten
keken mij somber aan, andere gevangenen
bemoeiden zich met mij, in de hoop dat
ik geld had meegebracht. Zij begonnen
mij terstond kleine diensten te bewijzen
zij bezorgden mij, natuurlijk voor geld,
een koffer met slot, om daarin de mij
verstrekte dingen en het weinigje linnen
goed te bewaren. Reeds den volgenden
morgen echter hadden zij den koffer
gestolen en het geld verdronken. Een
van hen werd mij in vervolg van tijd
zeer genegen, hoewel hij niet ophield mij
bij iedere gelegenheid te bestelen.
Lieden van adel ziet men in het
tuchthuis met wantrouwende oogen aan
de gevangenen beschouwen hen niet als
huns gelijken en plaagden hen steeds.
Zij zagen met genot op ons lijden neer,
2oodat wij ons best deden hun niets te
laten blijken. Vooral geschiedde dat in
ket begin, bij het werk, omdat wij niet
Aiooveel kracht hadden als zij en hen
niet naar behooren konden helpen.
Ik had bijna twee jaar noodig om het
vertrouwen van enkele gevangenen te
winnen. Maar het grootste deel van hen
erkende mij ten laatste toch voor een
„goed mensch".
Behalve mij waren er nog vier edel
lieden. De een was een gemeen schepsel,
vreeslijk verdorven, spion en stille ver
klikker. Reeds vóór mijn komst in de
gevangenis had ik van hem gehoord en
mij niet met hem ingelaten. De tweede
was de vadermoorder, over wien ik reeds
gesproken heb. De derde was Akim
Akimytsch. Hij was groot, mager, zeer
dom en een onverbeterlijke praatjesmaker.
Ik werd al spoedig met hem bekend en
hij vertelde mij zijn geschiedenis. Hij
was in den Kaukasus bij een infanterie-
jegiment als vaandrig in dienst getreden,
en eindelijk was hij officier geworden en
toen naar een vesting als bevelhebber
gezonden. Een bevriend vorst van een
Feuilleton van ile Heldernche- en Nieuwed. Conrant.
M A R U J A,
DOOS
BRET HARTE.
vra.
Toen Taquita zich verzekerd had dat hare
jonge meesteres zich met Dona Maria opge
sloten had, zoodat niemand iets van haar
onderhoud kon te weten komen, en geene
nieuwsgierige ooren en oogen haar bespieden
konden, deelde zij zulks aan hare medebe
dienden mede, die in hevige bewoordingen
hun ongenoegen luchtten over de schending
der oude, foedale en patriarchale gewoonten,
welke medebrachten dat alle nieuwtjes en
familie besproken werden. „Vroeger, weet
je nog wel Pepita, werd een zaak van dit
allooi openlijk onder een kopje chocolaad met
iedereen besproken. Toen Joaquin Padilla te
Monterey vermoord was, vertelde de Dona
zelf aan ons boe het gebeurd waszij las
ons zelf de brieven voor waarin stond hoeveel
fa ten er in zijn kleeren geschoten warenwij
adden er toen een soort feestdag door
nu, dat kwam omdat hij een neef van Gui-
tierrez was. En nou, nou die Amerikaansche
kraai van een dokter door een val van zijn
paard omgekomen is, nou moet de familie
zich opsluiten, opdat niemand iets vragen of
zeggen kan.*
„Juist," antwoordde Pepita, „en wat dat
betreft, Sanchez zal er toch meer van weten
dan zij, want hij heeft het heele geval als
het ware gezien."
„Wat P Heeft hij het gezien P" vroeg Taquita
naburigen stam stichtte brand in de ves
ting en ondernam tegen haar een nach
telijke verrassing, die mislukte. Akim
Akimytsch was listig en liet uiterlijk niet
blijken, dat hij wist, wie de schuldige was.
Men gaf de schuld aan muitelingen. Een
maand later noodigde Akim Akimytsch
den vorst vriendelijk bij zich te gast.
Deze kwam zonder argwaan. Akim Aki-
mytsch liet het garnizoen onder de wapens
komen, overtuigde den vorst van zijn daad,
deed hem voor het front der soldaten de
grootste verwijten en wees hem op het
schandelijke van zijn daad. Daarna las
hij hem duchtig de les, hoe hij, een
bevriend vorst, zich te gedragen had en
schoot hem ten laatste dood. Hiervan
gaf hij terstond tot in de kleinste bijzon
derheden kennis aan zijn superieuren. Hij
werd voor zijn handelwijze voor den
krijgsraad geroepen en ter dood veroor
deeld; zijn straf werd echter verzacht in
verbanning naar Siberië, tot dwangarbeid
in*een vesting. Hij erkende volkomen
dat hij verkeerd gehandeld had, hij zei
mij zelfs, dat hij dat reeds wist vóór hij
den vorst doodschoot; maar hoewel hij
dit alles wist, kon hij toch zijn schuld
niet goed begrijpen.
„Maar bedenk eens, hij heeft toch mijn
vesting in brand gestoken. Moest ik hem
dan daarvoor gaan bedanken antwoord
de hij op mijne bedenkingen.
Als wij naar het werk gingen, werden
wij voor de poort in twee rijen opgesteld,
voor en achter ons plaatsten zich soldaten
met geladen geweren. Dan kwamen de genie
officier, de bouwmeester en eenige mindere
ambtenaren bij de genie als opzichters over
het werk. De bouwmeester telde ons af en
zond ons in atdeelingen aan het werk, waar
het noodig was.
Met anderen ging ik naar de werkplaats
van den ingenieur. Het was een laag,
klein gebouw, dat op een groote plaats
stond, die vol was met allerlei bouwstoffen.
Er was een smederij, een werkplaats voor
slotenmakers, schrijnwerkers, schilders en
zoo voorts.
De majoor, waarvan in vroeger heb gespro
ken, was een verschrikkelijk mensch. Over
tweehonderd koppen was hij -met bijna
onbeperkte macht bekleed. De gevangenen
beschouwde hij als zijn natuurlijke vijanden
en dat was zijn grootste fout.
Brieschend van toorn, stormde hij, soms
midden in den nacht, de gevangenis binnen,
en als hij zag, dat een gevangene op zijn
linkerzij of op zijn rug sliep, liet hij hem
ontroerd.
„Wel zeker! Hij heeft immers Pedro te
huis gebracht, die in een van zijn geestver
voeringen de heilige Antonius behoede
onszeide Pepita, zich even kruisende,
„gedompeld was en op Koorotora's graf lag,
toen de hengst van den dokter als een wilde
stier op hem afstormde, met de voeten van
den dokter half in de stijgbeugels, terwijl hij
er dus niet flink meer op zat? En Pedro
lachte toen woest en zeide„Kijk eens of
de wolf niet op de hielen van den hengst
zit?" en Sanchez liep hem achterna en keek
tot de dokter uit het gezicht was, die zijn
dood tegemoet galoppeerde er: rende, juist
zooals Pedro voorspeld had. Want nog geen
half uur later hoorde Sanchez weder het
gekletter der hoeven van het beest en toen
begreep hij hoe het er meê gesteld was en
hij zei tegen zich zelf: „Het is voorbij."
De beide vrouwen sidderden en kruisten
zich.
„En wat zegt Pedro wel van de vervulling
zijner voorspelling?" vroeg Taquita, terwijl
zij haar sjaal, van angst trillende, nauw om
zich heen sloeg.
„Het is best mogelijk, dat hij het niet eens
begrijpt. Ge weet zelf hoe dof en suf hjj na
die visioenen ishij doet dan precies als
iemand die uit het graf komt en die zich
niets meer herinnert. Hij heeft den heelen
morgen als een blok hout gelegen."
„Zoo, zoo 1 maar dit nieuws zal hem wel
wakker maken, zou ik denken. Hij was niets
op dien vrekkigen dokter gesteld. Laten wij
naar hem toegaan, misschien is Sanchez wel
bij hem. Kom De dames hebben onze diensten
nu niet noodig en de gasten zijn van al het
noodige voorzien. Vooruit!"
Zij ging hen door den oostelijken vleugel
den volgenden morgen straf toedienen
„slaap zooals het behoort op de rechter
zijde, zooals ik bevolen heb,* zeide hij
dan. In de gevangenis haatte en vreesde
men hem als de pest. Allen wisten, dat
hij volkomen in de macht van zijn dienaar
Fedka was. Het meest hield hij van zijn
poedel Tresorka en hij werd half gek van
bezorgdheid, toen Tresorka ziek was. Men
vertelde, dat hij over Tresorka gehuild
heeft als over een zoonden eenigen vee
arts jaagde hij weg en zou volgens zijn
gewoonte spoedig met hem handtastelijk
geworden zijn toen hij van Fedka hoorde,
dat er in de kazerne een gevangene was,
een veearts, die buitengewoon bekwaam
was; hij liet hem terstond bij zich roepen.
„Help mijIk zal je in goud beslaan,
als je Tresorka beter maakt I" zeide hij tot
den gevangene.
Het was een Siberische boer, verstandig
en sluw, en werkelijk een zeer geschikte
veearts.
„Ik bezie Tresorka goed," vertelde de
gevangene later, lang na zijn bezoek bij
den majoor, toen de zaak reeds vergeten
was, - „ik zie: de hond ligt op de divan,
op een wit kussen; ik zie, dat een ontste
king weldra volgen zal, dat de hond ader
gelaten moet worden en dat hij dan beter
zal wordenEn ik denk bij mij zelf
Maar als de hond niet geneest, als hij
sterft „Neen Hoogwelgeboren heerant
woord ik daarom, „U heeft mij te laat
laten roepenals u het gisteren of eergis
teren had gedaan, zou ik den hond genezen
hebbenmaar thans kan ik hem niet meer
helpen
Zoo stierf dan Tresorka.
Eens had een gevangene den majoor
willen vermoorden. In de gevangenis was
een man, die reeds eenige jaren bij ons
was geweest en zich door kalm gedrag
onderscheidde; hij sprak bijna met niemand.
Men hield hem voor een door God uitver
korene. Hij kon lezen en schrijven en las
iu het laatste jaar niets dan den bijbel, las
dien dag en nacht. Te middernacht, als
allen sliepen, stond hij op, stak een kaars
aan, klom op den kachel, opende het boek
en las tot aan den morgen. Op zekeren
dag zei hij tot den onderofficier, dat hij
niet wilde werken. Men meldde het den
majoor; deze stoof op en kwam zelf aan
stormen De gevangene viel op hem
aan met een*steen, dien hij gereed hield;
hij miste echter. Hij werd in hechtenis
genomen, voor het gerecht gebracht en
gekastijd. Alles ging zeer snel. Drie dagen
later stierf hij in het ziekenhuis.
der caaa voor, welke door een langen gang
met de stallen verbonden was. Hier was
het oude „hol" of kwartier van den mayor
domo, waar hij, onder meer, verondersteld werd
een toezicht te houden over hetgeen in en uit
het huis ging. Een flinke wachtkamer of
kantoor, waaronder een kamer voor de geza
menlijke bedienden, en een slaapkamer maakten
Pedro's domein uit. Eenige politiedienaren waren
in den gang bij de open deur van Pedro's
vertrek verzameld.
Daar lag Pedro, op een lage rustbank uit
gestrekt, met zijn gelaat zoo geel als was, een
lichtje onder een kruisbeeld boven zijn hoofd
en een bosje heilige palm, waaraan men de
kracht toeschreef om de kwade geesten te
weren, op zijn borst, als een doode ter neder.
Twee gesluierde en met sjalen omgorde
bedienden, die naast zijn bed zaten, leken veel
op rouwdragers, zoo zaten ze te schreeuwen
en te klappertanden.
„Zoo, ben je daar eindelijk," zeide een
vermetele Virago tegen Taquita. „Het ver
wondert me, dat je nog tijd kunt vinden om
naar je chef te komen kijken, naar dien
armen Pedro, in plaats van voor het zieleheil
van dien Amerikaan te biddenDus is het
waar, dat Dona Maria gezegd heeft, dat ze
niets meer met dien dronken lap van een
mayor domo te maken wil hebben
Het afschuwelijke beeld van Pedro's naar
boven gekeerd gelaat weerhield Taquita niet,
haar hoofd te schudden en vinnig te ant
woorden, dat zy liigr niet gekomen was om
hare meesteres tegen nietswaardige beuzel
praatjes te verdedigen.
„Goed en wel 1 maar wat zeide zij dan
vroeg de andere waker.
„Zij zeide, dat Pedro nergens meer goed
voor was en dat zij hem voor het oogenblik
Terwijl men op zekeren dag bezig was,
mijne ketenen te versmeden, verschenen
in de werkplaats eenige broodverkoopsters.
Velen waren nog zeer kleine meisjes.
Gewoonlijk bleven zij tot rijperen leeftijd
met^ brood loopen; de moeders bakten en
zij verkochten heh Ouder geworden, kwamen
zij nog, maar zonder brood; dat was het
gewone verloop. Er waren ook oudere
vrouwen onder haar.
Ik zag, hoe een gevangene, een schrijn
werker, die reeds grijze haren, maar nog
een frissche gelaatskleur had, lachend met
de broodverkoopster schertste. Kort voor
zij kwam, had hij een rood katoenen doek
om zijn hals gedaan. Een dikke en gerim
pelde vrouw zette huar mand op zijn
werkbank.
„Waarom ben je gisteren niet hier ge
weest?" begon de gevangene lachend.
„Wel, ik ben er geweest, ik liet u door
Witka roepen," antwoordde de vrouw.
„Als ik geroepen was, was ik zeker hier
gekomen Maar eergisteren zijn al uwe
vriendinnen bij mij geweest."
„Wie dan wel?"
„Marjaschka, Chrawroska, Tschekunda
en Dwugroschowaja 1"
„Wat beteekent dat vroeg ik Akim
Akimytsch. „Is het dan mogelijk?"
„Het komt voor," antwoordde hij, terwijl
hij beschaamd zijn oogen neersloeg, want
hij was zeer kuisch.
Het kwam wel voor, maar zelden en niet
zonder groote moeielijkheden. Men moest
tijd en plaats kiezen, een overeenkomst
treffen, de samenkomst bepalen, de een
zaamheid zoeken, de wachters omkoopen,
wat moeielijk was, en vooral een naar ver
houding groote som gelds uitgeven. Maar
in verloop van tijd gelukte het mij somtijds
getuige van zulken minnehandel te zijn.
Ik herinner mij, hoe wij eens op een zomer
dag met zijn driefin in een loods aan den
oever van de Irtysch bezig waren een
steenoven te stoken. De bewakers waren
goede en beleefde lieden. Eindelijk ver
schenen de „nimfen," zooals de gevangenen
ze noemden.
„Nu, waar hebt ge zoo lang gezeten
Zeker bij de Swerkows," zeide een der
gevangenen, bij wien ze gekomen was en
die reeds lang op haar gewacht had.
„Ik gezeten Bij hen Ik weet niet
wat ik liever deed antwoordde het meisje
vroolijk.
Het meisje zag er onverbeterlijk smerig
uit. Zij heette Tschekunda. Dwogroscho-
waja was met haar meegekomen. Ook zij
was onbeschrijfelijk smerig.
niet zien wilde."
Een gemompel van verontwaardiging en
sympathie steeg uit het gezelschap op. Daarna
hoorde men den langgerekten zucht van den
lijder.
„Zijne lippen bewegen," zeide Taquita,
brandende van nieuwsgierigheid. „Stil, hij wil
spreken."
„Zijne lippen bewegen, maar zijn ziel slaapt
nog," zeide Sanchez op orakuleuzen toon.
„Zij bewogen zich van morgen vroeg reeds,
toen ik kwam om hem te spreken en toen
vond ik hem in zwijm op den grond liggen.
Hij was half gekleed, weet je, precies alsof
hij opgestaan was om zich verder uit te kleeden
en toen neergevallen was."
„Stil!" zei Taquita. „Hij praat, zeg ik je."
De zieke man bracht met moeite eenige
onverstaanbare klanken uit. „Hij trotseerde
mijHij zei dat ik te
oud was
„Wie trotseerde je Wie zei dat je te oud
was vroeg Taquita, terwijl zij zich over
hem heen boog.
„Koorotora zelf! in de gedaante van een
wolf."
Taquita viel met een gilletje, dat gedeelte
lijk uit teleurstelling, gedeeltelijk uit angst
voortsproot, eenige passen achteruit.
„Het is altijd hetzelfde," zeide Sanchez
ongevoelig, „hij zei het van nacht ook, toen
ik hem van den grond opnam. Nu valt hij
weer in slaap, dat zult ge zien. Hij komt
nooit verder dan Koorotora en den wolf en
dan valt hij weer in den dut."
Tot niet geringe verbazing van het groepje
en tot versterking van den eerbied voor
Sanchez's knapheid, scheen Pedro weder in
eene ziekelijke sluimering gedompeld. Pas laat
in den avond scheen hij weder geheel tot zijn
j „Wij hebben elkaar in lang niet gezien,"
vervolgde de man, zich tot Dwogroscho-
1 waja wendende, „het komt mij voor dat
je magerder bent geworden."
„Best mogelijk. Vroeger was ik heel
dik, maar nu zie ik er veel minder uit."
„Altijd nog op goeden voet met de sol
daten
„Laat de soldaten loopen, wij hebben
geld
En zoo voorts.
NEDERLAND.
HELDER, 15 Augustus.
De Crisis. Omtrent den stand van
zaken valt heden niets nieuws mede te
deelen. De vervanging van hetministerie
wordt binnen weinige dagen verwacht.
Het is genoegzaam zeker, dat de heer
W. baron Van Dedem, afgevaardigde van
Hoorn, de portefeuille van koloniën zal
aanvaarden en dat majoor Seijffardt den
heer Bergansius zal opvolgen. De keus
voor het departement van waterstaat, han
del en nijverheid schijnt nog eenige ver
traging te hebben veroorzaakt.
Vanwege de Ned. Kamer van Koop
handel te Londen is het verslag verschenen
van de vergadering van 24 Juni, aldaar
gehouden tot bespreking van de middelen
tot opbeuring van den zuivelhandel tusschen
Nederland en Groot-Brittannie.
In een bij het verslag gevoegde circu
laire, wordt er door het Bestuur van
genoemde Kamer (voorzitter de heer A.
A. H. Boissevain en secret. de heer H. S. J.
Maas) op gewezen, dat op die vergadering
een motie van den heer Bauduin werd
aangenomen, waaruit volgt, dat de ver
schillende Nederlandsche Maatschappijen,
te Londen vertegenwoordigd, personen
zullen aanwijzen, om de zaak van den
zuivelhandel verder in overweging te nemen
en zoo mogelijk tot een goed einde te
brengen, en dat de Nederlandsche Kamer
van Koophandel, schoon niet in staat zelf
handelend op te treden, desgewenscht haar
medewerking zal verleeuen.
„Wij hebben de eer", schrfijt het bestuur,
„in overweging te geven, dat de bedoelde
bewustzijn te keeren. „Hawat beteekent
dit P" zeide hij ruw, terwijl hij recht overeind
in bed ging zitten en de wakers aankeek, van
welke enkelen in slaap gevallen en anderen
in het kaartspel verdiept waren. „Caramba I
zijt gij gek Sanchez, jij hier je hoort aan
je werk in de stallenEn jij Pepita 1 Slaapt
je meesteres of is ze dood, omdat jij nu hier
zit Heilige Antonius wou je me gek maken?'
Hij bracht zijn hand aan zijn voorhoofd, alsof
hij moeite had zich alles te binnen te brengen
en deed eene poging om op te staan.
„Bedaar, goede Pedro blijf stil liggen,"
zeide Sanchez hem naderende. „Gij zijt ziek
geweest, zwaar ziek. Wij, je vrienden, hebben
maar op dit oogenblik gewacht ten einde ons
te overtuigen dat ge beter zijt. Over onze
zoogenaamde luiheid behoeft ge u niet boos te
maken, daar is geen reden voor. Dono Maria
heeft bevolen dat we je goed op zouden passen
trouwens er is niet veel werk aan de winkel
geweest nadat het vreeselijke bericht
„Het vreeselijke bericht P" herhaalde Pedro.
Sanchez wisselde een blik van verstand
houding met de anderen, alsof hij wilde
zeggen „zie je wel dat mijn diagnose uit
komt
„Ja zeker, schrikkelijk nieuws. Dokter
West is van morgen twee mijlen van de casa
af dood op den weg gevonden."
„Is dr. West dood P" vroeg Pedro lang
zaam, alsof hij moeite had de ware beteekenia
dezer woorden te begrijpen. Toen hij op de
gezichten der omstanders zag, dat zy zich
over' zijn vraag verbaasden, voegde hij er
met een zenuwachtig lachje bij„O ja
doodJa, janu herinner ik het, mij.
Hij is ziek, erg ziek geweest, he?"
(Wordt vervolgd.)