HELDERSCHE-
N1EUWEDIEPER COURANT.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
Het Vaderkadt ebetranra
Blqf ick tot in den dool.
VeraotiUnt lotloron Dltxsci«s, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3 maanden:
Voor dc courant binnen de gemcecntef 0.70, met Zondagsblad f 1.05
w g naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, a 1.S5
i alle landen, die in het postverdrag
siju opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika). 1.75, 2.10
Zuid- Vfriku2.50, 3.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein. Helder.
Telefoonnummer 18.
Prq's der Advertentiën:
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang Tan de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnaschen den tekat, per regel 20 Ct.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand8
Agent in liet buitenland: België, Mr. N. Beitoux, Agence de publicitó, 12 Rue Ste-Gndule, Bruxelles.
NEDERLAND.
HELDER, 25 Augustus.
Het nieuwe Kabinet. „De Tijd"
begroet natuurlijk het nieuwe Ministerie
niet met geestdrift, doch het blad geeft
gaarne toe, dat mannen van erkende
talenten hun plaats aan de ministerstafel
innemen. Ofschoon menig lid van het
Kabinet öf als minister, öf als openbaar
ambtenaar meeningen voorstond, welke
„De Tijd" niet gaarne tot de hare zou
maken, ziet het blad daarin geen reden
dit Kabinet als tegenstanders tegemoet te
gaan.
„Geheel iets anders is de individueele
opvatting van een ambtenaar, een staats
man, een geleerde, geheel iets anders de
som van ervaring en gemeenschappelijk
overleg met ambtgenooten, die den grond
slag pleegt te leveren voor wetsvoorstellen
en andere regeeringsdaden. Althans in de
omstandigheden, waarin het thans optredend
Kabinet gevormd werd, schijnt het ons
geoorloofd op dit verschil te wijzen."
Het „Haagsche Dagbl." beweert dat 't
doctrinair liberalisme in het nieuwe Kabinet,
door het blad een Kappeyniaansch bewind
Ngenoemd, de overhand heeft. Het noemt
den nieuwen minister van justitie, mr.
jBxmdt, een vertegenwoordiger van 't
hatelijk liberalisme, beweert, dat 't optreden
van overste Seyffardtjonvereenigbaar is met
het pogramma der Liberale Unie, voorspelt,
dat tusschen minister van Tien hoven en
de andere leden van 't Kabinet geen
volkomen overeenstemming kan heerschen,
kan niet begrijpen, dat aan den heer Tak
de hoofdrol bij de Kabinetsformatie moest
worden toegekend en vraagt, of de heer
van Dedem voor zijne koloniale hervormings
plannen wel steun zal vinden bij zijne
ambtgenooten Pierson en van Tienhoven.
Van den heer Jansen als minister van
Marine kan veel goeds verwacht worden,
voor den heer Lely zal zijne benoeming
vermoedelijk wel een verrassing zijn
geweest. Of 't ideaal, waarvoor hij gewerkt
heeftde droogmaking der Zuiderzee, door
dit bewind zal verwezenlijkt worden, be
twijfelt het „Haagsche Dagbl."
Al zijn de bedenkingen van 't blad
Feuilleton van de Hcldcrsche- en Nieuwed. Courant.
88> M A R U J A,
DOOR
BRET HARTE.
In liet midden van een prachtig verlicht
aquarium, met gouden kolommen, stond een
jonge man. Toen haar waaier op den raoza-
ieken vloer viel, kwam liij naar haar toe,
raapte hem op en stak hem tusschen hare
stijve, beweginglooze vingers.
Het gezelschap, dat baren artistieken uitleg
toegejuicht had, ging lachende het aquarium
binnen, zonder hare. ontroering te merken.
Het was hetzelfde gelaat, dezelfde gedaante
van laatst, toen hij voor baarstond met zijne
armen uitgestrekt ten einde het koren in het
Sint Antoniusveld op zijde te schuiven. Maar
hier was hij geheel veranderd cn zag er uit
als een fatsoenlijk man, die verheven scheen
boven het klatergoud dat hem omringde.
„Ik geloof dat ik het genoegen heb miss
Saltonstall te spreken," zeide hij met een zweem
van zijn oude manieren, terwijl hij met een
half wrokkenden blik op zijde keek „ik hoor
dat u mijne diensten niet noodig hebt, maar
ik weet dat mr. Prince niet bijzonder over-
mij tevreden zon zijn indien ik ze u zelf
niet aanbood. Ik ben zijn bijzondere secre
taris."
Op dit oogenblik kwamen Amita en Ray-
mond, door hetgeen hij zeide nieuwsgierig
geworden, naar hen toe. Het was zoo klaar
als de dag aan hen te zien, dat zij den man
onmiddellijk berkenden, dien zij bij de be
grafenis van dr. West gezien hadden. De
stilte die er nu volgde, werd hinderlijk. Twee
tegen het Bewind vele, toch zou het stelsel
matige oppositie ontijdig rekenen.
„De voorstellen en daden van het Bewind
zullen wij onpartijdig toetsen aan 'tvader-
i landsch belang, al kunnen wij de vrees
niet onderdrukken, dat wij van dit Bewind
geen oplossing van de groote politieke
vraagstukken zullen ontvangen, welke een
nationale zal kunnen heeten.
1 „'t Vaderland stellende boven alles,
wenschen wij echter niets liever dan dat
ook onze beduchtheid zal worden be
schaamd.
„Mocht dat laatste werkelijk het geval
wezen, en 't bewind geen uittartend karakter
dragen, dan zal de meerderheid der kiezers
van Juni van wie beweerd wordt, dat
zij een beslist liberaal kabinet verlangden
zijn gemystificeerd.
Die mystificatie zou echter aan de paci
ficatie, door ons begeerd en door het
bewind te toonen, haar gezegend karakter
niet ontnemen."
1
1 Wat zal, vraagt de „Haagsche Ct.", bij
het nieuwe Kabinet op den voorgrond
treden
j „Algemeen stemrecht is van den heer
Tak wel niet te verwachten. Maar zal hij
de vereischte ruime kiesrecht-uitbreiding
allereerst aan de orde willen brengen, wat
op een zeer kortstondigen levensduur voor
j dit ministerie zou neerkomen Zijn houding
in het groote politieke vooijaarsdebat kan
het doen vermoedenmaar toch is het
o. i. niet te denken.
Zouden wij iets mogen onderstellen, het
j ware dit, dat die kiesrechthervorming wel
1 zoodanig zal worden ter hand genomen,
dat de vierjarige levensperiode dezer Kamer
ten einde spoedt, eer men er mede gereed
is. En oprecht erkend spijten zal het ons
j niet, als we in den eerstvolgenden tijd niet
met nieuwe verkiezingen worden geplaagd
en dit flinke kabinet gelegenheid heeftom
eerst wat van den achterstand in te halen,
als Tak voor zijn aandeel intusschen
maar den leerplicht geeft.
Ons vermoeden, dat het nieuwe kabinet
nu eerst eens wat wil afdoen, steunt op de
namen van ongeveer al de ministers.
Een Pierson verlaat zijn benijdenswaardig
machtigen werkkring aan de Ned. Bank
niet, wanneer hij niet met belastingont-
werpen in den zak naar het Voorhout
overgaat. Zulk een man gaat niet admi-
nistreeren.
Seyffardt vindt de legerwet onafgedaan
liggen. Hij, de vurige voorstander van
algemeenen oefen- en dienstplicht, moet
aardige meisjes namen Amita ter zijde en
vroegen haar half hoorbaar„Wat betee-
j kent dat?" „Wie is je knappe, zuurkijkende
vriend P" «Is dit de verrassing P"
Het geluid harer stemmen deed Maruja
j tot zichzelf komen. /Dames zeide zij, met
een kleine zwaai van haar waaier, «deze mijn-
I heer is de bijzondere secretaris van mr. Prin
ce. Ik geloof dat liet niet netjes van ons
zijn zou, zijn kostbaren tijd in beslag te
nemen. Vergun mij u zeer te danken, mijn-
lieer omdat gij de goedheid hadt mijn tcaaier
op te rapenZij keek hem heel even aan
en zocht haar gezelschap aan den anderen
1 kant van het aquarium op. Toen zij zich
j omkeerde, was hij vertrokken.
„Dit was bepaald een onverwachte ver
schijning," zeide Raymondondeugend. „Hebt
u het werkelijk van te voren zoo aangelegd
Wij zagen een schilderachtigen landlooper
aan den hoek van een graf staan zes weken
later passeereu we „Le pont des soupirs,"
en hocuspocuspas daar vinden we een
hijzonderen secretaris in een aquarium. Dat
is weer geheel en al Alladdin."
„Lach maar toe," zeide Maruja, die zich
weder geheel meester was, „maar indien gij
werkelijk bij de hand waart, zoudt ge den
uitleg van dit alles kunnen geven. Ziet ge
niet dat Amita van nieuwsgierigheid sterft
„Laten wij hem dadelijk achterna loopen
en het geheim uitvorschen," zeide Raymond,
Araita's arm door de zijne trekkende. Wij
zullen het orakel in de stallen raadplegen.
Kom mee
De anderen volgden, maar Maruja bleef
een oogenblik alleen achter. Zij was juist
van plan hen te volgen, toen zij voetstappen
in den gang hoorde, dien zij juist doorge
gaan waren zij bemerkte dat de jonge vreem-
ongetwijfeld tot voorwaarde hebben gesteld,
dat die wet niet worde begraven.
Van Dedem beteekent voor Indie krach-
tigen arbeid.
En wanneer een Lely de minister-por
tefeuille aanneemt, dan sluit dit in, dat
hij voor zich althans de tijdsruimte, hem
tot werken geopend, groot genoeg acht om
de droogmaking van de Zuiderzee tot een
begin van uitvoering te brengen.
Inderdaad, voor dit alles zijn vier jaren
niet te veel. En het is voor Nederland van
genoeg practisch belang, om er ten aanzien
van 't kiezen eenig geduld voor te oefenen.
Een opmerkelijk feitin dit ministerie,
vrucht van de verkiezingen en voor een
niet onbelangrijk deel van de Katholieke
actie bij de stembus, zit als we ons niet
vergissen geen enkel Katholiek.
En de verwoede strijd tegen den per
soonlijken dienstplicht heeft geleid tot een
ministerie, welks militaire specialiteit voor
algemeenen dienstplicht is."
In afwachting van 't geen in de Troon
rede en bij de ontmoeting tusschen ver
tegenwoordiging en regeering zal worden
medegedeeld, heet de „Nieuwe Rott. Ct."
het nieuwe Kabinet welkom.
Het blad acht het natuurlijk, dat de heer
Tak het hoofd van 't ministerie zal zijn
de heer Van Tienhoven is een te bescheiden
man om hem niet uit eigen beweging die
plaats af te staan.
Alhoewel het te betreuren is, dat de heer
j Tak niet weder de portefeuille van water
staat aanvaardt, zoo moet toch erkend
worden, dat vooral in dezen tijd door het
kiesrecht, de gemeentelijke belastingen en
de militie de portefeuille van Binnenlandsche
Zaken zoo bij uitnemendheid de politieke
portefeuille is, dat zij slechts in handen van
het hoofd van het kabinet past.
In den heer Van Tienhoven schijnt,
meent de „N. R. Ct." behalve diplomatieke
ervaring, alles vereenigd wat in den bestuur-
der der buitenlandsche zaken vereischt
j wordt; geleerde studie, schrander beleid
en hoofsche, aangename vormen.
„Van den heer Smidt, die èn als griffier
der Staten, èn als lid der Tweede Kamer,
èn als minister van justitie, èn als gouver-
neur van Suriname, èn als schrijver zich
als een onzer degelijkste, veelzijdigste
mannen heeft doen kennen, mag men zoo
voor sociale wetgeving als voor de hervor
ming van onze wetboeken de beste ver
wachtingen koesteren.
„De heeren Lely en Jansen zijn weliswaar
politieke onbekenden, maar hebben als vak
deling zich slechts teruggetrokken had, opdat
het gezelschap ongestoord voort kon gaan,
voordat hij het andere gebouw, door het
aquarium gaande, kon bereiken, waar hij
op dat oogenblik binnentrad. Toen zij zich
snel omdraaide, ten einde de vlucht te ne
men, bleef haar zwart kanten sleep in de
scherpe bladeren van een verraderlijken cactus
steken. Zij bleef staan en trachtte zich met
koortsachtige haast los te maken. Juist op
het punt zijnde de teere stof in haar ongeduld
er aan op te offeren, bemerkte zij dat de jonge
man kalm naar haar toestapte.
„Vergun mij. Misschien heb ik meer ge
duld, al heb ik ook minder tijd," zeide hij
bukkende. Hunne ongehandscboende handen
raakten elkander aan. Maruja staakte hare
pogingen en stond op. Hij ging met zijn
lastig werkje voort tot hij haar bevrijd had,
terwijl hij zich bewust was dat het zachte
vuur harer oogen op zijn hoofd en hals ge
richt waren.
„Ziedaar," zeide hij opstaande en haar blik
beantwoordende. Toen zij niets zei, vervolgde
hij„Gij denkt, miss Saltonstall, dat gij mij
vroeger gezien hebt, niet waar Ja welnu,
dat ia zoo Ik heb u op een morgen den
weg gevraagd toen ik voorbij de heg wan
delde."
„Toen gij wellicht op weg waart naar iets
beters te zoeken, hetgeen gij gevonden schijnt
te hebben, was het niet noodig naar mijne
aanwijzingen te luisteren," zeide Maruja
bot weg.
„Toen ontmoette ik een man misschien
de eenige die mij ooit eenige vriendschap
betoonde bij wiens graf ik u later ont
moette. Daarop ontmoette ik een ander, die
mij hier tot zich nam en weder ontmoet
ik u.
mannen een uitstekenden naam.
„Dat het gelukt is voor de portefeuille
van financien den heer Pierson te winnen,
den man van „belasting naar draagver
mogen," wettigt de verwachting, dat thans
de hand aan den ploeg geslagen, en de
„radicale verbetering" van ons belasting
stelsel met ernst ondernomen zal worden.
„De heer Van Dedem heeft door zijnen
onvermoeiden strijd tegen de misbruiken
van de opiumpacht, door zijne ernstige
pogingen om de rechten van Indie tegen
de Nederlandsche schatkist in bescherming
te nemen, en later door de welgelukte
poging (met de heeren Mees en van Gennep),
om de suiker-industrie te redden, zich een
zoo goed kenner en een zoo goed vriend
van Indie getoond, dat er alle reden is
om onder zijn bestuur voor Indie betere
dagen te verwachten. Om van zoovele
andere belangen niet te spreken, bieden
de hervorming van het algemeen bestuur
en het financieele beleid den Indischen
hervormer al dadelijk een dankbaar
arbeidsveld.
„Den heer Seyffardt wij ontveinzen
het niet hadden wij liever bij den gene-
ralen staf of in de Kamer dan aan het
Departement van Oorlog gezien. Niet om
den persoonintegendeelhij is even
bekwaam als braafeen vaderlander van
den echten stempel. Maar omdat wij vreezen,
dat voor een stelsel van legervorming dat
bij de mannen van het leger bijna alge-
meene afkeuring vindt, de parlementaire
vooruitzichten niet gunstig staanminder
gunstig althans dan voor net ontwerp van
den nu afgetreden minister. Had men dezen
voortreffelijken man kunnen bewegen, in
het nieuwe ministerie het werk voort te
zetten, dat zoo ontijdig is afgebroken, de
militaire quaestie zou, gelooven wij, eerder
en beter tot oplossing gebracht zijn.
Nu echter een zoo ernstig en gemoede
lijk man als de heer Seyffardt de porte
feuille heeft aanvaard, dient zonder voor
ingen omen dheid te worden afgewacht, wat
hij tot weerbaarmaking van het landvoor
stellen zal."
„De Stand." heeft heel wat op het nieuwe'
ministerie aan te merken. Ten eerste heeft
het te lang geduurd eer het gevormd was.
Dan had de heer Van Tienhoven niet met
het formeeren van het kabinet belast moeten
zijn. Als burgemeester van Amsterdam had
hij zich zeiven versleten en zich daardoor,
ook als politiek man, almeer in een benepen
positie gedrukt.
Verder moet het optreden van den pre-
Eeret was zij meisjesachtig zenuwachtig
geworden, bij de gedachte, dat iemand van
het gezelschap terug zou komen en hen te
samen zou vinden. Zij was zich bewust
dat zij niet wist of zij zich schamen moest
of niet.
Nog draalde zij. De vreemde bekoring
van zijn half woeste zwaarmoedigheid en een
blik vol verwijten aan haar adres en aan dat
van de overige wereld, hield haar aan deze
plaats vastgeklonken, evenals de prikkels van
den cactus haar kanten sleep gevangen had
den gehouden. Zonder te weten wat zij
zeide, stamelde zij dat zij „blij was dat hij
haar met zijn verbeterden toestand in ver
band bracht," waarna zij langzamerhand aan
stalten maakte om weg te komen. Hij merkte
dit met zijn zijdelingschen blik op en voegde
er op een eenigszins bitteren toon bij„Ik
zou hier niet weder binnengekomen zijn, maar
ik dacht dat gij weg waart. Maar ik ik
ben bang dat gij mij niet voor het laatst
gezien hebt. Hij, die mij hier in dienst stelde,
was van plan mij aan u en uwe moeder voor
te stellen. Mr. Prince schijnt het als een
deel mijner hier te vervullen plichten le beschou
wen. Ik moet u waarschuwen dat hij, indien
gij hier zijt als hij terugkomt, er op aan
zal dringen en ook dat gij hier met deze
dames zult blijven dineeren in mijne tegen
woordigheid."
„Misschien wel hij is een vriend mijner
moeder," zeide Maruja „maar gij hebt één
voordeel op ons gij kunt altijd uw toe
vlucht tot den weg nemen, ziet u."
Het lachje, waarmede zij dezen speech van
plan was vergezeld te doen gaan, ging haar
niet zoo van harte af als zij gewenscht hadzij
had dan ook wel wat schuldig willen zijn dit niet
gezegd te hebben. Hij antwoordde kalm: „Dat
sident der Ned. Bank uiteraard plutocra
tische bezorgdheid wekken loodst de heer
Tak, nu deze Binnenlandsche Zaken voor
zijne rekening nam, de Kappeyniaansche
denkbeelden van het Staatsabsolutisme
binnenstemt, ondanks zijn brief aan
„Burgerplicht," in deze combinatie voor
het kiesrecht de verwachting niet bijster
hoog en dwingt als oud-lid van het kabinet
der scherpe Resolutie de voorstanders van
het vrije onderwijs tot waakzaamheid.
Dat de heer Seyffardt in 't kabinet
kwam, begrijpt „De Stand." in 't geheel
niet, wijl de liberale partij zich tegen diens
stelsel van legerorganisatie had verklaard.
Smidt voor justitie is wel geschikt om
den vrienden der Hervormde kerk slape-
looze nachten te bezorgen. Zijn studie over
scheiding van Kerk en Staat en zijn artikel
„Staatshulp aan de kerk, naar art. 168 der
Grondwet," zij hen ter lezing aanbevolen.
Van de heeren Lely en Jansen weet
„De Stand." niets. Van den heer Van
Dedem hoopt het blad, dat hij niets bederven
en iets goeds tot stand brengen zal.
„Moesten we derhalve, zegt „De Stand.,"
voor dit kabinet den horoscoop trekken,
dan ware de voorspelling zekernietgewaagd,
dat het tot de splijting van den liberalen
stam in een conservatief en meer geavan
ceerd deel een niet onbelangrijke bijdrage
zal leveren."
Het „Centrum" beantwoordt de vraag,
of het nieuwe ministerie vertrouwen inboe
zemt, ontkennend.
De „Arnh. Gt." heeft een gunstigen
indruk ontvangen van het nieuwe ministerie.
Het blad verheugt er zich over, dat de
heer Tak de portefeuille van Binnenlandsche
Zaken op zich genomen heeft, blijkbaar
uit plichtbesef tegenover de in de eerste
plaats noodige en van dit ministerie stellig
te verwachten kiesrechtregeling. Van hem
is een flinke regeling te wachten.
Aan den heer Pierson brengt de
„Arnh. Ct." hulde voor zijn offer i
'slands belang om zijn mooie positie op
te geven voor het precaire en ondankbare
van een ministerzetel. Als hij niet slaagt
in zijn pogingen tot belastinghervorming,
dan kan men de kans op hervorming op
dit gebied wel opgeven.
Twee opmerkingen ten slotteIs het
wel goed gezien geweest aan een „outsider"
en niet aan een diplomaat de portefeuille
van Buitenlandsche Zaken te geven Ware
het niet beter geweest den heer Van
Tienhoven tot minister van Waterstaat te
is zoo", en keerde terug, als wilde hij haar
gelegenheid geven te ontsnappen. Zij ging
aarzelend naar den gang en bleef staan. Het
geluid van steramen gaf haar een oogenblik-^
kelijken moed.
„Mijnheer
„Guest," zei de jonge man.
„Indien wij besluiten om te blijven di
neeren en als mr. Prince niet er aan gedacht
heeft u aan mijne zuster voor te stellen, dan:
moet gij mij dat genoegen gunnen."
Hij keek haar even flink aan, maar zij was
Haar gezelschap had zij spoedig gevonden,
aan hetwelk zij als reden van haar opont
houd het ongeluk met haar sleep opgaf, en(
aangezien zij sneller dan gewoonlijk adem
haalde en sprak, werd zij terstond geloofd.
„O! luister eens even," zeide Amita, „de
bottelier en de grooms hebben ons alles ver
teld. Het is zulk een romantische geschiedenis."!
„Waarvan vroeg Maruja haastig.
„Wel van den eigenaardigen landlooper."
„Van den peripatetischeu secretaris,"
voegde Raymond er bij.
„Ja," vervolgde Amita, „mr. Prince was
zoo getroffen door zijne dankbaarheid tegenover
den ouden dokter, dat hij hem in San Jose
liet opsporen en hem hierheen bracht.
Nadien heeft Prince zooveel belangstelling
voor hem aan den dag gelegd liet schijnt
dat hij iemand van beteekenis in de staten ia
of anders rijke bloedverwanten heeft dat
hij aan het telegrafeeren gegaan is en alle
mogelijke inlichtingen omtrent hem ingewon
nen heeft en dat hij zelfs zijn eigen advocaat
in het werk gesteld heeft, ten einde overal
onderzoek naar hem te doen. Luister je P"
A
(Wordt vervolgd.)