HELDERSCHE NIEUWEDIEPER COURANT. .jaargang w Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. 1 EN J. H. VAN BALEN. Generaal Böulanger. t desespereert nimmer 1* Jan Piet eri. Coen. Het Vadorhadt ghctruvm Blyt ick tot in den doet. Versomjnt lederen Dlasaag, Donderdag jï Zaterdag. Abonncmentaprijs per 3 Voor de eonrnnl. binnen de gemceente naar de overige plaatsen van Nederland w alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegi Oost-Tndië en Amerika). p i Zuid-Afrika 0.70, met Zondagsblad 1.05 0.90, 1.35 1.75, 2.50, 2.10 y 3.— RRDACTBUR-UITGB V ER Moleuplein. Helder. Tclcroounninmep 20. Pry's der Adver.tentiön: Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 ecut. Hij abonnement, naar gelang Tan de hoeveelheid rogels, aanmerkelijk lager. Ingezoudeu inedcdeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnaschen den tekst, per regel 10 Ct. Advertentiën voor liefdadige doeleinden5» Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand5# Agent in liet buitenland: België, Mr N. Bertoax, Agence publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles. Geheel onverwacht kwam jl. Woensdag de doodtijding tot ons van een man, die maanden lang Frankrijk en half Europa in rep en roer bracht. Böulanger, de afgod der ontevredenen, de veel bewonderde en veel bespotte held, de man, die als een vorst leefde, omdat hij gedroomd had van een keizerskroon, maakte Woensdag met eigen hand een einde aan zijn veel bewogen leven. De omstandigheden, waaronder dit drama werd afgespeeld, kunnen niet nalaten medelijden te wekken. Böulanger moge in vele opzichten een zwak, zelfzuchtig mensch zijn geweest, een man, die duizenden in het ongeluk bracht en die honderdduizenden menschenlevens had gewaagd om zijn eerzucht te bevredi gen, hij was dan toch een man met een hart, iemand, die veel kon liefhebben, zooveel zelfs, dat het leven hem te zwaar werd, toen zij, die hij aanbad, hem door den dood moest verlaten. Want uit alles blijkt, dat zijn smart over het sterven van die vrouw hem tot zijn wanhopig besluit dreef. Sedert den dood van mevrouw De Bon- nemain, die 15 Juli jl. overleed, reed Böu langer iederen morgen naar het kerkhof van de voorstad Ixelles, om aan het graf eenigen tijd door te brengen. In den regel werd hij door een dame in den rouw vergezeld. Sedert eenige dagen kwam hij er alleen en zag er bij deze bezoeken zeer opgewonden uit. Woensdag te n uur was hij weder uitgereden. Up het kerkhof liep Böulanger eenige malen om het graf heen, waarna de bewakers van het kerk hof en de koetsier en palfrenier van Bou- langer's rijtuig, die bij het hek stonden, een schot hoorden. Zij ijlden naar het graf en vonden den generaal met den rug ter rechterzijde van het monument van mevr. De Bonnemain ter aarde gezeten,V met doorboorde slapen, de revolver in de hand geklemd. De kogel, door den rechter slaap in het hoofd gedrongen, had zich nog met volle kracht door den linkerslaap een uitweg gebaand. Het bloed stroomde langs Böulanger'» gelaat, dat een kalme, zachte uitdrukking vertoonde. Weinige oogenblikken daarna gaf hij den geest, Feuilleton nu de Heldersche- en NieuweJ. Courant. 28> HET GEHEIM VAN WILDE-MEG. Naar FARGEON. Hij was 's nachts de laatste, die de Kerseboom verliet en daarvoor was goede reden. Hij was bang om alleen te zijn en niemand wilde hem gezelschap houden. Zijn waanzin werd tengevolge van zijn drinken dagelijks grooter en zoo schrikwek kend waren de spookgezichten, die hem des nachts kwelden op zijn weg naar huis, dat hij in doodsangst brulde om hulp. Afgronden openden zich eensklaps voor zijne voeten, om hem te verzwelgen ver blindend vuur daalde uit de wolken neder ■om hem te verschroeiende hoornen strekten hunne takken spookachtig naar hem uit als armen van geraamten, die hem wilden grijpen en vaneenrijten het was gruwelijk. Als hij vluchten wilde, struikelde hy en kroop dan op handen en knieën, om zich achter de rotsen te verbergen maar hij kon niet aan zijne kwelgeesten ontsnappen. De eenige gestalten, die hij niet zag, waren van vleesch en been, en wel die van Ster-bij-Nacht en Fred, die hem des nachts naar zijne tent volgden, om zijne woeste wartaal aan te hooren en alles later neer te schrijven in duidelijk zwart op wit. Op geheimzinnige wijze begon zich het gerucht te verspreiden, dat Ruzie-Mijk op •Jack's plaats in den kerker behoorde te zitten. Van dag tot dag werd die meening ster- iker, totdat, eenige uren voor het proces een aanvang zou nemen, Ruzie-Mijk zich in de herberg geschuwd zag, zelfs door die woest- zonder éen woord te hebben gesproken of den minsten kreet vau pijn te hebben geuit. 't Schijnt, dat hij door brieven aan de personen zijner omgeving kennis heeft gegeven van zijn noodlottig besluit, daar, weinige minuten na de aankomst van Böu langer, in vliegende haast een rijtuig kwam aanrollen, waaruit, in koortsachtige gejaagd heid, een eveneens in rouw gekleed heer naar den generaal toeijlde. Wat beiden gesproken hebben, konden de arbeiders, die aan graftomben in de omgeving werk ten, niet verstaan. Naar de gebaren te oordeelen en het schreien van den onbe kende, moet deze, doch te vergeefs, aan houdende pogingen hebben aangewend, om Böulanger van zijn voornemen terug te brengen. Weenend verliet hij omstreeks halftwaalf het kerkhof en geen tien minuten daarna weerklonk het revolverschot. Het lijk werd in liet rijtuig van den overledene naar het politiebureau van Ixelles vervoerd. Nadat aldaar de noodige formaliteiten waren verricht, werd toegestaan dat men het lijk vervoerde naar het door mevrouw De Bonnemain gehuurde huis, rue Mon- toyer 70, nabij het Luxemburgstation, waar Böulanger nog woonde. Toen het lijk ontkleed was, vond men op zijn borst het portret van Marguéritede Bonnemain. Uit nadere berichten blijkt, dat de generaal sedert den dood van zijn vriendin meermalen toonde zelfmoord te willen plegen, waarom hij zooveel mogelijk bewaakt werdalle wapenen waren hem ontnomen, maar de revolver waarmede hij de daad volvoerde had hij verstopt. Alvorens naar het kerkhof te gaan, had hij zijn testament gemaakt en de telegram men, zijn dood meldende aan zijn familie en vrienden, opgesteld. Zijn vriend Dutens was naar aanleiding van een diep melancholieken brief, voor eenige dagen van hem ontvangen, uit Parijs naar Brussel gekomen en hij was 't die naar het kerk hof ijlde om den zelfmoord te voorkomen. De generaal stelde Dutens geheel gerust, maar zoodra deze zich had verwijderd, schoot hij zicli dood. Met de grootste voorzichtigheid werd de droeve tijding aan zijne 85jarige moeder medegedeeld de arme vrouw is gebroken van droefheid. Natuurlijk werd beweerd, dat ook finan- cieele redenen tot de wanhopige daad hadden geleid; hiervoor is echter niet de minste reden, want mme. Bonnemain liet hem ruim 3 millioen francs na. aards te Wilde-Meg, wier handel en wandel het minst den toets van een nauwkeurig onderzoek konden doorstaan. Door drank bevangen, had hij geen besef meer om hun gedrag tegenover hem te be grijpen hij bleef als gewoonlijk drinken, totdat allen vertrokken waren en dan strom pelde hij naar buiten om zijne nachtelijke kwelling te ondergaan. De twee mannen, die zich lot taak gesteld hadden om zijne gangen te bespieden, en zijne dronken alleenspraak op te schrijven, volgden hem met onhoorbare schreden. Door de hoofdstraat, met winkels aan weerszijde, met vlaggen van alle landen, wapperend over de uithangborden, en over hem heen klappe rend met dreigende bewegingenlang» de oevers van de stroomende beek, wier zacht gemurmel tot een aanklagend brallen over ging, en uit iedere rimpel waarvan een bleek en verwrongen gelaat hem aankeek voorbij het groepje bladerlooze hoornen, in welker knoestige stammen hij weder het ijselijk verwrongen gezicht zagdoor het dichte bosch, vol vlechten van vrouwenhaarden heuvel op, die naar zijne tent voerde, bedekt met hoopjes witte pijpaarde, die daar lagen als doode lichamen in sneeuwwitte lijkkleeden gewikkelddoor al deze verschrikkingen heen, volgden zij hem, en hoorden de wilde woorden en uitroepingen van Bchrik aan, die hij onophoudelijk uitstiet, totdat hij afgemat op den vloer zijner tent neerviel, om in zijne droomen nog met geesten te worstelen. Het was twee uur in den morgen voor dat Fred naar de „Kerseboom" terugkeerde. Weduwe Cherry was opgebleven om hem te wachten. Zij stonden in de bar en spraken zacht over hetgeen de volgende dag zoude opleveren. u Het proces zal minstens drie of vier De begrafenis zal waarschijnlijk heden plaats hebben. George Emest Jean Marie Böulanger, den 29n April 1837 te Ren nes geboren, nam o. a. in 1859 deel aan den veldtocht in Italië, werd bij Turbigo door de borst geschoten, ontving het kruis van het Le gioen van Eer, woonde van October 1861 tot Mei 1864 den veldtocht in China bij, waarbij hij wederom bij een aanval op een dorp gekwetst werd, en werd in Juli 1862 kapitein. Vijf jaar later werd hij leeraar aan de Krijgsschool van St. Cyr, in Juli 1870 bataljons-commandant, in November van dat jaar luitenant-kolonel en in den slag bij Champigny kreeg hij weder aan het hoofd van zijn regiment een kogel. In Januari 1871 werd hij kolo nel, bij den strijd tegen de Commune ge noot hij tweemaal een eervolle vermelding, werd in Mei nogmaals gekwetst en ont ving toen het Commandeuiskruis van het Legioen van Eer. In Mei 1880 werd hij tot brigade-generaal bevorderd, vertegen woordigde met veel tact de Fransche regee ring bij het eeuwfeest der.'Amerikaansche Onaihankelijkheid en trok daardoor meer algemeen de aandacht. In;Mei 1882 trad hij op als afdeelingschef aan het Ministerie van Oorlog, in welke hoedanigheid hij grooten ijver onwikkelde ten aanzien van de opleiding der militairen, het prytane- um van La Fléche hervormde, scholen voor soldaten-kinderen en schietscholen oprichtte enz. In 1884 divisie-generaal geworden, aanvaardde hij het bevel over de troepen in Tunis, waar hij met groote geestkracht de machtsoverschrijdingen der burgerlijke overheid tegenstond en snel groote popu lariteit verwierf bij het leger. In Januari 1886 eindelijk werd hij Minister van Oorlog en had daarmee het toppunt van zijn tot nog toe hoogst eervolle loopbaan bereikt. Doch van nu aan kwam er een keer.- Hij wierp zich midden in den strijd der partijen, en elk middel was hem goed genoeg om zich bekend te maken, op den voorgrond te stellen, naar de gunst te jagen van den grooten hoop, zoozeer, dat hij zich van een daartoe opzettelijk in een circus afgericht paard op de groote parade van het Bastillefeest bediende, om als de schoone generaal de harten der menigte te stelen. Het gelukte hem en het ligt nog versch in het geheugen hoe de weinig ridderlijke uitbanner der Prin sen van Örleans met behulp van dagblad reclame, schreeuwende en tierende, betaalde dagen duren," zei Fred. „Mijk is gedag vaard, maar ik geloof, dat hij niet vóór den tweedeu dag zal worden geroepen." Onder het spreken wendde hij zijne oogen naar de gelagkamer, waarin des avonds de delvers rookten en hun grog dronken. De deur van die kamer was van glasruiten voorzien, en op het glas was met roode verf een hart geschilderd in het midden waarvan met roode letters de woorden „Red Rum" (roode rum). „Als Jack zijne vrijheid herkrijgt," ver volgde Fred, die een zeldzaam belang in die glazen deur scheen te stellen, „dan gaat hij een gelukkig leven tegemoet. Patty is een lief meisje." „Arm kindzeide de weduwe, „haar toestand is bijna even erg als die van Jack. Ik durf er niet aan denken, wat haar zou kunnen overkomen als Jack wordt veroor deeld." „Als hij het wordt," sprak Fred, „dan zal ik een beroep doen op den Gouverneur van de kolonie. Er is bijna geen man of vrouw te Wilde-Meg, die geene verklaring zou willen ónderteekeneu, dat Jack onschul dig is. Lizzie, ik heb een voorgevoel, dat Jack uit dit proces zal komen met een onbevlekten naam." „De hemel geve, dat het zoo zijn mag 1 Ik zal van nacht voor hem bidden eer ik naar bed ga." „God zegene je, Lizzie!" Hij hield haar hand vast, en haar een weinig naar zich toetrekkend, keek hij haar in de oogen, waarin een zacht vuur gloeide. Zoo stonden zij een oogenblik, waarna hij haar zachtjes van zich afduwde, en zeide: „Wel, me lieve, goeden nacht." „Goeden nacht, Fred, slaap wel." toejuichers, redevoeringen", toosten enz. het kiezersvolk bewerkte, een tijd lang zich als dictator scheen te zullen opwerpen, maar, dank zij vooral het vastberaden en beleidzaam optreden des Ministers Constans, zijn doel niet bereikte. Toen volgde zijn ballingschap te Brussel, Londen, Yersey en ten laatste weder te Brussel, gedeeld door zijn vriendin, de van haar man gescheiden gravin De Bon nemain. Met Böulanger was echter deBoulange- rie in Frankrijk nog niet verdwenen, al daalde zijn macht meer en meer. De mooie generaal bleef onvermoeid in zijn hoop op de toekomst en geloofde vast, deed althans alsof hij vast geloofde, dat zijn tijd nog komen zou. Die tijd zal niet meer komen en hij heeft 't ook niet meer gewild, 't Is zeker een rust en een geluk voor Frankrijk, dat Böulanger niet kan wederkeeren op zijn zwarte paard als overmoedig thiomphator. De bloedvlek op het marmer van het graf van zijn geliefde, haar grafschrift „Marguerite A bientót", rood geverfd door zijn bloed, zal het Fransche volk herinneren wat vreemds in de wereld is. (Vad.) _En zoo lokte 't eene woord het anderi UÏf'. De familie drbng Jan de kamer tei slotte uit en hij ging naar boven, naar zij tB. slaapvertrek, zijn zwager toevoegende„11^ zal je morgenavond wel vinden. kamer tei ;n, naar zijn! igende„II® poedig weeifl roek en eei Moord-proces-Boon-Mostard. Bij de familie Boon op het Kortenbosch was in den avond van 16 Aug. jl. een partijtje georganiseerd. Men was er gezellig bijeener heerschte vroolijkheid en orde, totdat Jan, de 24jarige zoon, een smids knecht aan de fabriek van de firma Ent hoven, tegen halftïen thuis kwam. Hij had een borrel op, maar was nu juist niet volslagen dronkenvandaar dan ook, dat hem nog een glaasje werd aangeboden. „Wil je een glaasje, Jan vroeg een der huisgenooten hem. „Ja wel," antwoordde hij en blijkbaar doelende op zijn zwager Mostard, die er ook was, voegde hij er bij „ik ben geen afschaffer." Dat lokte ruzie uit. „Je bent een aap," voegde Mostard hem toe. „Dat is je ouwe vaêr," wierp Jan hem tegen. XVII. Het heil uwer ziel hangt van dit oogenblik af. De eerste dag van Jack's proces over den moord op Wilde-Meg, was een dag van wonderlijke spanning in het. stadje. Honderden gouddelvers stroomden naar het gerechtshof en luisterden met ingehouden adem naar het requisitoir van den advocaat- generaal, die de zaak inleidde en met zulk eene koelbloedige behendigheid toelichtte, dat Jack beefde van verontwaardiging. „Die kerel praat mij aan de galg," dacht hij, en keek vol afschuw naar den man, die hem met de zwartste kleuren stond af te schilderen. „Wat een monster ben ik Het was gelukkig dat Patty niet tegen woordig was. Zij had plan gehad om tegen over Jack te gaan zittenhet zou eene verklaring geweest zijn van hare liefde voor hem, en van haar vertrouwen in zijne onschuld, tegenover hen, die Jack schuldig durfden verklaren maar op het laatste oogenblik had haar de moed ontbroken, en de weduwe Cherry bracht hare verzekering van liefde en trouw aau Jack over. Juffrouw Duft' en Suze vergezelden weduwe Cherry. Suze, die met een krukje liep, had er op aangedrongen mede te mogen gaan en had zelfs, getracht haar geit Simson in het gebouw binnen te smokkelen dit kon echter natuurlijk niet worden toegestaan Suze wendde hare oogen niet van Jack afzij was vol dankbaarheid voor hem. Menigen glimlach en menig bemoedigend knikje kreeg hij van juffrouw Duff en van weduwe Cherry, waardoor hij niet weinig opgevroolijkt werd. De tegenwoordigheid van deze drie trouwe vriendinnen was Jack, in meer dan een Intusschen kwam hij reeds spoedig weent naar beneden, met een oude broek én eei lange jas aan, om de gezelligheid te ver hoogen door een voordracht. Maar mer was er niet op gesteld en dreef hem ander maal naar boven. Daarop schijnt hij zich nogmaals te hebber verkleedalthans in werkbroek en over. hemd sloop hij na een halfuur, terwij inmiddels Mostard zich met vrouw er kinderen naar zijn huis, in 't Westerhofjt (VVesteinde), begeven had, op zijn kousen' om niet gehoord te worden, de trappen af trok in het portaal zijn laarzen aan en ijld< naar 't Westeinde. Na een kwartier ongeveer kwam hij ir haast terug, wierp bij zijn woning iets weg ging spoedig de trappen op en kroop in zijr bed. Maar ook nu nog had hij geen rust opnieuw verliet hij de woning, om haa: ditmaal niet weder te betreden. Want aan de voordeur wachtten hen eenige politie-agenten, die hem arresteerder als moordenaar Boon, die zich volgens zijn beweren naa Mostard begeven had om 't bij te leggen had inmiddels zijn 2 2jarigen zwager vat het leven beroofd. Hij bekende terston< zijn schuldtoen een buurvrouw hem zoc verdacht zag thuis komen en hem naliej met de vraag wat er was gebeurd, gaf hi nog geen antwoordmaar de familie kwan er bij en daarop voegde hij zijn broe Willem toe „Als jij niet weggaat, steel ik jou ook dood" (of „het hart af"). Vrouv Mostard kwam daarna mededeelen, dat Jai haar man zoo vreeselijk had gestoken. Hoe zich dat had toegedragen Volgen Boon was hij bij zijn zwager gekomen on 't af te drinken en had deze hem toege voegd „Neen, ik drink 't niet afje ben en je blijft een aap." Daarop wasin'tpoi taal een schermutseling ontstaanover ei weer vielen klappen; toen trok hij uitzij] pilow werkbroek, die gereed was gelegd on er 's morgens niet naar te zoeken, het mes, da er altijd in zat en bracht den armen kerel eei wonde in de rechterborst toe. Mostarc riep „o God, je steekt me dood 1" D* buren (die van de voorafgegane ruzie q schermutseling niets hadden gehoord) kwa men op die woorden, volgens hen eers buiten 't portaal gesproken, toesnellen Boon maakte zich uit de voeten, wierp opzicht, tot steun. Er waren zachtaardige medelijdende, onlogische leden van de jury die dit als rechtstreeksche betuigingen vai zijne onschuld beschouwden. Daan Duff, die eene plaats bemachtigc had dicht bij den beschuldigde, leunde voor. over toen Jack werd binnengeleid en he gelukte hem den jongen man op den schoudcl te kloppen, terwijl hij uitriep „Wees niet moedeloos, maat. Er is God hierhoven. Hij zal je er door helpen 1" „Stilte! stilte!" werd er geroepen, ei de rechter fronsde het voorhoofd tegen Daan. „Hij zal er doorkomen, Uw Edelheid, schreeuwde Daan, als antwoord op dit fronsen „met uwe hulp Daan werd opnieuw, en nu uog gestrenge aangemaand te zwijgen en moest du9 we gehoorzamen. Juffrouw Daan zeide zachtjei „Bravo, Daan 1" en Daan was de eenige ii de zaal, die de lofspraak verstond. „Ik ben blij, dat Patty er niet is," (lach; Jack, terwijl de eisclier voortging met hen zwart te maken„zij zou te veel geleder bobben en ik zou slechts naar haar lie gezichtje hebben gekeken, in plaats vai opletten wat er gezegd wordt." Want nu was het leven Jack dierbaai geworden; hij was bevreesd, dat bet geringst* zou verzuimd worden, dat in zijn voordee mocht zijn. Hij werd verdedigd door drie bekwam* advocaten, die, door Fred voorgelicht, er oj toegerust waren iederen duim gronds me kracht te verdedigen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1