HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
TfPTlüTl"
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
„Em dsieiperaert nimmer I'
J*n F iet tri. Cotn.
Het Vaderlandt ghstroaws
Blgf ick tot in den doot.
Wilhtfmittlité.
VersotiUnt lederen Dinsdag, Donderdag 011 Zaterdag.
Abonnementepriji per 3 maanden:
Teer de cenrant binnen de gemeeentef 0.70, mat Zondagsblad f 1.05
ii i naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.35
ii i i alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika). 1.75, 2.10
ii i i Znid-Afrika £.50, ave 3.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein. Helder.
Telefoonnummer 90.
Prijs der Advert|entiën:
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnaschen den tekat, per regel 10 Ct.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden5
Dienstaanbiedingen voor den werkenden itand5 e
Agent in het buitenland: België, Mr- N. Bertoux, Agence de pnblicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles.
Heldersche- en
Texelsche Visscherijbelangen.
n.
(Slot.)
Door de Afdeeling „Oosterend op Texel"
werden de volgende voorstellen gedaan
1. Bij de Begeering worden pogingen aan
gewend ter verkrijging van eene viaachers-
haven aan de Ooatkaap te Ooaterend op
Texel.
De heer C. Mossel, afgevaardigde van
de Afdeeling Oostereud, leidde dit onder
werp in.
Hij verklaarde dat de verkrijging van een
haven met het oog op de toeneming van de
visschersvloot voor de bevolking van Oosterend
een levensquaestie is. Hij wees er op dat de
naastbyzynde eenige haven op Texel, die te
Oudeachiid, anderhalf uur verwijderd ligt
dat de schippers dientengevolge hunne schepen
dikwijls onbeheerd moeten achterlaten.
Dat reeds vele pogingen zyn aangewend,
die echter steeds zijn afgestuit op de tegen
werking van den gemeenteraad van Texel.
Dat dit zeer te betreuren is, omdat de Re
geering zonder medewerking en hulp van
Provinciale Staten geen steun kan verleenen.
Spreker deelde mede dat men toch eene
schrede voorwaarts is gegaan ten gevolge van
het gunstig advies van het College voor de
Zeevisscherijen, dat een onderzoek in loco
heeft ingesteld. Hij is overtuigd dat de
minister tot heden te dezer zake verkeerd is
ingelicht. Als nu ook de Vereeniging haar
hulp verleent, zal ook van deze zijde weder
een krachtigen stoot aan het welslagen van
deze haven gegeven zijn.
Het aantal vaste visschersschepen van Oos
terend bedraagt 90, terwijl er dit jaar nog
10 nieuwe vaartuigen in aanbouw zijn en
het aantal te Oudeschild slechts 48, terwijl
tevens de Oosterendsche schepen de grootste
zijn.
Voorts deelde de afgevaardigde nog mede
aan welke omstandigheden het te wijten is
dat de haven, die Oosterend vroeger had, ver-
loopen is, hetwelk moet worden toegeschre
ven aan haren slechten aanleg.
De kosten van eene nieuwe haven zijn
geraamd op f 80.000.
Bij acclamatie werd aangenomen, dat bet
Bestuur in overleg met de afdeeling „Ooste
rend" zich lot de Regeering zal wenden om
-TaullWtoa vaa da H«ld«r»cha- aa Niauwad. Courant.
Koen Muller.
NAAR HET HOOGDÜITSCH
van
Sara Hutzier.
(Slot.)
Frits en zijn makker waren bezig een gat
in de aarde te graven. Schop en spade
waren zwaar en de kleinere knapen arbeidden
hijgend en blazend voort.
„Koen, de dienstmeid 1" riep opkijkend
plotseling een hunner en het was, als ging
een elektrische schok van hem uit, zoo ver
schrikt stoven do jongere terug, gereed
«ogenblikkelijk te vluchten.
„Wel, wat doet ge daar?" Deze onver
wachte toespraak van het voorwerp hunner
dagelijkache spotternijen, de eigendomlijk
heesche klank zijner stem, deed de knapen
aarzelen. „Koen, de dienstmeid" wachtte het
antwoord niet af. Zonder verder een woord
te zeggen, legde hij den zak op den grond
en trad op Jen kleinsten der jongens toe.
„Voor jou is de schop te zwaar," zei hij
kortaf, terwyl hij hem het werktuig uit de
hand nam, „wat moet het worden Een
kuil? 't Is toch maar een grap, hé? Kom
aan ik zal je wat helpen
Zonder acht te slaan op de verblufte ge-
zichteu der kleinen, zette hij de schop in
den grond en begon te graven.
Zyn bedaarde manier van doen, zijne ge
ruststellende wijze van handelen, gaf den
kinderen hun moed terug.
den aanleg van eene haven te Oosterend te
bevorderen.
2. De Vergadering spreke haar oordeel uit
over het wenschelijke van de betonning van
het Eierlandsche gat.
Dit voorstel werd eveneens door den
heer C. Mossel ingeleid.
Hij wees op de wenschelijkheid daarvan,
ten behoeve van kleine visschersvaartuigen,
bomschepen, enz.
Wanneer de vloot ten noorden van Texel
is, kan ze bij het opsteken van zuidweste
lijke winden het Westgat niet bereiken. Is
dit echter betond, dan bestaat er gelegenheid
om een goede reede te bekomen. Voor de
visscherij zal dus een ton aldaar zeer nuttig
werken.
Ter sprake werd toen gebracht of dit voor
stel wel van „algemeen" belang was.
De heer Tnyp, lid van het hoofdbestuur,
en de afgevaardigde van Helder antwoordden
hierop in bevestigenden zin.
Bij acclamatie werd toen aangenomen dat
het hoofdbestuur zich met vorenstaand ver
zoek tot de Regeering zal wenden.
3. Bespreking van het wenschelijke om
vrijdom te erlangen voor de oestervisscherij
op onverpachte gronden.
Nadat dit onderwerp door den heer J.
K. Brouwer, afgevaardigde van Oosterend,
was toegelicht, achtte de vergadering zich
niet voldoende op de hoogte gesteld voor het
nemen van eene beslissing of het uitspreken
van haar oordeel, terwijl de afgevaardigde
van Katwijk nog de vraag in het midden
bracht, wat wel de reden kon zijn dat het
Rijk die gronden niet verpacht.
De Voorzitter stelde voor dat de Afdeeling
Oosterend zelve zich na een nader onderzoek
tot den minister van Waterstaat, Handel en
Nijverheid zal wenden, terwijl dan de Rijks-
Adviseur in Visscherijzaken, de heer dr.
P. P. C. Hoek, zal kunnen onderzoeken in
hoeverre het vrijlaten van de visscherij aldaar
schadelijk voor de oesterteelt zoude kunnen
zijn.
Het Hoofdbestuur is echter bereid het
request van de Afdeeling „Oosterend" „voor
visa" te teekenen.
Met algemeene stemmen werd hiertoe
besloten.
4. Voorstel tot wegruiming van voor de
visschery belemmerende wrakken in het
West gat.
Dit voorstel werd door den heer C. Mos
sel ingeleid.
De algemeene Secretaris-Penningmeester
las naar aanleiding hiervan voor twee extrac
ten uit de resolutiën van den minister van
Marine dd. 30 Mei 1888 (zie Verslag Se
Alg. Verg. blz. 21) en dd. 2 Mei 1891.
De afgevaardigde deelde hierop mede dat
het bewuste wrak van een tonnetje is voor
zien, zoodat men niet in het onzekere kan
verkeeren omtrent de juiste ligging.
I De Voorzitter geeft nu aan de afdeeling
Oosterend in overweging om gevolg te geven
aan den raad, door den minister van Marine
bij voormelde resoluticn gegeven, door zich
I te wenden tot den Inspecteur van het Loods
wezen in het 8de district te Amsterdam.
I De afgevaardigde van Volendam haalde
j een voorbeeld aan, waaruit blijkt dat boeien
weinig batenzij worden óf door sleepers
óf door het ijs weggehaald, zelfs boeien met
steenen van 1500 pond. Alleen opruiming
van het wrak is het praktische middel,
j Met algemeene stemmen wordt thans be
sloten dat de Vereeniging nogmaals deze
zaak bij de Regeering aanhangig zal maken,
terwyl tevens zal verzocht worden ook maat
regelen te nemen tot wegneming van andere
wrakken, die bepaaldelijk aangewezen zijn.
„Hij weet toch niet waarvoor we het doen,"
fluisterde Frits zijn buurman in het oor en
deze trok zijn lachen onderdrukkend
de schouders op. De man groef zwijgend
voort. Hoorde hij niet wat om hem heen
gesproken werd, of was zijn geest verre van
zijn werk
„Zou het gat al diep genoeg zijn, wat
dunkt jelui?" vroeg Frits zijnen buurman,
en daarna overlegden ze, of het breed en
diep genoeg zou wezen voor den langen
Thomas.
„Voorover zal hij er in 1" lachte Frits,
maar plotseling verstomde hij, want Koen
Muller begon, vreemd genoeg, geheel uit
zich zelf, zonder eenige aanleiding te spre
ken.
//Ik heb ook wel eens zoo iets gedaan,"
zeide hij, „'t zou toen ook maar een grap
zijn grappen vallen dikwijls ernstig uit
ja, heel ernstigKoen hield een oogen-
blik op het was of hij gebrek aan adem
kreeg, „'t Is al lang geleden, 'k Was toen
nog een jongen. Moeder was gestorven.
In huis was het stil. Meu houdt veel meer
van wat rumoer, als men nog jong is ja,
ja, kinderen 1" De vreemde toon, welke 's
mans stem gaandeweg aannam, deed de kna
pen ademloos toehooren. Zijn taal klonk
onduidelijk, zoo afgezaagd volgden de zinnen
elkander op.
„Ja, men houdt meer van leven, als men
jong is. Bij ons was het toenmaals altijd
stil. Vader ging 's morgens naar zijn kantoor
en keerde 's avonds terug. Zelden zei hij
iets. Ik was een wilde jongen, wild en on
deugend, ondeugend", maar niet boosaardig.
Allerlei streken haalde ik uit. Eu naast ons
NEDERLAND.
HELDER, 26 November.
STATEN-GEN ER AAL.
Tweede Kamer.
Staatsbegrooting voor 1892.
Hoofdstuk Waterstaat, Handel en Nijverheid.
Regeeringsantwoord.
De minister stelt voor, met ingang van
1892 een jaarlijksche bijdrage van der
exploitatiekosten, tot een minimum van
f 12.000, te verleenen in de kosten van
ijsopruiming
in het Noordzeekanaal, mits de provincie
en Amsterdam elk gelijk bedrag beschik
baar stellen.
De min. erkent, dat de
dienst der spoorwegen-
gedurende den afgeloopen zomer te wen-
schen heeft overgelaten en zet uiteen aan
welken samenloop van omstandigheden dit
te wijten is geweest. Tot verbetering in
het toezicht op de spoorwegdiensten werden
bij nota van wyziging de noodige voor
stellen gedaan. Het aantal leden van den
Raad van Toezicht wordt van 3 op 5 ge
bracht.
Aan 's Raads bureel worden 3 ingenieurs
verbonden, op een jaarwedde van f 3200.
woonde Roosje ge kent re wel Roosje
thans is zij groot geworden en braaf is
zij ook, heel braaf Roosje uit den bakkers
winkel. Toen ter tijd was ze nog een heel
klein, vroolijk meisje en mijn allerliefste
speelkameraad. Als ik eene wilde grap uit
haalde, deed zij mee en wanneer we elkaar
plaagden, dan was het Roosje weer, die het
eerste goede woord sprak. Zij kon ook boos
worden en dan wilden geen van beiden toe
geven dan was ik gewoon haar kwade
woorden toe te voegeu en te dreigen, haar
niet meer tot mijne vrouw te willen hebben
dat krenkte haar 't meest en menigmaal, als
ze boos weggeloopen was, heb ik op de
groote weide voor het huis gelegen en van
boosheid geweend. Wanneer vader dan
's avonds met een stapel blauwe schrijfboeken
onder den arm den weg langs kwam, dan
nam hij mij zonder reel woorden op en
droeg me in huis. Ook zette hij zich daar
binnen wel eens naast mij neer en beproefde
grapjes te maken, maar
Koen's stem was onzeker geworden. Hij
bracht zijn roksmouw snel even aan de
00 ge 11.
„Vaders mond stond niet naar grappen,
dat gevoelde hij zelf wel en" opnieuw
werkte hij met de schop, maar toen plotse
ling ophoudend, zeide Koen
„Dat was het niet, wat ik vertellen wilde.
Het was net zulk eeu avond als nu. Ook
in het schemeruur. Roosje was weer slecht
geluimd. Zij had de deur nijdig toegeslagen
en was weggeloopen. In mijn eentje bouw
de ik brommend een spoortrein uit stoelen
en tafels. Ik wist zeker dat Roosje geheel
uit haarzelve zou terugkomen, om er op te
Het bureelpersoneel van den Raad zal met
een adjunct-commies met 3 klerken ot
teekenaars worden uitgebreid. De tracte-
menten van de leflen van den Raad van
Toezicht worden verhoogd tot f 6000 voor
den voorzitter en f 4800 voor de leden.
Ook de tractementen van den secretaris,
de ingenieurs voor het stoom-enseinwezen
en die der rijksopzieners worden verhoogd.
De adspirant-ingenieur voor het stoomwezen
krijgt den rang van ingenieur. De ver
warring in de spoorwegbediening schrijft
de minister niet uitsluitend toe aan de
spoorwegovereenkomsten, maar ook voor
een groot deel aan de langdurige strem
ming der vaart op onze binnenwateren.
De minister is van oordeel, dat het ge
meenschappelijk gebruik van spoorwegen
niet in zich sluit geldigverklaring der bil
jetten op de wederzijdsche lijnen. Over
wogen zal worden of door inkrimping van
het goederenvervoer op Zondagen de rust
tijd van het personeel op die dagen kan
worden vermeerderd. De invoering der
nieuwe spoorwegtarieven kan met den a. s.
zomer worden verwacht.
Een nieuw plan tot geheele ombouwing
van het station te Haarlem is in onderzoek.
Op de belangen van het verkeer te water
en over de nabij het station gelegen over
wegen zal gelet worden.
Naar verbetering van de dienstregeling
op de noorderlijnen wordt gestreefd. Ka
binetten in treinen, ook in binnenlandsch
doorgaand verkeer, worden wenschelijk
geacht.
De bewering van de ongeschiktheid van
de Rijks-zeemacht als
visscherij - politie
op de groote rivieren wordt door den
minister niet beaamd.
Door aanstelling van geschikt hulpper
soneel zal de minister ook zijnerzijds
trachten, altijd met inachtneming van de
belangen van het verkeer, gelijdelijk de
Zondagsrust voor de Post
ambtenaren
te bevorderen.
Voorshands vindt de min. van Financien
geen voldoende termen om de betaling van
Rijksbelastingen per
Postwisse 1
toe te laten.
Het juiste tijdstip der in werking treding
van de
nieuwe Postwet
kan nog niet worden bepaald. Wijziging
der pakketpostwet wordt voorbereid. Het
plan tot verbouwing van het postkantoor
te Haarlem is nog niet definitief vastge
steld.
rijden. Ik was boos op haar en wilde haar
een poets bakken. Daarom bond ik aan de
pooten van den laatsten stoel een strik
Koen ademde gejaagd en de kleine
toehoorders drongen zich om hem heen.
„En toen, Koen Muller, toenP"
Koen lichtte het hoofd op. Hij zag den
knapen in het gezicht. Hoe bleek was hij,
welk een droeve trek speelde om zijn lippen
De kinderen staarden verbaasd den man aan,
die na lange, lange jaren voor het eerst
van zijn eigen leven sprak.
„Ik bond den strik vast," vertelde hij
verder, „eu trok hem onder de stoelen door
naar voren, terwijl ik als machinist van deu
trein op den eersten stoel plaats nam, in
afwachting van hetgeen zou volgen. Spoedig
naderden voetstappen, langzaam en bedaard.
De deur ging open. Zonder mij om te
wenden riep ik luid: „Neem plaats neem
plaats!" „Daarna" ging Koen aarzelend
verder daarna merkte ik dat er op de
laatste stoel iemand ging zittenik gaf een
ruk aau den strik en hoorde een zwaren,
doffen slag toen werd alles stil."
Het hoofd van den verteller zonk op de
borat. De schop rustte iu zijne hand. Frits
waagde het 't eerst de stilte te verbreken.
„Wat was er gebeurd, Koen Muller; hadt
ge haar bezeerd?"
De stem van den man beefde, toen hij
klagend herhaalde
„Haar? Zy was het niet. Het was
toen ik mij omkeerde, zag ik het, het
was mijn eigen vader 1"
„O!" Verschrikt weken de knapen terug.
Getroffen blikten ze op tot den gebogen man,
die met doffe stem verder sprak
Zitting van Dinsdag 24 November.
Wegens onvoltalligheid om 11 uur werd
de vergadering eerst om 1 uur geopend.
Ingekomen zijn de begrootingen van het
Domeinfonds en het Pensioenfonds.
Behandeld werd het wetsontwerp om de
Ombiliën kolenvelden door het Gouvernement
in eigen exploitatie te nemen en daarvoor
een krediet van ton toe te staan op de
Indische begrooting.
De heer Levyssohn bestreed staats-exploi-
tatie en verdedigde de aanvrage van de hee-
ren Cluysenaer en Van Houten.
De heer Vrolik constateerde, dat het
eommercieele der zaak eerst later aan de
orde zal komen en hoopt dat de Regeering
bij de regeling van het vervoer de Kamer
zal kennen.
De minister van Koloniën zag geen
reden, waarom de Staat niet bij wijze van
proef de exploitatie zal kunnen ondernemen,"
om de waarde der kolen te leeren kennen.
Het wetsontwerp is aangenomen met 74
tegen 4 stemmen.
(Tegen de heeren De Ram, Van Kerk
wijk, Van der Feltz en Levyssohn Norman.)
Daarna zijn aangenomen verschillende
kleine ontwerpen, en vervolgens is het debat
over de Staatsbegrooting aangevangen.
De heer Poelman verklaarde dankbaar,
maar onvoldaan te zijn over deze Regeering,
die vele goede plannen aankondigt, maar
eenheid van leidende gedachte schijnt te
missen. Hij stelde oplossing der sociale
quaestie op den voorgrond en zou iedere
regeering steunen, die effening der maat
schappelijke ongelijkheden zich ten doel
stelde.
Hij drong sterk aan op ruime kiesrecht
uitbreiding, desnoods door grondwetsher
ziening.
De heer De Kanter behandelde enkele
bijzondere punten, waarop hij echter bij de
hoofdstukken zal terugkomen, wees op de
stiefmoederlijke bedeeling van den landbouw
en verklaarde onvoorwaardelijk ministerieel
te zijn.
Zitting van Woensdag 25 November.
De heer Noordtzij sloot zich aan bij des
heeren Beelaerts verklaring bij het Adres-
debat, omtrent de houding der anti-revolutio
nairen. Uitvoerig behandelde hy de quaestie
der scheiding van Kerk en Staat. Hij
betoogde, dat dit beginsel niet is doorgevoerd
en acht volledige vrijmaking noodig. Hy
wenscht dat de Regeering een hervorming
voorbereide, die binnenkort tot den overgang
kan leiden. Zoowel de financiëele als de
zedelijke zijde van het vraagstuk werd door
hem beschouwd. Hij drong aan op herziening
der organieke wetten, opdat de kerkelijke
gezindten niet gedwongen worden, zich te
Dat was een vreeselijke grap. De arme
vader had zijn jongen een plezier willen doen,
toen hij zich op het op levendigen toou j
gegeven bevel nederzette en met welk
gevolg De ruggegraat was gebroken. Nooit
heeft hij geklaagd, de arme, oude man, en
sedert zijn er jaren verloopen vele jaren 1
nu is hij dood
De verteller zweeg. Van den kerktoren 1
liet de klok zich dreunend hooren. De maan
was opgekomen en wierp haar mat licht op
de bleeke groep. Diep ademhalend vstte
Koen de schop weer op. I
„Wij zijn opgegroeid, Roosje en ik. Trouw
hebben we samen de zorg der verpleging
gedeeld. Zij wilde ook haar deel hebben j
aan het ongeluk, de goede ziel en ze sprak 1
dikwijls van den tijd, toen we ons kinderspel f
van man en vrouw Koen hield op.
Als op nieuw zich herinnerend begon hij
echter weer„Ik trok met mijn vader het
dorp uit, het was ons beiden beter in
den vreemde en zij volgde ons. Ik heb er
uiet om gemaald, of de menschen mij verwijfd
noemden en bespotten, omdat ik mijn ouden 3
vader diende als een dienstmeid en ik niet
veel zorg aan mijn toilet besteedde, zooals
anderen. Ik gaf er niet om, dat men mij
voor „dienstmeid" schold, omdat ik oudere -
lieden zware vrachten van de schouders nam -
en voor zwakken heele wegen aflegde,
hoe men mij ook bespotte, het kon niét
te erg gedaan worden want, hoe diep ik
mij ook vernederde, nooit zou ik genoeg
boete kunnen doen voor al het leed
Koen MullerFrits had gesproken. De
man keek verward op. Kennelyk kostte het -
hem moeite, zijne gedachten tot het tegen-