HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. \/n Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. EN J. H. VAN BALEN. „En dssespereert nimmer I* Jan Pieterx. Co en. Het Vader] andt ülgf kk tot in rhetroowe dra doot. Verscniiiit lederen OlasdaE, Donderdag on zaterdag. Abonnementsprijs p Voor de courant binnen de geraeeente naar dc overige plaatsen van Nederland 0.90, alle landen, die in het postverdrag xijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). a Zuid-Afrika f 0.70, met Zondagahlnd 1.05 1.35 1.75, REDACT EUIt-UITGE V ER Molenplein. Helder. Telefoonimmuier 20. Pr q s der A d v er tje n t i n Van 1—5 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang n* de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst lunchen den tekst, per regel 10 Ct. Advertentiën voor liefdadige doeleinden Dienstaanbiedingen voor den werkenden stande e "e r Agent in het buitenland: België, Mr N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles. Bescherming van duinen en duingronden in Noord- Holland. In de zomervergadering van de Provin ciale Staten van Noord-Holland werd door Gedeputeerde Staten een ontwerp-voordracht ingediend tot bescherming van de duinen en duingronden in deze provincie. Die ontwerp-voordracht werd vergezeld van eene even uitvoerige als belangrijke memo rie van toelichting. Uitgaande van de stelling, dat de duinen voortdurend bedreigd worden door de zee en den wind, wenscht het ontwerp te voorkomen, dat de duinen door wind verstuiven. Het middel daartoe is bedek king of beplanting, en wel in de aller voornaamste plaats door helm. Daarom wenscht de verordening onder houdsplichtigen de verplichting tot beplan ting op te leggen. Deze provincie zal in sommige gevallen en onder bepaalde voorwaarden die onder houdsplichtigen financieel steunendie voorwaarden hebben ten doel bescherming van de eenmaal bestaande beplanting tegen haren vijandhet konijn, en tegen de menschen, die haar vernielen. Reeds spoedig nadat dit ontwerp was bekend geworden, kwamen van eigenaren van duinen adressen in, waarin zij de noodzakelijkheid, zelfs het recht der provin cie op het maken van zulk eene verorde ning betwistten. Die adressen waren van de heeren J. v. Reenen, Borcel van Hogelanden, P. Th. v. Doorn, wed. v. d. Hucht, Prévinaire, J. C. Gülcher, W. J. v. Reenen, geb. Rendorp, J. W. R. Arnold, de gemachtigde van de prinses von Wied, M. v. Limburg Stirum, A. J. Bik qq., J. Gevers van Endegeest, G. Boreel, B. Scheurleer en J. H. v. Boelens v. d. Haer. Die bezwaarschriften werden gevoegd bij de ontwerp-voordracht en gesteld in handen van eene commissie uit de Staten, die thans een uitvoerig rapport uitbrengt, waaraan het volgende wordt ontleend Het trok dadelijk de aandacht der commissie, dat het ontwerp niet alleen de bescherming der zeewering, doch ook de Feuilleton van de Helderscha- ra Nieuwed. Courant. S) Mevrouw de Gravin, door Victor Blüthgen. Sinds bet voorjaar zijn er twee nieuwe personen ten tooneele verschenen een jong geestelijke, die de plaats heeft ingenomen van den ouden heer, die het huwelijk der Kijborgs heeft ingezegend, en die zich n« uit zijne betrekking heeft teruggetrokken en bij zijn zoon is gaan inwonen, die leeraar is aan het gymnasium te Stettin de tweede is de jonge baron Sedlnitzky, een neef van de gravin, een flinke jongen, die eenmaal de bezittingen van een oom in Silezië zal erven. Te Berlijn beeft hij gestudeerd in de landhuishoudkunde en de rechten bij heeft een vasten wil en heeft zijn tijd ernstig benuttigd, zonder daarom de genietingen der jeugd voorbij te gaan. Een paar lidteekens van wonden op zijn voorhoofd spreken van moed, terwijl de licht ironische trek om oogen en mond, welke laatste door een zorgvuldig onderhouden baardje beschaduwd wordt, voor zijn zelf standigheid getuigt. Zijn grootste verdriet is, dat hij geen militair is kunnen worden, omdat hij een onbeduidende hartkwaal had, welker bestaan hij voorheen nooit vermoed had. Daarom was hij nu geen reserve- officier geworden en dat om zoo'n ellendig kwaaltje het was hard Het zou hem bij alle jonge dames benadeelen Gravin Hilde wist er reeds alles van hij had het haar openlijk bekend, opdat anderen bescherming beoogt van de eigen aars tégen het nadeel, dat zij ondervinden door de verstuiving van de duinen hunner naburen. Alleen de bescherming der zeewering tegen de gevolgen van den wind, moest, volgens haar, het doel zijn. Eene verordening, ten doel hebbende instandhouding der zeewering, is ongetwijfeld een provinciaal belang en hangt ten nauwste samen met het aan de Prov. Staten opgedragen toezicht over alles wat met den waterstaat in betrekking is. De vraag of de Prov. Staten bevoegd zijn aan privaat-personen het maken van werken te hunnen koste op te leggen, onderhoudsplicht te vestigen of te regelen, werd met groote meerderheid bevestigend beantwoord. Volgens Ged. Staten behoeft de verorde ning niet te worden toegepast op die duinen, waar zij reeds op andere wijze werkt en tevens waarborgen zijn, dat de toestand voldoende zal blijven, zoo b. v. de duinen en duingronden van Rijnland en de duinen op de eilanden, die geheel in beheer en onderhoud zijn bij het rijk. Doch nog op eene andere wijze dient het gebied, waaraan deze verordening werkt, te worden beperkt, en dat gebied is niet zoo nauwkeurig te bepalen. Volgens het kon. besluit van 27 Mei 1876 komen weder in beheer en onderhoud van het rijk „de duinbeplantingen langs de kusten der Noordzee in Noord-Holland", en als die regeeringszorg zich inderdaad uitstrekte tot alle duinen en duingronden, dan was deze verordening overbodig, zelfs niet bestaanbaar. Feitelijk wordt slechts de eigenlijke zeereep beschermd en slechts hier en daar eenigszin verder. Waar het terrein der staatszorg niet bepaald is aan gewezen, bleef niet anders over dan te bepalen, dat de verordening niet werkt op dat terrein, wat wèl door den Staat wordt onderhouden. De commissie ontveinst zich niet, dat hierin bezwaar is gelegen en het steeds wenschelijk is het terrein, waarover eene politieverordening werkt, bepaald aan te wijzen, doch hier kan dit niet anders. Er werd veel aandacht gewijd aan de vraag of de verordening het beoogde doel niet voorbijstreeft, door den onderhouds plicht voor te schrijven voor alle duinen, die niet in voormelde uitzonderingen val len, speciaal ook aan alle duinen in hunne volle breedte. Eene minderheid oordeelde, dat men daarin te ver ging, dat de duinen niet overal in hunne volle breedte als zeewering konden worden beschouwd en dat het genoeg zou wezen de beplanting te bevelen van eene strook van bijna 500 tot 1000 meter, gemeten uit de strandpalen. Dat de financieele bezwaren aan de uitvoering verbonden belangrijk zouden worden vermeerderd, doch de meerderheid oor deelde, dat de geheele duinreeks als zee wering beschouwd moet worden en dat, wat heden niet als zoodanig dienst doet, misschien binnenkort zal moeten dienst doendat de toestand zoo verschillend is, dat het niet doenlijk is eene bepaalde grens aan te wijzen. Uitvoerig werd gedebatteerd over de vraag of in de verordening moest worden opgenomen wie onderhoudsplichtigen zijn. Eindelijk was men het eens geworden en i had men zich aangesloten bij Ged. Staten, I zoodat als onderhoudsplichtigen zullen worden beschouwd: de vruchtgebruikers; bij gebreke daarvan de erfpachters en bij j gebreke daarvan de eigenaars. Slechts omtrent één punt der verordening bestaat bij Ged. Staten en de commissie een belangrijk en tot zekere hoogte prin cipieel verschil. Ged. Staten stellen voor, eene tegemoet koming uit de prov. fondsen te geven aan die onderhoudsplichtigen, die meenen dat het totstandkomen der beveiliging binnen den bij de verordening bepaalden tijd hun te groote kosten zal veroorzaken. De vraag of die hulp zal worden gegeven en hoe hoog het bedrag daarvan zal zijn, wordt overgelaten aan de beslissing van Gedep. Staten, die daaromtrent zullen beslissen „met het oog op de omstandigheden" en naar „billijkheid". Onder dezelfde omstandigheden en volgens denzelfden maatstaf zou ook hulp kunnen worden verleend, wanneer door hevige stormen groote zandvlakten zijn ontstaan, die beveiligd moeten worden. Dit nu kan de commissie niet toestaan, zij heeft zeer groote bezwaren om meer dan ééne reden. Al dadelijk acht zij het weinig gewenscht dat hij. die hulp verlangt, zich zelf een bewijs van onvermogen moet uitreiken. Afgescheiden daarvan kan de commissie toch niet medegaan met een voorstel, dat het weigeren of toestaan der hulp afhanke lijk maakt van de „omstandigheden" in het algemeen zonder nadere aanduiding en evenmin kan zij adviseeren tot goedkeuring eener verordening, waarbij de hoegrootheid der hulp wordt afhankelijk gesteld van eene opvatting omtrent „de billijkheid". In de verordening moet voor hem, die te beslissen heeft, duidelijk staan te lezen welke omstandigheden op de beslissing invloed moeten hebben en hoe groot de haar niet verkeerd zouden inlichten. Zij scheen echter weinig gewicht aan die kwaal te hechten. //Heb je een hartkwaal? Odat was alles wat zij er van zeide. Zij noemden elkander //je". Hilde had haar neef zeer verwonderd aangezien, toen hij zich aan haar voorstelde en haar „genadige nicht" en //U" noemde. Zij hadden elkaar voorheen wel niet gekend hij was ook niet tegen woordig geweest bij het huwelijk harer ouders, daar hij toen nog een schooljongen was maar nu waren zij toch 11a aan elkaar ver want geworden. „Ach, laten we maar „je" zeggen, neef nu ge hier toch op Muchow blijft, zullen we dat „u" toch niet lang volhouden." „Dat is naar mijn hart gesproken," zeide neef Acbim vergenoegd en keek haar in de oogen. Daarop drukte hij een kus op hare hand, voordat zij het verhinderen kon, en voegde er toen met nadruk bij „Dit is in mindering daarvan, nicht Hilde „Dat is de laatste keer, wat ik je verzoeken magZij keek daarbij met een hoogroode kleur naar hare hand. „De allerlaatste keer," zeide hij ernstig. „Eenmaal is geenraaal." Wanneer de genadige mama daarbij was geweest, ware het de vraag geweest, of zij hare toestemming had gegeven tot dit „je". Nu zij het daarna eerst vernam, kon zij slechts het voorhoofd fronsen. „Voortaan moet ge u onder alle omstan digheden aanwennen, wat minder snel met uwe vertrouwelijkheid te wezen, Hilde." „Maar, mama hij is zoo net en zoo goed Het was een schoone Meidag en de tuinen van Muchow stonden in bloei, dat het een lust was. Het slot, dat nog van jongen datum was, was bekoorlijk gelegen het front was aan de oostzijde verbreed door een lang tuinhuis, dat half zoo hoog was als de eerste verdieping, terwijl aan de westzijde een gedeelte was aangebouwd, waarin zich het atelier van den graaf bevond. Van af dit gedeelte liep een lage muur om den tuin heen tot aan het tuin huis. Dicht bij het slot was in dezen muur een poort aangebraeht, welker pijlers twee vergulde adelaars droegen. De eene droeg het wapen van Kijborg en de andere dat van Prillwitsch in zijne klauwen. Wanneer de gravin uit rijden ging, maakte zij bijna uitsluitend gebruik van dezen uitgang wandelen buiten haar grondgebied deed zij nooit. Op het groote terras besteeg zij hare zwarte Arabische merrie en daar steeg zij weder af ook. Aan den oostkant van den muur liep een veldweg, en aan den anderen kant lag een uitgestrekte ooft- en moestuin, welke gedeelte lijk aan een moerassig beekje grensde. Het riet school in deze beek welig op en de vruchtboomen waren overdekt met bloe sem van verschillende kleuren, zoowel rose en groengeel als verblindend witdaaronder tierde welig het hooge gras, waarin een meisje bij de eenden en ganzen zat en vlijtig de gele goudsbloemen en madeliefjes afplukte, terwijl de tuinman met een paar knechts aan de groentebedden werkte. De wandeltuin scheen daarentegen wel een tooverpaleis te zijnhij werd dwars door sneden door een met beukenloover overdekte laan. Aan het einde daarvan was een heuvel invloed van elke omstandigheid zijn moet. Zij wenscht de hulp te verleenen aan elk die het verlangt, zonder te letten op de motieven voor dien wensch. Zij wil dus geen kans laten om een gedaan verzoek te weigeren of toe te staan, maar het recht op hulp toekennen aan ieder onderhoudsplichtige, mits hij zich onder- werpe aan de ook voor elk geval vooraf vastgestelde vaste regelen. De commissie is van oordeel, dat de hulp niet moet zijn gedeeltelijk, maar dat alle kosten moeten worden vergoed. Zij is van oordeel, dat het in het belang der provincie zal wezen als vele of alle onderhoudsplichtigen, de hulp der provincie aannemende, zich tevens onderwerpen aan de door Gedep. Staten voorgestelde en volgens het oordeel der commissie nog te verscherpen voor- waarden en ziet er ook daarom geen 1 bezwaar in de hulp te verleenen aan allen, die haar verlangen en uit te breiden tot algeheele vergoeding der kosten. Hoe hoog de kosten zullen stijgen, kan de commissie niet beoordeelen. Zij is van meening, eensdeels, dat de lasten, die op enkele onderhoudsplichtigen zullen worden gelegd, niet te zwaar zullen zijn voor de provincie en anderdeels, dat Gedep. Staten juist {oordeelden, toen zij te kennen gaven, dat het groote nut, uit het vastleggen onzer stuifduinen voortvloeiende, ruimschoots tegen de min of meer aanzienlijke offers zal opwegen. Waar de provincie de kosten van onderhoud geheel draagt, komt het de commissie voor, dat den onderhoudsplich tige de verplichting tot medewerking moet worden opgelegd. Zij wenscht daarom dat hij, die de kos ten door de provincie wenscht te doen dragen, ook de provincie het recht zal toekennen om konijnen te dooden, niet alleen „in diens te beplanten en daarbij gelegen duinen" maar „in al diens in de provincie gelegen duinen". Acht een onderhoudsplichtige die opof fering reeds dadelijk te zwaar, hij zal de hulp niet aanvragenkomt hij eerst later tot die overtuiging, de verordening stelt hem in staat weer terug te keeren in den vorigen toestand en de konijnen, die aartsvijanden van duinbeplanting, naar -hartelust te laten vermenigvuldigen, mits hij eerst aan de provincie terugbetale al wat deze voor hem aan de duinen heeft ten koste gelegd. Alsnu werden door de commissie de artikelen behandeld, waarin verschillende wijzigingen worden voorgesteld. Wat de adressen betreft, door de boven genoemde duineigenaren ingediend, hier omtrent zegt de commissie niet in te stem men met de grondslagen der in die adressen voorkomende redeneeringen. Zij acht het wel degelijk noodzakelijk, dat door de provincie maatregelen worden genomen om de duinbeplanting te bevor deren en te beschermen, en acht de Prov. Staten wèl bevoegd om daartoe aan de rechthebbenden op de duinen onderhouds plicht op te leggenzij beschouwt de duinen in hun geheel als zeewering en wenscht daarom den onderhoudsplicht over het geheele duingebied op te leggen, behoudens de gemaakte uitzonderingen. Ten slotte zegt de commissie, dat het niet de vraag mag zijn of er al dan niet aan deze verordening in hare toepassing eenige bezwaren zullen verbonden wezen, maar dat de Staten zich de vraag moeten stellen, of die bezwaren zóó overwegend zijn, dat daarvoor de wenschelijke regeling moet achterwege blijven. De commissie bestaat uit de heeren: C. H. Backer, W. Bos, Bllchner, J. L. de Ledo Laguna, J. W. H. Rutgers van Rozenburg, Th. J. Waller, W. S. J. van Waterschoot v. d. Gracht en J. C. de Vries. opgeworpen, waarop een prieel wa9 gebouwd. Van het groote terras gezien, scheen het alsof de laan hier afgesloten werd door een gordijn van geel en violet vlier en goudenregen. De ruimte tusschen de beuken werd aangevuld met gras en struikgewas. Gravin Kijborg had den tuin op deze wijze aangelegd, ten minste, zij had er het plan van opgemaakt. Voor de uitvoering hadden de graaf en de tuinman gezorgd slechts hier en daar werd door de gravin eene verande ring gebracht. Tegenwoordig echter had de landvrouw niets meer met den tuin op. Uit de richting van Preinitz kwam onder dikke stofwolken een open landauwer aanrij den, waarin een heer zat met een zwarten, slappen hoed op. Toen het rijtuig met de twee stevige paarden den tuinmuur wilde omrijden, riep hij den eenvoudig gekleeden koetsier een paar woorden toe, om dezen te beduiden, voor de tuinpoort stil te houden. De heer steeg hier uit en sloeg het portier achter zich dicht. Terwijl het rijtuig naar het koetshuis reed, trad de man door de zijpoort in den tuin. Het was iemand van ongeveer vijftig jaar hoog en krachtig van gestalte, met een vol» bloeiend gelaat en een dunne, krullende» eenigazins grijze baard. In zijne groote» levendige oogen lag eene uitdrukking van» onrustige zorg. Nadat hij de poort gesloten had, stak hij de met grove, lederen hand schoenen bekleede handen in de zakken van zyn jas en liep met langzame schreden en met gebogen hoofd op het terras toe. „Welkom, beste Züssow, wat voert u in den vroegen middag zoo tot ons werd hem plotseling van het terras toegeroepen. Toen hij opkeek, zag hij gravin Kijborg daar staan, NEDERLAND. HELDER, 3 December. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Zitting van Dinsdag 1 December. Staatsbegrooting. De heer Havelaar is beCedigd. De heer Van Alphen betreurde, datde{) Regeering geen woord van sympathie over 1, had voor het sociaal congres te Amsterdam. U De motie-Tydens bestrijdt hij. De heer Schaepman was 't eens met de Regeering, dat het kiesrecht wel in dit' vierjarig tijdperk moet hervormd worden,' maar niet urgent is. Hij hield de bevoegd-|rj heid der Kamer vol, om andere zaken te^ doen, al had hij gedacht, dat defensiecj vóór belastinghervorming had moeten gaan,, Uit de woorden van den minister var welke hem toeknikte. Zij had een wolachtige^* Bordeau-roode morgenjapon aan, welke voo: r hare teedere gestalte wel wat zwaar toescheenal „Ha, de genadige gravin I" en met vee,j| krachtiger tred trad hij het terras op eijJ kuste galant de kleine hand, welke zij hen 1 toestak. „Goeden morgen I Ik zoek Kijborijl en daar ik dacht, hem wel in zijn atelier tj zullen vinden, ben ik maar door den tui£ binnengekomeu. Gaat het goed met d zaal Mijne vrouw heeft mij er van vei teld." Hij zette zijn hoed weder op en keek i de openstaande tuinzaal, waar eene opeeijl hooping lag van oude tapijten, welke van r wanden waren afgescheurd, terwijl een pa mannen op ladders bezig waren, daarvoi nieuwe ia de plaats te stellen. Dicht bij cl deur stond een net gekleede jonge mi 1 met een grijzen, vilten hoed in de hand. j I „Ja, ik ben bezig, mijn tuinzaal volgens J nieuwste mode in te richten en dan teve al de ouderwetsche meubelen van de hand doen," zeide zij. „Gij kunt mij misschi helpen, dien Hinken, maar wel wat hardne I kigen jongen man tot andere gedachten II brengen het oude meubilair schat bij lijk honderd mark lager dan ik. Op ml reis naar Berlijn heb ik al het nieuwe I zijne firma gekocht, onder voorwaarde, dat I het oude voor matigen prijs zou overnemtl ik ben echter niet van plan, het zoo m I weg te gooien „Wat ik u verzoeken mag, gravin.. (Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1