NIEUW EDIEPEREHÜ COURANT.
HELDERSCHE-
M 24.
Vrijdag 24 Februari 1893.
Jaargang 51.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
A. Adriaaasa.
BERICHT.
Het korps Mariniers.
NEDERLAND.
GU1UÜFECEITRIL,
Kanaalweg 84, Helder.
Restaurant op alle uren van den dag.
5 BILLARDS,
VERGADERZALEN, etc., etc.
JQlïB
HQIMIJD,
Geïllustreerd Weekblad
VOOS
JONGELUI.
f 1.25 per knartaai.
Bij alle
boelr handelaren
verkrijgbaar.
Het boeiendste en goed-
koopste jongensboek is
De
VISSCHERIJ,
Weekblad voor Zee- en
Zoet watorviaoeherlj
Vloebteelt, Vlachborei-
dlng en Vlacbbandel
fl.26 per knartaai.
Bij alle
boekhandelaren
arerlrrijgbaar.
KONINQ3TBAAX 21.
BOflflE CHAOSSDRE
SPECIAAL ADÏ18 VOOB
SC HOEN EX NAAK A AT.
Het Vaderland! ghetronwe
Bliji iele tot in den doot.
Wilhelmuslied.
VersobUnt lederen Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per 8
Voor de courant binnen de geineeente
j naar de overige plaatsen van Nederland
alle landeD, die in het postverdrag
rijn opgenomen (inbegrepen
OoBt-Indië en Amerika).
www w Zuid-Afrika
maanden:
f 0.70, met Jong Holland f 1.20
0.90, 1.40
w 1.75, www 2.60
2.50, „4.—
REDACTEUR-UITGEVER
J. H. YAN BALEN.
Molenplein.Helder.
Pjr ij a der Advertenties:
Vi« 1—S rtg.1. 50 «U, sik. «g.llme.r 10 et. - Bij .b.an.m..t, er gdug n» d.
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Advertentiën voor liefdadige doeleindenP*r T#8*1
Dienstaanbiedingen voor den werkenden standw w
De Advertentiën k
innen overal worden geplaatst
tussehen den tekst.
Tengevolge van de weinige aan
vragen om banden voor liet vroegere
feuilleton van ons blad, de roman
„Eva," hebben wij besloten geen banden
meer te laten maken. Voor de
roman ,,De Referendaris" zijn derhalve
geen banden verkrijgbaar.
Sinds in het eind der maand December
van het vorige jaar de „Staats-Courant" de
pensionneering van een luitenant-kolonel en
het eervol ontslag van een kapitein bij het
korps mariniers openbaar maakte, wacht
men bij dat korps te vergeefs op aanvulling
in die rangen.
Tot nog toe bleef de bevordering achter
wege, die waarlijk niet behoefde opgehouden
te worden, omdat ze te snel gaat.
Er schijnt dan cok eene andere reden
voor te zijn. Nu en dan melden de dag
bladen, dat er eene reorganisatie van het
korps mariniers in aantocht is, die bestaan
zoude in inkrimping van het aantal hoofd
officieren, kapiteins en luitenants.
In hoeverre die berichten waarheid be
helzen, is voor oningewijden niet uit te
maken het staken der bevordering duidt
echter aan, dat er iets in de maak is, dat
op het oog heeft vermindering van het
hoogere officierskader en dientengevolge be
perking van vooruitzichten op elk gebied.
Wij mogen vragen, waarom daartoe moet
worden overgegaan en of het oogenblik
eventueel goed zoude gekozen zijn?
Nadat de Minister van Marine de por
tefeuille aanvaardde, werd verwacht dat de
organisatie der Marine bij de wet, ook door
's Ministers voorganger eene wenschelijke
zaak genoemd, zou worden voorbereid.
Voor eene marine, als de Nederlandsche,
met hare eigenaardige behoeften, een eerste
eisch, om te ontkomen aan de noodlottige
gevolgen van steeds wisselende inzichten,
zoude organisatie bij de wet ook de stabi
liteit van het personeel in de hand hebben
gewerkt.
Eene dergelijke wet moet samengaan met
de algemeene regeling van de levende strijd
krachten, met haar ten minste een ondeel
baar geheel uitmaken vandaar dat men
haar eerst met die regeling zou kunnen
verwachten.
De behandeling van de laatste begrooting
heeft aan die verwachting echter niet vol
daan. De Minister heeft toch te kennen
gegeven, dat, wegens de groote bezwaren,
die er aan verbonden zouden zijn, geene
organisatie van de marine bij de wet van
hem te wachten is.
Zoo is de weg van stuksgewijze verande
ring geheel opengebleven en zal helaas het
korps mariniers daarvan de gevolgen voor
de zooveelste maal ondervinden.
Zonder te weten waarin de reorganisatie
zal bestaan en zelfs aannemende dat bij
eene wettelijke regeling hetzelfde zou worden
voorgesteld, als thans in aantocht is, is het
onderscheid toch hemelsbreed.
Bij eene organisatie bij de wet, wordt het
wetsontwerp toegelicht, door voorloopige
verslagen, memoriën nader onderzocht en
verduidelijkt, bij de openbare beraadslaging
besproken, zoo noodig en mogelijk gewij
zigd en last not least heeft van af het
verschijnen van het wetsontwerp ieder be
langstellende en deskundige de gelegenheid
er tijdig kennis van te nemen.
Er bestaat alle kans dat gewichtige be
denkingen zullen worden aangehoord en
verwerktieder kan zich van den gang der
zaak een denkbeeld vormen, terwijl eene
wijziging, eene organisatie, bij Kon. besluit
eerst kan worden gewaardeerd, beoordeeld,
wanneer men staat voor een fait accompli.
Zoo is 't ook in 't onderhavig geval. De
organisatie zal eerst worden gekend door
hen wien 't aangaat, die er belang in stellen,
die mede een oordeel kunnen vellen, als
zij zal worden ingevoerd.
Dan is het voor bedenkingen te laat, en
daarom blijft er voor belangstellenden niet
anders over dan, voordat iets bekend is,
eenige vragen te stellen, die het onderwerp
raken.
De eerste vraagwaarom thans tot eene
reorganisatie van het korps mariniers, afge
scheiden van die der geheele marine, moet
worden overgegaan, verklaren wij niet te
kunnen beantwoorden.
De noodzakelijkheid daarvan kunnen wij
niet inzien. Wei heeft men sinds jaren in
de Tweede Kamer de stereotype vraag
teruggevonden, waarom het korps mariniers
3 luitenant-kolonels telde, terwijl er volgens
de sterktelijst voor oorlogstijd slechts 2 be-
noodigd waren[doch deze lijst kan toch
waarlijk geen basis zijn voor organisatie.
Dit moet o. a. al dadelijk in het oog
vallen, als men haar van bovenaf aan con
sulteert. Dat voor onze marine in oorlogs
tijd zouden noodig zijn 6 vlagofficieren en
64 hoofdofficieren, daarbij rekening hou-
dende met het charter van schepen, dat
tegenover den vijand gebracht kan worden,
moet aan velen dan wel overdreven voor
komen. Doch van die lijst is geen gebruik
gemaakt. Zij kon en kan niet anders be
oogen dan onder cijfers te brengen, wat
tengevolge van de bestaande dienstrege
lingen, tengevolge van successievelijk ge
maakte bepalingen omtrent commando's en
bemanningen, zoo hier als in Indië, geraamd
moest worden aanwezig te zijn, als al het
bestaande materieel in dienst zoude moeten
worden gesteld.
Zoo iets is uit den aard der zaak vreemd
aan het idee van organisatie, zooals dat ten
grondslag moet liggen aan een doelmatige
regeling van de levende strijdkrachten bij
de zeemacht en van haar materieel.
Ook voor het korps Mariniers kan die
j lijst geen maatstaf zijn, omdat de organisa-
1 tie in het algemeen niet is vastgesteld en
derhalve niet van te voren kan worden
aangenomen, dat in oorlogstijd de diensten
bijv. van een derden luitenant-kolonel over
bodig zouden zijn.
Nog nooit is door eene commissie ernstig
de vraag overwogen, of het niet raadzaam
is West-Indië te bezetten door mariniers,
evenmin of in Oost-Indië niet een detache
ment aan den wal zal worden gestationneerd
en of in oorlogstijd de omstandigheden
niet zullen kunnen medebrengen, dat het
geheele korps tot dienst aan den wal zich
gedwongen ziet om aan de verdediging des
lands mede te werken, bleef tot heden
buiten ernstig overleg en toch zijn die om
standigheden zeer goed mogelijk. *4
Dat het vrij groote excedent aan zeemi
liciens in oorlogstijd een zeer gewenschte
aanwinst zoude geven, om, bij het korps
mariniers ingedeeld, mede te werken aan
de verdédiging der maritieme stellingen en
aan de kustverdediging, wie kan het be
twisten
Voor dat alles zullen beproefde officieren
noodig zijn en in voldoend aantal. Het
tegenwoordig getal zal in oorlogstijd dan
blijken niet te groot te zijn. Wij zouden
daarom willen vragen, of het in 't belang
der algemeene zaak niet gewenscht genoemd
moet worden, om met eene reorganisatie
van het korps mariniers te wachten, totdat
principieel omtrent bovenstaande vragen
zal zijn beslist.
En eene principieele beslissing is 0. i. ook
voor dit kleine onderdeel het beste te
nemen, wanneer het vraagstuk der regeling
van de levende strijdkrachten in zijn geheel
aan de orde komt.
Wij voor ons hebben geen vrees, dat
inderdaad enkele officieren der mariniers
werklooze toeschouwers zullen zijn, als in
Nederland de oorlog woedt. Ook in het
stelsel, door den M. v. O. in zijne orga
nisatie van de Landmacht ontwikkeld, zullen
officieren der mariniers, die zonder troepen
mochten blijven, wel eene eervolle plaats
vinden bij de landsverdediging er is
niet aan te twijfelen I
Doch wij gelooven niet, dat de geest, die
altijd tot hervorming, zegge vermindering
heeft aangespoord, daarmede tevreden zal
zijn.
Heeft „Marine", zoo vraagt men, met
dat gedeelte der Landsverdediging te stellen,
j 't welk buiten hare onmiddellijke sfeer ligt
Zal „Marine" officieren betalen, die per
slot van rekening onder „oorlog" zullen
gaan vechten
Daar kan men niet over heen stappen.
Kon men dat wel, dan behoefde er op
reorganisatie niet te worden gewezen want
voor vredestrijd beantwoordt de tegenwoor
dige organisatie vrij goed aan de eischen,
die men aan de bijzondere omstandigheden,
waarin het korps mariniers verkeert, stellen
moetis verandering stellig niet urgent.
Omdat echter altijd op hetzelfde aam
beeld wordt gehamerd, zouden wij bij de
zeemacht zelve de taak en organisatie van
het korps voor oorlogstijd en in Oost en
West gaarne zien afgerond eene aangele-
genheid, die ter beslissing kan komen bij
j de algeheele regeling der levende strijd-
krachten.
Zooals wij boven reeds opmerkten, is eerst
ddn het oogenblik voor principieele oplos-
1 sing 0. i. aangebroken. Thans achten wij
eene reorganisatie, die op vermindering
uitloopt in de enkele hoogere rangen, niet
aanbevelenswaardig; en juist met het oog
op het onbevredigde, dat in de gestadige
onzekerheid en de vele onafgedane vragen
gelegen is, blijft van ontmoedigenden invloed
op de zoo onmisbare veerkracht en vol
harding van het kleine korps officieren.
(De Amsterd.)
/Laten wij maar aan tafel gaan...." En Houchard
schelde en beval den knecht op te doen.
De gasten begaven zich naar de eetzaal. De gastheer
was een echte lekkerbek en reedsjde wijze, waarop de
tafel was gedekt, moest de binnentredenden hiervan over
tuigen. Bij elk couvert bevonden zich allerlei soort van
glazen, van het kleine glaasje voor Chateau-Yquem af tot
den slanken champagnekelk toeook het Bourgogneglas
en het geelachtige voor rijnwijn ontbraken niet. Niette
genstaande het winterseizoen was de tafel rijk met
bloemen versierd. Een schotel met kreeft vormde de
pendant van een enorme ganzenleverpastij en de kaviar
en rozenroode krabben lagen in bonte rijen door elkaar.
De zon, die een oogenblik door de wolken brak, speelde
met hare stralen op het kristal en het zilver. Alles bood
een pleizierigen aanblik en streelde zoowel de oogen als
de zinnen.
„Neemt plaats, mijne heeren, en laat ons de zitting
openen," zeide de dokter, „want op achterblijvers kunnen
wij niet wachten."
Achterblijvers Die zijn hier nietriep een wel
luidende stem.
„Ha, Girani, hen jij daarRijk allen de hand en neem
dan plaats. Door plichtplegingen zouden wij onnoo-
dig opgehouden worden. Alleen mijnheer Ploërné moet
ik u nog voorstellen. Veroorloof mij, beste vriend,
markies Girani.... Zoo, nu gaan wij maar terstond aan
tafel."
De binnengekomene boog, en nam plaats tussehen den
dokter en luitenant Listel. Ploërné, die aan het andere
einde der tafel zat, bekeek den Italiaan onderzoekend.
Deze was de eenige aan tafel, dien hij niet kende en de
eenige burger onder de gasten van den dokter. Hem
beviel echter de aanwezigheid van den jongen man niet,
de groote vertrouwelijkheid met zijne vrienden scheen
hem onnatuurlijk toe. Hoewel de markies reeds tweemaal-
bemerkt had, dat Ploërné zijne blikken op hem gevestigd
hield, bleef hij volkomen kalm en trok zich hiervan niets
aan. Hij voelde zich hier geheel thuis, was vroolijk
spraakzaam, en voorkomend voor zijne deelgenoten, at met
„Ik heb eene goede verontschuldiging.... Raad eens
Wat ik meebreng?"
„Als het goed weder is, is het welkom."
„Het is veel beter, want mooi weder blijft tocli niet
lang. Maar van den vriend, dien ik buiten ontmoet heb,
kunt gij niet hetzelfde denken."
Bij deze woorden opende hij de deur wagewijd en liet
een persoon van middelmatige grootte, in officiers-uniform,
met gebruinde en vermoeide trekken, binnen. In een
oogenblik was het geheele tooneel in den salon veranderd.
De dokter sprong uit zijn fauteuil op, de anderen rezen
eveneens overeind en uit aller mond klonk het tegelijk
//Ploërné 1"
„Ja, mijn vrienden, Ploërné, dien ik zooeven op de
Marineprefectuur ontmoette, en dien ik uitgenoodigd heb
hier het ontbijt te gebruiken, natuurlijk als het veroor
loofd is?"
„Dat is ook een vraag
„Waar kom je vandaan, beste Ploërné?'
„Sinds wanneer hen je te Toulon
„Blijf je voor goed hier?"
„Hoe gaat het met je
De vreemdeling stond bij dit kruisvuur van vragen,
met een glimlachje om den mond, onbeweeglijk midden
in den salon, zonder er aan te denken zijn zwaren jas
uit te doen. Zijne vrienden wisten daar echter wel raad
op, zij ontdeden hem van muts, sabel en jas, en lieten
hem in zijn groot tenue, waarin hij zich gekleed had, 0111
zich aan zijn chef voor te stellen, bij den haard staan,
terwijl hij hen allen met vochtige oogen monsterde.
„Ja, het gaat mij zeer goed, ofschoon mijne gezondheid
wel wat achteruit gegaan is. Ik h.en hedenmorgen vroeg
met de „Providence", regelrecht uit Shanghai, te Toulon
aangekomen. Nu ben ik voor goed terug."
„En de andere kameraden hebt gij zeker wel in goeden
welstand verlaten
„Niet te best. De dienst was zwaar en de veldtocht
niet gelukkigeen aantal der onzen hebben er hun leven
bij ingeschoten."
„Waart gij niet te zamen met Marechand
HELDER, 23 Februari.
Officiëele berichten
uit de „Staatscourant"
Bij Kon. besluit is Daniël de Lange, di
recteur van het a-Capella-koor te Amsterdam,
benoemd tot ridder in de orde van den
i Nederlandschen Leeuw,
j Ingevolge Kon. besluit van 21 dezer wordt
j Hr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. „Bonaire"
met 16 Maart a. s. te Hellevoctsluis uit dienst
gesteld en de kapt.-luit. ter zee VV. G. van
Nes eervol van het over dien bodem gevoerde
I bevel ontheven.
De Minister van Marine brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat in dit jaar 4
jongelieden kunnen geplaatst worden als
adsp.-administrateur bij de Kon. Ned. zee
macht. Nadere bijzonderheden bevat de
„Staatscourant".
Den 13 dezer heeft te Berlijn de uitwisse
ling plaats gehad der acte van bekrachtiging
der op 28 Nov. 1892 aldaar tussehen Neder
land en Duitschland gesloten overeenkomst
tot regeling der aansluiting op de Nederl.-
Pruisische grens van deu locaalspoorweg Sit-
tard-Herzögenrath.
De Minister van Marine brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat in dit jaar bij het
j Kon. Instituut voor de Marine alhier, na
vergelijkend examen, 20 jongelingen kunnen
worden geplaatst als adelborst voor den zee-
j dienst. Nadere bijzonderheden bevat de
„Staatscourant".
j De Rijkscommissie voor de examens ter
verkrijging van een diploma als stuurman
aan boord van koopvaardijschepen zal, over-
i eenkomstig het hij Kon. besluit van 17 Juni
I 1891 vastgestelde reglement voor die exa-
mens, aanvangende ié Mnart a. s., ten 9|
ure, zitting houden te Rotterdam, in het
gebouw der Loge aldaar. Nadere bijzonder-
heden bevat de „Staatscourant".
j Het Bestuur van den „Radicalen Bond"
heeft eene oproeping tot aansluiting verspreid,
waarin er op wordt gewezen, hoe het stelsel
i van algeheele onthouding van staatstusschen-
komst heeft geleid tot onderdrukking van
den zwakke door den sterkere en hoe het
meer en meer noodzakelijk blijkt, het staats
gezag dienstbaar te maken aan het werk der
economische verbetering, zonder echter te
vervallen tot het andere uiterste, een stelsel
van staatsalmacht, eene maatschappelijke or
ganisatie, waarin alleen de staat produceert
en het particulier initiatief geheel is terzijde
gesteld.
Ingrijpende verbeteringen echter zijn van
de liberale parij niet te verwachten, daar zij
machteloos is door verdeeldheid in eigen boe
zem, welke slechts kan worden verborgen ge
houden door den mantel der politiek. Wie