NIEUWEDIEPER COURANT.
HELDlRSCHE-
M. 75.
Jaargang 51
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
Premiën.
Zonlas 25 Juni 1*93.
De Veefokker.
Het uitroomen der Melk,
De Referendaris.
NEDERLAND.
Het Vaderlaadt nhotrouwo
Blijf ick tot in den doot.
Wilhelmuslied.
EN
Eu dcsciperrer' nimmer I"
Ja» Pielen. Co en.
Vor«oHl)nt leaerea Olnsanit, Dondera«« oa Zat^rdia:.
Abo
«r 8
t binnen de gemeeente
naar de overige plaatsen van Mederland
alle landen, die in het poatvcrdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Ou»t-Indiö en Amerika).
i Zuid-Afrika
P r ij c dar Advarte
tiaa
J. H. VAN BALEN.
Molenplein.Helder.
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang vee de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Advertentieu voor liefdadige doeleinden par regel I C't.
Dienstaanbiedingen voor den werkenden standS
De Advertentieu kunnen overal ivorrlen r/'lt/'inttt tnssehen den tekst.
Voor de abonnés van ons blad zijn,
tegen veel verminderde prijzen, ver
krijgbaar de volgende werken:
Anuteckeniiigen van den fokker
omtrent zijn melkvee,
door
H. B. Hylkema
Directeur der Leeuwarder Melkinrichting.
Prijs 40 cent, franco 50 cent.
door
H. B. Hylkema,
Directeur der Leeuwarder Melkinrichting.
Prijs 20 cent, franco 25 cent.
Het Geheim
van den Toovenaar,
door
Andrê Laurie.
Prijs 50 cent, franco 60 cent.
OorsDrontelljle (Haatsite Roman,
door
J. STORM.
Prijs 50 cent, franco 60 cent.
Het bedrag kan per postwissel worden
overgemaakt. Bestellingen, die niet
vergezeld gaan van het bedrag, worden
niet uitgevoerd.
Neerboseh.
Toen onlangs de brochure over Neer
bosch door verschillende bladen werd
besproken, hebben wij een stuk opge
nomen, dat inhield dat aan de voor
naamste beschuldigingen van de beide
schrijvers niet zooveel gewicht was te
hechten, terwijl de onjuistheden van
sommige hunner voornaamste beschuldi
gingen werden aangetoond.
Thans wordt evenwel door een oud-
verpleegde van Neerbosch, den heer E.
Kwast, in „De Ochtendbode" diezelfde
beschuldiging herhaald en worden
nieuwe gevallen genoemd van zware
mishandeling, die zelfs door den lieer
of mevrouw Van 't Lindenhout per
soonlijk moeten zijn volvoerd.
Over de ligging wordt niet ge
klaagd, alhoewel er 's zomers in de
hoeken van de ledikanten „wantjes"
zaten.
Wat het eten betreft, verklaart
schrijver er in zijn tijd „altijd nog wel
een bos wortelen" bij te hebben gelust,
en dat het tekort dikwijls moest worden
aangevuld door diefstal. Zijn zuster,
die nog in Neerbosch wordt verpleegd,
zegt echter, dat 't in den laatsten tijd
beter is geworden.
Onder de harde waarheden in de
brochure rangschikt schrijver echter „de
geeseling in 1t Godshuis", waarvan hij
met namen en toenamen een paar staal
tjes geeft, toegepast op hemzelven, drie
zijner kameraads en zijn zuster. Wij
laten ze hier beide volgen. Aanleiding
tot de eerste strafoefening was het er
kende feit, dat de jongens appelen
hadden gestolen uit de provisiekamer.
De afstraffing, waarvoor de godsdienst
oefening werd geschorst, had plaats in
de kerk voor den preekstoel, door den
heer Van 't Lindenhout in eigen per
soon.
„Het eerste wat wij doen moesten,
schrijft de oud-verpleegde Kwast, was
de broek uittrekken, en dan begon de
geeseling in den waren zin van 't
woord. Het eerste werd Abram Koster
op de bank gelegd en door vier van
't helpend personeel aan handen en
voeten vastgehoudenop een onmen-
schelijke manier werd hij net zoolang
geslagen, dat hij riep „Van 't Linden
hout, sla mij nu maar heélemaal dood."
Gelukkig was hij flink en sterk van
gestelhij was 16 jaar oud nu num
mer twee, ook nogal een flinke jongen,
die er op dezelfde wijze van langs
kreegnu kwamen de twee kleine dis
cipelen, beneden 11 jaar oud. Verschei
dene meisjes, die dit alles moesten aan
zien, huilden van weemoed.
Het was, of werd de weesvader hoe
langer hoe woedender wij beiden klap
pertandden, maar dat hielp nietseen,
twee, drie, en ik werd als een schaap
dat geslacht moest worden bij handen
en voeten op de bank gelegd, en daar
begon de derde geeseling. Ik kan u
niet zeggen, lezer, in welken toestand
ik mij bevond; de broek uit, door 4
personen aan handen en voeten vast
gehouden, en dan net zoolang slaan,
dat er een van de vier, die mij vast
hield moest zeggen „Van 't Linden
hout, sla den mageren Kwast niet dood.'
Kunt gij u deze woorden nog herinne
ren, B. v. d. Schuur? Ik zou haast
zeggen, dat kunt ge niet vergeten.
Hoe mijn vriend Jacob Sinia gegeeseld
werd, blijkt uit het volgende. Toen
wij des avonds naar bed gingen, waren
j er veel jongens van onze slaapkamer,
die onzen rug en achterste wilden zien
wij voldeden aan hun verzoek, en nau
welijks hadden wij. ons hemd opgetild,
of ik hoorde zeggen „Nou, het rauwe
vleesch komt er bij .Tacob door' dit
zijn dezelfde woorden. Nu, die arme
Jacob is het ook te weten gekomen.
Van dien tijd af klaagde hij altijd over
pijn in den rug. Het toeval wilde, dat
wij beiden een tijd daarna als inlegger
op de drukkerij kwamen, doch Jacob
bleef over pijn in zijn rug klagen; hij
was niet lang op de drukkerij, of hij
ging naar het ziekenhuis en kwijnde
langzaam aan de tering weg...
Ik zal niet zeggen, dat Jacob tenge
volge van die geeseling is overleden,
maar een duister geheim ging het
graf in.
Begrijpt de lezer nu, waarom er een
stem uit het kille graf tot mij sprak
„laffe vriend
Een tweede geval.
Twee van 't helpend personeel zouden
naar Amerika vertrekkenhet waren
Pietje van uer Wal en Ida Zwarts,
beide vroeger weezen. Haar koffers
werden eenige weken eerder wegge
stuurd. Die enkele weken kregen zij
van mijn zuster een verschooning ter
leen mijn zuster kon dit doen, door
dat zij van grootmoeder geld had ont
vangen en daar ondergoed voor had
gekocht, doch hier wist mevrouw Van
't Lindenhout niets van.
Nu gebeurde het op een morgen,
dat mevrouw zich verbeeldde, dat zij
goed uit haar linnenkast miste. Direct
had zij vermoeden op Ida en Pietje
dit vermoeden sprak zij uit tegenover
mijn zustermijn zuster nam het voor
Ida en Pietje op en zei tegen mevrouw,
dat dit niet waar was, en dat zij het
210
„Gewond Hoe en waar
„Zijn arm is verbrijzeld en hij heeft een kogel in de borst."
„In de borst?"
„Ja, de dokter heeft hem er niet uit kunnen krijgen.
Hij schijnt langs de ribben te zijn gegaan tot in den rug,
heel dicht bij de wervelkolom."
„O, mijn God," herhaalde de arme vrouw ontzet, „o, mijn
God
//Alleen deze wond baart ons zorg, de arm heeft niets
te beteekenen. In het koude en onbewoonde landhuisje
daar heeft dr. Pelisier hem niet goed kunnen onderzoeken,
daarom hebben wij hem hierheen doen brengen."
„Hoe hebt ge dat gedaan?"
„In een meubelwagen op een matras, die wij opgehangen
hebben als een hangmat; de admiraal kwam op dat denk
beeld."
„En de andere.... Roqnière
„O, die.... die is dood."
Mevrouw de Saint-Maurice vouwde de handen.
„God is rechtvaardig," zeide zij.
„En nu," zei Bernheimer, „hebben wij geen minuut te
verliezen. Zij zullen spoedig hier zijn met den gewonde."
„O, 't is waar, vergeef mij."
Zij stond op en met een levendigheid, die niemand ooit
bij haar zou vermoed hebben, begon zij hare bevelen uit
te deelen.
Een kwartier later werd de groote plaatsdeur geopend,
om den meubelwagen in te laten. De admiraal zat naast
den koetsier op den bok en sprong terstond op den grond.
Toen hij het toegeijlde dienstpersoneel gewaar werd, zette
hij een boos gezicht en riep: „De kamerdienaar en een
lakei hier en de rest rechtsomkeert, marsch
De bedienden stoven uit elkaar, terwijl de dokter uit
den wagen kwam.
De matras werd losgemaakt en langs de schuins neer
geslagen klep van den meubelwagen naar buiten gebracht.
De gewonde was doodsbleek en zijn linnen met bloed be
vlekt zonder de geruststellende verzekering van den dokter
had men hem voor dood kunnen houden. Zes mannen
droegen hem behoedzaam de trap op en legden de raatras
beleedigd.... Ik verlang nu echter, dat ce mij toestaat het
geen ik bedreven heb, zooveel mogelijk weer goed te maken.'
„En hoe zou dat moeten gebeuren
„De speculatie, die u. geruïneerd heeft, heeft mij rijk
gemaakt. Ik heb meer dan een millioen gewonnen. Neem
dat van mij aan en betaal er mee wat ge schuldig zijt."
„Onmogelijk Ik ben geruïneerd, door u geruïneerd en
daar is niets meer aan te doen."
„Maar wat ik u bidden mag, vergeet dan ten minste den
naam van hem, aan wien ik schreef. Maurice de Roquière.
Hij keek haar koel verachtelijk aan.
„Wat gaat u dat aan Dat is eene eerezaak."
„Ja, ik ben een ellendige, maar ik heb mijne mede
plichtigen te goed gekozen. Hij is een zeer gevaarlijke
tegenstander. O, ik bid u Of ik nu al de zijne ben
geweest of niet, wat kan u dat nog schelen na het vroeger
gebeurde
„U misschien niet, mij wel. Ik heb den eersten gedood,
ik zal het den tweeden ook probeeren te doen
„Ongelukkige, hij zal u dooden I"
„Dat is mijn zaak."
„Spaar uw leven toch
„Voor wie?" riep hij heftig uit.
„Voor Therese, die niet heeft opgehouden u lief te
hebben."
Maar op dreigenden toon voegde hij haar toe
„Ik verbied u den naam van dit edele, grootmoedige,
reine meisje te noemenals gij dien naam uitspreekt,
bezoedelt ge hem."
Zij zweeg beschaamd. Na eene kleine pauze zeide zij
„Wat beveelt ge?"
„Dat ge mij bevrijdt van uwe tegenwoordigheid," ant
woordde hij, bijna toonloos.%
Zij wrong in vertwijfeling de handen en zeide„Dan
weet ik wat mij te doen staat."
Zij wierp een laatsten blik op Raiinond en toen zij za£>
dat er niets meer van hem te hopen was, verwijderde zij
zich naar hare toiletkamer.
Hij bleef geruimen tijd zoo staan en luisterde naar liet
geruisch en geschuifel daarnaast. Toen kwamen hem Lydia s
haar geleend had.
Nauwelijks had mijn zuster deze
woorden gesproken, of mevrouw gaf
haar een duchtig pak slaag op haar
zwakken rugnu, elkeen van de oud-
weezen kent de vleezige handen van
mevrouw.
De lezer moet weten, dat mijn
zuster en die twee meisjes bij mevrouw
dienden.
Het slaan had bij mijn znster droe
vige gevolgen toen eenigeoogenblikken
daarna de drie meisjes koffie zouden
drinken, bleef mijn zuster weg, doch
na herhaalde malen roepen kwam zij
eindelijk geheel ontsteld beneden, doch
zij liet er niets van uit; zij huilde en
snikte maar.
Een uur naderhand kwam Pietje of
Ida wie weet ik niet meer op
zolder, en tot haar schrik zag zij eenige
doeken over een plas bloed liggen
direct vliegt zij naar beneden en weet
mijn zuster tot de bekentenis te bren
gen, dat dit bloed van haar was.... zij
had een zware bloedspuwing gehad. Zij
was al zwak en kon dus zoo iets niet
velen.
Zij kreeg spoedig de tering en werd
naar het ziekenhuis gebracht daar
werd zij liefderijk verpleegd door haar
eigen zuster. Doch de wet van oorzaak
en gevolg liet hier ook weder haar
recht gelden. Zij teerde langzaam weg
en stierf. Arme zuster...
Begrijpt de lezer nu, waarom er een
stem uit het kille graf tot mij riep
„laffe broeder
Wel terecht zegt „De Standaard",
dat er een onderzoek moet plaats
hebben.
Om den schijn van partijdigheid te
vermijden wil zij, dat er door de ver
schillende redacties van bladen een
commissie zal worden aangewezen.
Het verhaal van Kwast verliest veel
van zijne waarde door een schrijven van
de oud-weezen G. Heet veld, F. Hit
man en J. Boezel te *s Gravenbage, die
indertijd ooggetuigen waren van hetgeen
E. Kwast beschreef. Niet alleen toch
geven zij daarvan in de »H. Ct.' een
zeer belangrijk verschillende voorstel
ling en verklaren zij dat de straf nood
zakelijk was en op gepaste wijze werd
uitgeoefend, maar wat welsprekender
is dan redeneeringen zij verklaren
ook, dat.... eene zuster van Kwast nog
altijd een der meest geachte helpsters
op Neerbosch is.
HELDER. 34 J»<"
STATEN-GENERAA L
Tweede Kamer.
Zitting van Donderdag 22 J
De heer Valette heelt, na eeo fi
zitting genomen.
De vergadering begon met interpellatie;
Die van den heer Schepel, over den
toestand der haven te Delfzijl, stelde <lc
vraag, of het weinige wat de Regeerinp
doet" voor de bevordering der groo.e var;
in het Noorden, niet er toe zou leiden,
dat Duitschlaud zelf een zeehaven voor de
Eems zou aanleggen, ten nadeele van het
Noorden van ons land.
De Minister van Buitenl. Zaken ant
woordde, dat de Regeering alles doet tot
bevordering van de vaart op de Eems en
in het Noorden des lands, en de Minister
van Waterstaat protesteerde tegen de ge-