het onderwys vcreischt, nu f 700 of f 1400
is, dat doet cr z. i. weinig toe. De Voor
zitter tracht mede den heer Korver gerust te
stellen, door er aan te herinneren, dat de
rekeningen der gemeente de laatste jaren met
nogal belangrijke baten hebben gesloten de
benoodigde f 700 zullen daaruit wel zijn te
vinden. De oproeping van sollicitanten op
een tractement van f 550 is eerst gedaan,
dus verzekert Voorz. den lieer Korver, nadat
in de vorige zitting door een der leden was
voorgesteld de jaarwedden te verhoogen. Van
twee kwaden het beste kiezende, meenden B.
en W. niet anders te kunnen handelen.
De heer Over de Linden zou liever de positie
der andere onderwijzers willen verbeteren,
daar dit de jongeren zou aanmoedigen. Daar
het voorstel z. i. niet geschikt is om terstond
in behandeling te worden genomen, wenschl
hij het ter onderzoek en om advies in handen
eener Commissie te stellen. Naar sprekers
overtuiging hebbeD de onderwijzers, die on
langs voor eene benoeming alhier bedankten,
zulks gedaan omdat de toekomst zoo weinig
rooskleurig was. De heer Vos verzekert,
dat het bedanken dier onderwijzers hoofd
zakelijk een gevolg was van de onbehoorlijke
handelingen van cenige onderwijzers alhier,
die hunne collega's de aanneming der benoe
ming ontraadden. Hij had op grond daarvan
in het voorstel de bepaling willen opnemen,
dat verhooging van jaarwedden o. a. slechts
kan worden toegekend na gebleken goed
gedrag, ter beoordeeling van B. en W., doch
de meerderheid in hei D. B. was het niet
met hem eens. (De heer Hordijk komt ter
vergadering.) De heer Over de Linden
zegt, zich niet met het voorstel van B. en W.
te kunnen vercenigen. Hij vindt hooge
tractementen voor de jongere onderwijzers
minder noodig als het verbeteren der voor
uitzichten. De heer Zurmuhlen ontvangt
op zijn vraag, waarom de voorstellen der
vroeger met het onderzoek «lezer aangelegen
heid belast geweest zijnde Commissie zijn ter
zijde geschoven, van den heer Vos ten ant
woord, dat deze in dit ontwerp liggen opge
sloten. De heer Zurmuhlen zou gaarne
hebben gezien, dat de Commissie ook thans
gekend was geworden. De heer Van Neck
is van oordeel, dat in den onderwijzersnood
moet worden voorzien, ook al moest het
f 1000 kosten. Hij meent echter ook, dat
de weinige ambitie, die de onderwijzers too-
nen om naar hier te soliiciteeren, meer ligt
aan de gebrekkige vooruitzichten, die zij op
lateren leeftijd hebben. Op de vraag des
heeren Zurmuhlen, of cr geen middel zou
zijn te vinden om ook de positie der oudere
onderwijzers te verbeteren, zegt de Voorz.
dat middel niet te kennen, hoe gaarne hij er
ook toe zou willen medewerken. De heer
Oudenhoven geeft nog in overweging om nu,
als noodmaatregel, sollicitanten op te roepen
op een jaarwedde van f 550, zonder daar
door voor het vervolg tc zijn gebonden.
Het voorstel van B. en W. wordt nu in
stemming gebracht en met 12 tegen 5 stem
men aangenomen. Tegen stemden de
heeren Govers, Korver, Over de Linden,
Spruit en Verfaille.
Met eenparige stemmen wordt hierop vast
gesteld de Verordening tot regeling van het
leergeld der Zeevaartschool, hoofdzakelijk
behelzende dnt het schoolgeld bedraagt voor
den vasten cursus f 2+ per jaar en voor de
stuurlieden-afdeeling f 4 per maand en dat
minvermogenden tegen verminderd leergeld of
kosteloos tot de school kunnen worden toe- j
gelaten.
De Verordening op de invordering der ge- I
noemde schoolgelden, hierna ter goedkeuring j
aangeboden, gaf tot eenige discussie aanleiding, j
wijl daarin wordt bepaald dat de betaling kan
plaats hebben in 12, 6 of 4 termijnen. De heeren
Zurmuhlen cn Korver wcnschen bepaalde
termijnen tc zien aangegeven, daar zij vreezen
dat, blijft dit aan de willekeur der ouders
van leerlingen overgelaten, dit tot bemoeilij
king der controle van de zijde des gemeente
ontvangers aanleiding zal geven. Ten slotte
wordt echter ook deze Verordening met 15
tegen 2 stemmen aangenomen. De heeren
Zurmuhlen en Korver stemden tegen.
Alsnu wordt overgegaan tot benoeming van
een brugwachter aan de Spoorbrug, 'oor welke
betrekking zich een groot aantal sollicitanten
aanmeldden. Door B. en W. wordt de volgende
voordracht aangeboden 1. J. J. Bul; 2. A.
J. de Bunje .3. J. W. H. Donkersloot4. A.
Dienaar 5. J. Dito 6. J. C. Molenaar. Uit-
gebracht worden op Donkersloot 7, But 4, j
Dito 2, C. Bakker 2 stemmen en A. J. de
Bunje en J. C. Molenaar ieder 1 stem. 1
Geene volstrekte meerderheid verkregen zijn
de, wordt eene nieuwe vrije stemming ge
houden.
Nu worden uitgebracht op Donkersloot 9,
But G, de Bunje en Bakker ieder 1 stem,
zoodat J. W H. Donkersloot is benoemd.
Gelezen worden
1. Brief van den heer C. W. H. Louws,
onderwijzer aan de gemeenteschool No. 4, j
verzoekende eervol ontslag uit zijne betrek- j
king, tegen 1 September a. s., wegens ver
trek naar het buitenland. Met eenparige
stemmen wordt gunstig op dit verzoek be- I
schikt.
2. Brief van den heer C. S. Ponger, on-
derwijzer aan school No. 7b, inhoudende het
verzoek om eervol ontslag als zoodanig tegen
21 Augustus a. s., wegens benoeming te
Buiksloot, en
3. Schrijven van het hoofd der laatstge-
noemde school, den heer J. P. van Varik,
te kennen gevende dnt bij hem geene be
zwaren bestaan tegen de inwilliging van het
verzoek van den onderwijzer Ponger, indien
de onderwijzer D. de Liefde, die zich be- i
reid heeft verklaard terstond in dienst te
treden, tot zijnen opv. Iger mocht worden be- I
noemd. Do Voorzitter stelt voor, liet ge- j
vraagde ontslag, ingevolge de Verordening,
6 weken na datuiu te verleenen de benoeming
van een plaatsvervanger kan nl. in deze zit
ting niet geschieden, daar de vereisclite stuk
ken nog niet van den schoolopziener zijn
terugontvangen. De heer Korver geeft in
overweging het ontslag te doen ingaan op
den dag, waarop in de betrekking zal zijn
voorzien. De heeren Hordijk eu Over de
Linden betoogen dat de Verordening niet op
de ontslag-aanvrage van den heer Ponger
kan worden toegepast, daar deze in werking
is getreden nadat deze onderwijzer hier in
functie kwam. De heer Van Ncck stelt hierop
voor, het gevraagde ontslag op 1 September
a. s. te doen ingaan, welk voorstel, in stem
ming gebracht, met 15 tegen 2 stemmen
wordt aangenomen. Tegen stemden de heeren
Korver en Oortgysen.
Voorlezing geschie'dt van een adres van
het bestuur der Vereeniging «Liefdadigheid
naar Vermogen" alhier, te kennen gevende
dat de Vereeniging zich in den zomer van
1891 tot den Raad wendde met het beleefd
verzoek dat van gemeentewege mocht worden
overgegaan tot het stichten van een oude-
liedenhuis, op welk beleefd verzoek in het
geheel geen antwoord werd ontvangen. Me-
dedeelende dat ter alg. vergadering vnu 13
Juni jl. tot de slichting door de Vereeniging
van zoodanige inrichting is besloten, verzoekt
adressante nu, haar, ter tegemoetkoming in de
kosten van stichting en onderhoud van de nuttige
inrichting, waarin oudelicdcn van iedere ge
loofsbelijdenis kunnen worden opgenomen, uit
de gemeentekas eene subsidie van f 500 te
verleenen. De heer Oudenhoven geeft er
zijne verwondering over te kennen, dat de
Vereeuigiug op haar vorig adres in 't geheel
geen antwoord heeft ontvangen en vraagt
lioe zoo iets mogelijk is. De Voorzitter
deelt mede dat bedoeld adres toenmaals is
terzijde gelegd, omdat de inwilliging van het
verzoek niet lag op den weg van den Raad,
daar dit zou zijn in strijd met de armenwet.
Op grond daarvan stellen B. en W. dan
ook voor, ook on afwijzend op het adres te
beschikken. Den heer Korver komt de
stichting zeer gewenscht voor, waarom hij in
overweging geeft, te onderzoeken of er ook
termen kunnen worden gevonden om deze te
bevorderen. De Voorzitter toont het on
mogelijke hiervan aan. Wilde men deze par
ticuliere instelling steunen, dan zouden de
verschillende kerkgenootschappen daarop even
zeer recht hebben. Tot stemming over
gaande, wordt met 12 tegen 4 stemmen af
wijzend op bet adres beschikt. Voor de in
williging van het verzoek stereden de heeren
Bakker, Over de Linden, Van Twisk en
Zurmuhlen. De heer Korver onthield zich
van stemming.
Met eenparige stemmen wordt, op haar
daartoe gedaan verzoek, aan de Vereeniging
van onderwijzers alhier, nok voor het Ver-
ecnigingsjaar 1893-94 uit de gemeentekas
een subsidie van f 200 verleend, ter tegemoet
koming in de kosten van haren cursus voor
de hoofdakte, en zulks nadat de heer Korver
van den heer Vos de verzekering heeft ont-
vnngen dat de leden der Vereeniging ook
zelve in de kosten bijdragen.
Voorgelezen wordt een adres der afd. Hel
der van de Holl. Maatschappij van Landbouw,
inhoudende het verzoek om aan de veehouders
uit de polders Koegras en Huisduinen te
willen vergunnen hunne melk naar deze
gemeente met hondenwagens te mogen ver- j
voeren, daar de hoeveelheid van velen te
onbeduidend is, om daarvoor andere middelen j
van vervoer op na te houden. Namens
B. cn W. wordt door den Voorzitter voorge- j
steld, op dit verzoek afwijzend te beschikken,
op grond dat het vervoer per hondenkar zeer
weinig zal bcteekenen en de ongemakken,
die daaruit kunnen voortvloeien, niet gering
te schatten zijn. Staat men den landbouwers
toe, honden als trekdieren te gebruiken, dan
zouden bakkers, kruideniers en venters dat
recht ook moeten hebben. De heer Zurimih-
lcn geeft in overweging toe te staan flat
hondenkarren buiten de bebouwde kom der
gemeente worden gebruikt, dan zou althans
ten decle aan hel verzoek zijn voldaan.
Dc heer Hordijk is er daarentegen voor, de
Politic-verordening op dit punt streng te
huudhaven, om te voorkomen dat de honden
worden afgebeuld. De heer Verfaille. erkent
dat 't moeielijk zou ziju den landbouwers iets
tc vergunnen, wat aan anderen wordt gewei
gerd. De heer Oudenhoven verzekert dat
men in menige groote plaats houden als trek
dieren ziet gebruiken, zonder dat iemand cr
last van schijnt te hebben. Waarom, vraagt
hij, kan 't hier niet evengoed gebeuren Alle
landbouwers in het Koegras wonen niet zoo
gunstig dat zij een geschikt middel van ver
voer bij de hand hebben en vooral voor hen
die niet aan het water wonen, zou de vergun
ning tot het gebruiken van hondenwagens
een niet tc miskennen voorrecht zijn. Zij zijn
toch ook inwoners der gemeente cn betalen
ook hunnen hoofdelijken omslag. Zij zijn
echter daarentegen verstoken vnn alle voor
rechten die de bewoners van dc bebouwde
kom genieten, zij missen politietoezicht, ver
lichting, enz. Men late daarom niet na,
door inwilliging van het verzoek, hun voor
dat gemis eenige vergoeding te geven.
De Voorzitter betoogt dc onmogelijkheid
hiervan. De heer Verfaille zegt er ook
zeer voor te zijn, aan de bewoners van het
Koegras eenige voordeelen te verschaffen, doch
't zou hem aangenaam zijn zulks op andere
wijze te doen, dan door hen toe te staan,
om met hondenwagen te mogen rijden. Met
algeineene stemmen op 1 na (die van den
heer Oudenhoven) wordt het verzoek hierop
vnn de baud gewezen.
Aan de orde is een voorstel van den lieer
Korver, tot wijziging der Algem. Politic-ver
ordening, in dien zin, dat het zal zijn ver
boden zoogenaamde overvloeiputten, waardoor
de faecaliën in het Held. kanaal worden
gebracht, op de gemeente-riolen te doen uit
monden. De heer Korver licht dit voorstel
uitvoerig toe en zegt te verwachten dat deze
verbodsbepaling er veel toe zal bijdragen om
de verontreiniging van het kanaal te voorkomen.
De Voorzitter, ofschoon toestemmende dat
de beerputten en het ingeworpen vuil het
kanaal mede veroutreinigen, verzekert dat de
stank van het kanaalwater niet zoozeer een
gevolg is van de riolen als wel van den
toestand van den bodem van hel kanaal. Die
bodem rust op een veenkussen, hetwelk van
boven tot rotting overgaat. Als zulks van
de riolen afhing, zou de stank meer voort
durend zijn. Het voorstel van den heer
Korver acht de Voorzitter onaannemelijk, daar
dit niet uitvoerbaar is. Het aanleggen van
paralel-riolen langs het kanaal acht Voorz.
het eenig afdoend middel om de faecaliën
buiten het kanaal te loozen. De lieer
Spruit trekt de juistheid van de beschouwing
der Voorzitters omtrent de veenlaag zeer in
twijfel ware deze juist, dan zou z. i. het
kanaal niet juist aan den Kanaalweg alleen,
maar over dc geheele lengte stinken. Naar
zijne raeening zou de losetand wel verbeteren
als er meer gespuid werd. De heer Van
Neck wijst er op dat na de uitbaggering,
waarvan men zich zooveel verbetering voor
stelde, de stank van het water nog ondragelij
ker is geworden, wat daaraan waarschijnlijk
is toe te schrijven, dat de veenlaag meer
blootgekomen is. De heer Verlaille is met
den lieer Korver vnn oordeel dut de veronl-
reiniging hoofdzakelijk een gevolg is van de
faecaliën, die in het kanaal worden gebracht.
De heer Korver dringt op aanneming van
zijn voorstel aan, daar dit het middel is om
verbetering te brengen, doch de Voorzitter en
de heer Zurmuhlen stellen dc bezwaren van
de door den heer Korver gewenschte verbods-
bepaling in het licht. De Voorzitter ver-
zekert dat, wanneer de overvloeiputten behoor- j
lijk worden gereinigd, deze slechts weinig
hinder veroorzaken. Spr. weet dit bij ervaring,
daar hij er ook een heeft.Ah zoo! zegt dc heer
Korver, heeft u er ook een Het voorstel-
Korver, tot wijziging der Politic-verordening,
wordt hierop in stemming gebracht en met 10
tegen 7 stemmen verworpen. Vóór het voorstel
verklaarden zich de heeren Govers, Hoogen-
bosch, Oudenhoven, Spruit, Verfaille, Oort-
gijscn cn de voorsteller.
Ter tafel wordt gebracht een voorstel van
B. en W., om aan den lieer C. Sipkens,
onderwijzer aan de school No. (5, eene gra
tificatie van f 75 toe te kennen voor ver
leende goede diensten tijdens de ziekte vnn
het hoofd dier schoftl, den heer P. Uurbanus.
De lieer Vos, dit voorstel toelichtende, wijst
er op, «lat de heer Sipkens, terwijl de lieer
Uurbanus ongesteld was en in eene bestaande
vacature nog niet was voorzien, op voorbeel
dige wijze de school heeft waargenomen. Hij
brengt ook hulde aan het overig onderwijzend
personeel, dat er toe heeft hijgedragen dat
alles ging zoo liet gaan moet. De lieer
Korver vraagt, op grond vnn welke Veror
dening dit voorstel vau B. en W. berust, en
of er niet eene bepaling is, dnt liet plaats
vervangend hoofd het hoofd der school bij
absentie moet vervangen. De heer Vos
herinnert er aan, dat ook den heer Van
Jucliem indertijd eene belooning is toegekend
voor de waarneming der betrekking van hoofd
aan school No. 3. De heer Spruit wijst
er op, dat het hoofd tan school No. G steeds
ook gedurende zijne ongesteldheid zijn
tractement heeft genotende voorgestelde
gratificatie toekennende, zou de gemeente dus
tsvee hoofden aan eene school bezoldigen.
De heer Van Neck zegt, voor de hulde
betuiging des heeren Vos weinig te voelen.
Het personeel moet zijn plicht doen, maar
als er van belooning voor meerdere diensten
sprake is, waarom dau cén hunner en niet
allen te beloonen? De heer Oudenhoven
sluit zich bij hét oordeel van den vorigen
spreker aan. De heer V09 zegtSipkens
was de eenige, waarop de verantwoordelijk
heid voor den goeden gang der zaak rustte.
De heer Korver zegt, den indruk te heb
ben ontvangen dat er wordt gemeten met
twee maten. Vroeger weigerde men liet geld,
dat was uitgewonnen door bestaan hebbende
vacatures, onder de overige onderwijzers te
verdeelen en nu wil men voor het personeel
van den heer Uurbanus een exceptie maken.
Met 11 tegen 6 stemmen wordt hierop
besloten, aan den heer Sipkens de voorge
stelde gratificatie te verleenen. De heeren
Hoogenbosch, Hordijk, Van Neck, Ouden
hoven, Spruit en Verfaille stemden tegen.
Mede op voorstel van B. en W. wordt
zonder discussie en met eenpaiige stemmen
aan den ambtenaar J. A. Knavcn eene grati
ficatie van f 25 toegekend, wegens het samen
stellen van een register voor de inkwartiering.
Een voorstel van het D. B., om aan de
ambtenaren ter Secretarie Uurbanus, Schraa
en Wijker ieder eene gratificatie van f 25
toe te kennen, wegens het opmaken der 10-
jarige tafels van den burgerlijken stand, ont-
moet nogal tegenstand bij den lieer Ouden-
hoven. Deze spreekt er zijne bevreemding
over uit, dut 't altijd dezelfde personen zijn,
die voor eene gratificatie worden voorgedra
gen en dat ook de overige ambtenaren ter
Secretarie daarvoor niet ia aanmerking komen.
De Voorzitter zegt, dat dit ook zijne bedoe
ling was geweest, wat den lieer Verfaille
aanleiding geeft om voor te stellen, nn de
Voorzitter niet voldoende van de voordracht
op de hoogte blijkt te zijn, dc behandeling
van het voorstel tot de volgende vergadering
te verdagen. De heer Maalsteed betoogt
dat alleen de voorgedragen ambtenaren voor
eene gratificatie in aanmerking kunnen
komen, daar die het werk in hun vrijen
tijd hebben verricht. Dc heer Ouden
hoven is met die verklaring niet te
vreden. Het wordt den overigen ambtenaren
nooit aangeboden en dus kunnen die ook
nooit het werk doen eu nooit voor eene
gratificatie in aanmerking worden gebracht.
De heer Maalsteed verzekert dat deze
arbeid niet aan allen kan worden toevertrouwd.
De heer Zurmuhlen ondersteunt liet
voorste! van den heer Verfaille, om (Ie be
handeling vaD dit voorstel lot de volgende
zitting uit te stellen, waartoe met eenparige
stemmen wordt besloten.
Door den Voorzitter wordt namens B. en
VV. voorgesteld over te gann tot wijziging
der Verordening op de helling vau niarkt-
gelden gedurende de kermis. Nadat de
ontwerp-verordening is voorgelezen, zegt de
Voorzitter dat wijziging wensclielijk is ge
bleken doordien den laatslen tijd caroussels
in tenten worden geplaatst, waarin tevens
een buffet of restauratie wordt gebonden.
Daar zoodanige tent voor twee doeleindeu
dient, komt liet B. en VV. noodig voor, zoo
wel de draaibeweging als de ruimte daarbui
ten te belasten. Ook zijn er tenten die, vol
gens de bestaande Verordening, worden ge
meten naar de vierkante ruimte die zij be
slaan, terwijl de ruimte, welke wordt inge
nomen door de uitgezette schoren, onbelast
blijftde voorgestelde Verordening zal in deze
leemte voorzien. Naar aanleiding van de be
merking des heeren Korver, dat uit het voorgele
zen ontwerp niet blijkt, dat in 1892 eene her
ziening der Verordening heeft plaats gehad,
wordt door den Voorzitter den heer Vos de
voorlezing opgedragen van een rapport vnn
B. en W., waaruit de oorzaak daarvan blijkt.
Dnt rapport behelst in hoofdzaak het volgende
Het Raadsbesluit van 2 Februari 1892, waar
bij de Verordening, regelende de heffing der
marktgelden, werd gewijzigd en de heffing ver
hoogd, is door het Dagel. Bestuur ter goed
keuring naar Gedep. Staten opgezonden, doch
terugontvangen met het verzoek om nadere
inlichtingen omtrent sommige punten. Volgens
de verklaring van den Secretaris is die Veror
dening toen bij ongeluk onder andere stuk
ken ter Secretarie zoek geraakt, waardoor de
verdere behandeling er van werd verzuimd.
Op de verzekering vnu den Secretaris dat de
zaak in orde was, heeft de Gemeente-ontvan
ger gedurende de kermis van 1892 de markt-
rechton volgens de op 2 Febr. van dat jaar
door den Raad vastgestelde, doch niet door
Gedep. Staten bekrachtigde Verordening ge
heven. Ter gelegenheid van de kermis in 1893
heeft de Gemeente-ontvanger evenwel gewei
gerd de rechten volgens de nieuwe Verorde
ning te heffen, omdat deze niet was goedge
keurd, zoodat toen weer door de gebruikers
van marktterrein volgens de oude Verordening
i9 betaald geworden. De marktmeester heeft
dit jaar bovendien de vergissing begaan, de ca
roussels als gewone tenten te laten betalen.
De heer Zurmuhlen, blijkbaar zeer veront
waardigd over de voorlezing van dit rapport,
zegt zelden zooiets te hebben gehoord als deze
De door weer en wind gebronsde wangen van Gerard
Yon Rinkow werden bleek.
«Het is toch zeker maar van Jankowski, van wien gij
spreekt, Edith vroeg hij, maar zijne stem was minder
vast. Hij had een stap naar haar toe gedaan en wat zich
in zijne eerlijke oogen afspiegelde, was veeleer smartelijke
verbazing dan toorn. Doch Edith stond met haar rug
naar hem toe aan het raam en zij bespeurde dus niets
daarvan. Zij wilde er ook niets van zien, want het was
hare bedoeling niet geweest, een strijd uit te lokken. Nog
slechts een oogenblik geleden had zij in stilte tot zichzelf
gezegd, dat het beter ware dit gesprek te staken. Maar
toen was plotseling een wild verlangen over haar gekomen,
hem te weerstaan en eene band te verscheuren, die haar
knelde. Alles, wat zij aan vertwijfeling sinds maanden in
haar hart had gevoeld, alles wat zij in dien tijd geleden
had, kwam opeens tot uitbarsting en een wild verlangen
naar hare vrijheid overmeesterde haar.
«Hij en allen, die hem durven aanraden die ongeluk-
kigen te scheidenstiet zij scherp en met toornig gelaat
uit. «Ik zie niet in, waarom ik mijne meening zou ver-
heelen."
Dat was het antwoord, dat hij had willen verhinderen,
aan de mogelijkheid waarvan hij niet had kunnen gelooven,
een antwoord, dat hij haar niet kon vergeven. Wel
schrikte Edith van dat antwoord, zoowel als van den
vreemden klank harer stem, maar zij ware veel liever
gestorven, dan een syllabe er van terug te nemen.
En Gerard poogde niet eens haar daartoe te bewegen.
Alleen zijn diepe en hoorbare ademhaling bewees, dat hij
werkelijk zwaar getroffen was en dat hij een zwaren strijd
69
streed. Na eene stilte, die ettelijke seconden duurde,
ofschoon het Edith een eeuwigheid scheen, zeide hij met
zijne diepe, ernstige stem, maar volkomen kalm
«Ik bemerk, dat ge in een gemoedstoestand verkeert,
die u niet verantwoordelijk kan doen zijn voor uwe eigen
woorden. We zullen daarom later over deze zaak wel
eens spreken."
Hij ging snel heen, alsof hij vreesde, dat zij hem door
eene nieuwe krenking zou dwingen, zijne bovenmenschelijke
zelfbeheersching te laten varen. Doch Edith antwoordde
niet meer. Zij wendde haar hoofd niet om, maar luisterde
met stokkenden adem naar het toevallen der deur en de
zich snel verwijderende voetstappen.
Een oogenblikje later zag zij haar man in de richting
van de woning der Jankowski's gaan, de duinen in. Hij
liep met gebogen hoofd, als iemand die door een zwaar
leed gedrukt wordt. En een eigenaardige smart, een
soort van knagend berouw, greep Edith aan. Maar toch
wilde zij dit gevoel geen voedsel geven en als om de stem
in haar binnenste tot zwijgen te brengen, zeide zij:
«Ik heb het niet gewild, maar het was sterker dan ik
en eens moest iiet toch tusschen ons tot eene verklaring
komen."
Zonder er aan te denken, dat zij Johanna Jankowski in
het slot had bescheiden, kleedde zij zich en verliet het
huis. Zij liep naar het strand en ging toen in tegenover
gestelde richting, welke haar man had ingeslagen. Zij wilde
thans nbch hem, noch andere menschen ontmoeten, want
ofschoon zij herhaaldelijk tot zichzelf zeide, dat zij geen
berouw had over het voorgevallene, keerde toch elk
oogenblik dat knagende gevoel terug en zij meende, dat