het onderwys vcreischt, nu f 700 of f 1400 is, dat doet cr z. i. weinig toe. De Voor zitter tracht mede den heer Korver gerust te stellen, door er aan te herinneren, dat de rekeningen der gemeente de laatste jaren met nogal belangrijke baten hebben gesloten de benoodigde f 700 zullen daaruit wel zijn te vinden. De oproeping van sollicitanten op een tractement van f 550 is eerst gedaan, dus verzekert Voorz. den lieer Korver, nadat in de vorige zitting door een der leden was voorgesteld de jaarwedden te verhoogen. Van twee kwaden het beste kiezende, meenden B. en W. niet anders te kunnen handelen. De heer Over de Linden zou liever de positie der andere onderwijzers willen verbeteren, daar dit de jongeren zou aanmoedigen. Daar het voorstel z. i. niet geschikt is om terstond in behandeling te worden genomen, wenschl hij het ter onderzoek en om advies in handen eener Commissie te stellen. Naar sprekers overtuiging hebbeD de onderwijzers, die on langs voor eene benoeming alhier bedankten, zulks gedaan omdat de toekomst zoo weinig rooskleurig was. De heer Vos verzekert, dat het bedanken dier onderwijzers hoofd zakelijk een gevolg was van de onbehoorlijke handelingen van cenige onderwijzers alhier, die hunne collega's de aanneming der benoe ming ontraadden. Hij had op grond daarvan in het voorstel de bepaling willen opnemen, dat verhooging van jaarwedden o. a. slechts kan worden toegekend na gebleken goed gedrag, ter beoordeeling van B. en W., doch de meerderheid in hei D. B. was het niet met hem eens. (De heer Hordijk komt ter vergadering.) De heer Over de Linden zegt, zich niet met het voorstel van B. en W. te kunnen vercenigen. Hij vindt hooge tractementen voor de jongere onderwijzers minder noodig als het verbeteren der voor uitzichten. De heer Zurmuhlen ontvangt op zijn vraag, waarom de voorstellen der vroeger met het onderzoek «lezer aangelegen heid belast geweest zijnde Commissie zijn ter zijde geschoven, van den heer Vos ten ant woord, dat deze in dit ontwerp liggen opge sloten. De heer Zurmuhlen zou gaarne hebben gezien, dat de Commissie ook thans gekend was geworden. De heer Van Neck is van oordeel, dat in den onderwijzersnood moet worden voorzien, ook al moest het f 1000 kosten. Hij meent echter ook, dat de weinige ambitie, die de onderwijzers too- nen om naar hier te soliiciteeren, meer ligt aan de gebrekkige vooruitzichten, die zij op lateren leeftijd hebben. Op de vraag des heeren Zurmuhlen, of cr geen middel zou zijn te vinden om ook de positie der oudere onderwijzers te verbeteren, zegt de Voorz. dat middel niet te kennen, hoe gaarne hij er ook toe zou willen medewerken. De heer Oudenhoven geeft nog in overweging om nu, als noodmaatregel, sollicitanten op te roepen op een jaarwedde van f 550, zonder daar door voor het vervolg tc zijn gebonden. Het voorstel van B. en W. wordt nu in stemming gebracht en met 12 tegen 5 stem men aangenomen. Tegen stemden de heeren Govers, Korver, Over de Linden, Spruit en Verfaille. Met eenparige stemmen wordt hierop vast gesteld de Verordening tot regeling van het leergeld der Zeevaartschool, hoofdzakelijk behelzende dnt het schoolgeld bedraagt voor den vasten cursus f 2+ per jaar en voor de stuurlieden-afdeeling f 4 per maand en dat minvermogenden tegen verminderd leergeld of kosteloos tot de school kunnen worden toe- j gelaten. De Verordening op de invordering der ge- I noemde schoolgelden, hierna ter goedkeuring j aangeboden, gaf tot eenige discussie aanleiding, j wijl daarin wordt bepaald dat de betaling kan plaats hebben in 12, 6 of 4 termijnen. De heeren Zurmuhlen cn Korver wcnschen bepaalde termijnen tc zien aangegeven, daar zij vreezen dat, blijft dit aan de willekeur der ouders van leerlingen overgelaten, dit tot bemoeilij king der controle van de zijde des gemeente ontvangers aanleiding zal geven. Ten slotte wordt echter ook deze Verordening met 15 tegen 2 stemmen aangenomen. De heeren Zurmuhlen en Korver stemden tegen. Alsnu wordt overgegaan tot benoeming van een brugwachter aan de Spoorbrug, 'oor welke betrekking zich een groot aantal sollicitanten aanmeldden. Door B. en W. wordt de volgende voordracht aangeboden 1. J. J. Bul; 2. A. J. de Bunje .3. J. W. H. Donkersloot4. A. Dienaar 5. J. Dito 6. J. C. Molenaar. Uit- gebracht worden op Donkersloot 7, But 4, j Dito 2, C. Bakker 2 stemmen en A. J. de Bunje en J. C. Molenaar ieder 1 stem. 1 Geene volstrekte meerderheid verkregen zijn de, wordt eene nieuwe vrije stemming ge houden. Nu worden uitgebracht op Donkersloot 9, But G, de Bunje en Bakker ieder 1 stem, zoodat J. W H. Donkersloot is benoemd. Gelezen worden 1. Brief van den heer C. W. H. Louws, onderwijzer aan de gemeenteschool No. 4, j verzoekende eervol ontslag uit zijne betrek- j king, tegen 1 September a. s., wegens ver trek naar het buitenland. Met eenparige stemmen wordt gunstig op dit verzoek be- I schikt. 2. Brief van den heer C. S. Ponger, on- derwijzer aan school No. 7b, inhoudende het verzoek om eervol ontslag als zoodanig tegen 21 Augustus a. s., wegens benoeming te Buiksloot, en 3. Schrijven van het hoofd der laatstge- noemde school, den heer J. P. van Varik, te kennen gevende dnt bij hem geene be zwaren bestaan tegen de inwilliging van het verzoek van den onderwijzer Ponger, indien de onderwijzer D. de Liefde, die zich be- i reid heeft verklaard terstond in dienst te treden, tot zijnen opv. Iger mocht worden be- I noemd. Do Voorzitter stelt voor, liet ge- j vraagde ontslag, ingevolge de Verordening, 6 weken na datuiu te verleenen de benoeming van een plaatsvervanger kan nl. in deze zit ting niet geschieden, daar de vereisclite stuk ken nog niet van den schoolopziener zijn terugontvangen. De heer Korver geeft in overweging het ontslag te doen ingaan op den dag, waarop in de betrekking zal zijn voorzien. De heeren Hordijk eu Over de Linden betoogen dat de Verordening niet op de ontslag-aanvrage van den heer Ponger kan worden toegepast, daar deze in werking is getreden nadat deze onderwijzer hier in functie kwam. De heer Van Ncck stelt hierop voor, het gevraagde ontslag op 1 September a. s. te doen ingaan, welk voorstel, in stem ming gebracht, met 15 tegen 2 stemmen wordt aangenomen. Tegen stemden de heeren Korver en Oortgysen. Voorlezing geschie'dt van een adres van het bestuur der Vereeniging «Liefdadigheid naar Vermogen" alhier, te kennen gevende dat de Vereeniging zich in den zomer van 1891 tot den Raad wendde met het beleefd verzoek dat van gemeentewege mocht worden overgegaan tot het stichten van een oude- liedenhuis, op welk beleefd verzoek in het geheel geen antwoord werd ontvangen. Me- dedeelende dat ter alg. vergadering vnu 13 Juni jl. tot de slichting door de Vereeniging van zoodanige inrichting is besloten, verzoekt adressante nu, haar, ter tegemoetkoming in de kosten van stichting en onderhoud van de nuttige inrichting, waarin oudelicdcn van iedere ge loofsbelijdenis kunnen worden opgenomen, uit de gemeentekas eene subsidie van f 500 te verleenen. De heer Oudenhoven geeft er zijne verwondering over te kennen, dat de Vereeuigiug op haar vorig adres in 't geheel geen antwoord heeft ontvangen en vraagt lioe zoo iets mogelijk is. De Voorzitter deelt mede dat bedoeld adres toenmaals is terzijde gelegd, omdat de inwilliging van het verzoek niet lag op den weg van den Raad, daar dit zou zijn in strijd met de armenwet. Op grond daarvan stellen B. en W. dan ook voor, ook on afwijzend op het adres te beschikken. Den heer Korver komt de stichting zeer gewenscht voor, waarom hij in overweging geeft, te onderzoeken of er ook termen kunnen worden gevonden om deze te bevorderen. De Voorzitter toont het on mogelijke hiervan aan. Wilde men deze par ticuliere instelling steunen, dan zouden de verschillende kerkgenootschappen daarop even zeer recht hebben. Tot stemming over gaande, wordt met 12 tegen 4 stemmen af wijzend op bet adres beschikt. Voor de in williging van het verzoek stereden de heeren Bakker, Over de Linden, Van Twisk en Zurmuhlen. De heer Korver onthield zich van stemming. Met eenparige stemmen wordt, op haar daartoe gedaan verzoek, aan de Vereeniging van onderwijzers alhier, nok voor het Ver- ecnigingsjaar 1893-94 uit de gemeentekas een subsidie van f 200 verleend, ter tegemoet koming in de kosten van haren cursus voor de hoofdakte, en zulks nadat de heer Korver van den heer Vos de verzekering heeft ont- vnngen dat de leden der Vereeniging ook zelve in de kosten bijdragen. Voorgelezen wordt een adres der afd. Hel der van de Holl. Maatschappij van Landbouw, inhoudende het verzoek om aan de veehouders uit de polders Koegras en Huisduinen te willen vergunnen hunne melk naar deze gemeente met hondenwagens te mogen ver- j voeren, daar de hoeveelheid van velen te onbeduidend is, om daarvoor andere middelen j van vervoer op na te houden. Namens B. cn W. wordt door den Voorzitter voorge- j steld, op dit verzoek afwijzend te beschikken, op grond dat het vervoer per hondenkar zeer weinig zal bcteekenen en de ongemakken, die daaruit kunnen voortvloeien, niet gering te schatten zijn. Staat men den landbouwers toe, honden als trekdieren te gebruiken, dan zouden bakkers, kruideniers en venters dat recht ook moeten hebben. De heer Zurimih- lcn geeft in overweging toe te staan flat hondenkarren buiten de bebouwde kom der gemeente worden gebruikt, dan zou althans ten decle aan hel verzoek zijn voldaan. Dc heer Hordijk is er daarentegen voor, de Politic-verordening op dit punt streng te huudhaven, om te voorkomen dat de honden worden afgebeuld. De heer Verfaille. erkent dat 't moeielijk zou ziju den landbouwers iets tc vergunnen, wat aan anderen wordt gewei gerd. De heer Oudenhoven verzekert dat men in menige groote plaats houden als trek dieren ziet gebruiken, zonder dat iemand cr last van schijnt te hebben. Waarom, vraagt hij, kan 't hier niet evengoed gebeuren Alle landbouwers in het Koegras wonen niet zoo gunstig dat zij een geschikt middel van ver voer bij de hand hebben en vooral voor hen die niet aan het water wonen, zou de vergun ning tot het gebruiken van hondenwagens een niet tc miskennen voorrecht zijn. Zij zijn toch ook inwoners der gemeente cn betalen ook hunnen hoofdelijken omslag. Zij zijn echter daarentegen verstoken vnn alle voor rechten die de bewoners van dc bebouwde kom genieten, zij missen politietoezicht, ver lichting, enz. Men late daarom niet na, door inwilliging van het verzoek, hun voor dat gemis eenige vergoeding te geven. De Voorzitter betoogt dc onmogelijkheid hiervan. De heer Verfaille zegt er ook zeer voor te zijn, aan de bewoners van het Koegras eenige voordeelen te verschaffen, doch 't zou hem aangenaam zijn zulks op andere wijze te doen, dan door hen toe te staan, om met hondenwagen te mogen rijden. Met algeineene stemmen op 1 na (die van den heer Oudenhoven) wordt het verzoek hierop vnn de baud gewezen. Aan de orde is een voorstel van den lieer Korver, tot wijziging der Algem. Politic-ver ordening, in dien zin, dat het zal zijn ver boden zoogenaamde overvloeiputten, waardoor de faecaliën in het Held. kanaal worden gebracht, op de gemeente-riolen te doen uit monden. De heer Korver licht dit voorstel uitvoerig toe en zegt te verwachten dat deze verbodsbepaling er veel toe zal bijdragen om de verontreiniging van het kanaal te voorkomen. De Voorzitter, ofschoon toestemmende dat de beerputten en het ingeworpen vuil het kanaal mede veroutreinigen, verzekert dat de stank van het kanaalwater niet zoozeer een gevolg is van de riolen als wel van den toestand van den bodem van hel kanaal. Die bodem rust op een veenkussen, hetwelk van boven tot rotting overgaat. Als zulks van de riolen afhing, zou de stank meer voort durend zijn. Het voorstel van den heer Korver acht de Voorzitter onaannemelijk, daar dit niet uitvoerbaar is. Het aanleggen van paralel-riolen langs het kanaal acht Voorz. het eenig afdoend middel om de faecaliën buiten het kanaal te loozen. De lieer Spruit trekt de juistheid van de beschouwing der Voorzitters omtrent de veenlaag zeer in twijfel ware deze juist, dan zou z. i. het kanaal niet juist aan den Kanaalweg alleen, maar over dc geheele lengte stinken. Naar zijne raeening zou de losetand wel verbeteren als er meer gespuid werd. De heer Van Neck wijst er op dat na de uitbaggering, waarvan men zich zooveel verbetering voor stelde, de stank van het water nog ondragelij ker is geworden, wat daaraan waarschijnlijk is toe te schrijven, dat de veenlaag meer blootgekomen is. De heer Verlaille is met den lieer Korver vnn oordeel dut de veronl- reiniging hoofdzakelijk een gevolg is van de faecaliën, die in het kanaal worden gebracht. De heer Korver dringt op aanneming van zijn voorstel aan, daar dit het middel is om verbetering te brengen, doch de Voorzitter en de heer Zurmuhlen stellen dc bezwaren van de door den heer Korver gewenschte verbods- bepaling in het licht. De Voorzitter ver- zekert dat, wanneer de overvloeiputten behoor- j lijk worden gereinigd, deze slechts weinig hinder veroorzaken. Spr. weet dit bij ervaring, daar hij er ook een heeft.Ah zoo! zegt dc heer Korver, heeft u er ook een Het voorstel- Korver, tot wijziging der Politic-verordening, wordt hierop in stemming gebracht en met 10 tegen 7 stemmen verworpen. Vóór het voorstel verklaarden zich de heeren Govers, Hoogen- bosch, Oudenhoven, Spruit, Verfaille, Oort- gijscn cn de voorsteller. Ter tafel wordt gebracht een voorstel van B. en W., om aan den lieer C. Sipkens, onderwijzer aan de school No. (5, eene gra tificatie van f 75 toe te kennen voor ver leende goede diensten tijdens de ziekte vnn het hoofd dier schoftl, den heer P. Uurbanus. De lieer Vos, dit voorstel toelichtende, wijst er op, «lat de heer Sipkens, terwijl de lieer Uurbanus ongesteld was en in eene bestaande vacature nog niet was voorzien, op voorbeel dige wijze de school heeft waargenomen. Hij brengt ook hulde aan het overig onderwijzend personeel, dat er toe heeft hijgedragen dat alles ging zoo liet gaan moet. De lieer Korver vraagt, op grond vnn welke Veror dening dit voorstel vau B. en W. berust, en of er niet eene bepaling is, dnt liet plaats vervangend hoofd het hoofd der school bij absentie moet vervangen. De heer Vos herinnert er aan, dat ook den heer Van Jucliem indertijd eene belooning is toegekend voor de waarneming der betrekking van hoofd aan school No. 3. De heer Spruit wijst er op, dat het hoofd tan school No. G steeds ook gedurende zijne ongesteldheid zijn tractement heeft genotende voorgestelde gratificatie toekennende, zou de gemeente dus tsvee hoofden aan eene school bezoldigen. De heer Van Neck zegt, voor de hulde betuiging des heeren Vos weinig te voelen. Het personeel moet zijn plicht doen, maar als er van belooning voor meerdere diensten sprake is, waarom dau cén hunner en niet allen te beloonen? De heer Oudenhoven sluit zich bij hét oordeel van den vorigen spreker aan. De heer V09 zegtSipkens was de eenige, waarop de verantwoordelijk heid voor den goeden gang der zaak rustte. De heer Korver zegt, den indruk te heb ben ontvangen dat er wordt gemeten met twee maten. Vroeger weigerde men liet geld, dat was uitgewonnen door bestaan hebbende vacatures, onder de overige onderwijzers te verdeelen en nu wil men voor het personeel van den heer Uurbanus een exceptie maken. Met 11 tegen 6 stemmen wordt hierop besloten, aan den heer Sipkens de voorge stelde gratificatie te verleenen. De heeren Hoogenbosch, Hordijk, Van Neck, Ouden hoven, Spruit en Verfaille stemden tegen. Mede op voorstel van B. en W. wordt zonder discussie en met eenpaiige stemmen aan den ambtenaar J. A. Knavcn eene grati ficatie van f 25 toegekend, wegens het samen stellen van een register voor de inkwartiering. Een voorstel van het D. B., om aan de ambtenaren ter Secretarie Uurbanus, Schraa en Wijker ieder eene gratificatie van f 25 toe te kennen, wegens het opmaken der 10- jarige tafels van den burgerlijken stand, ont- moet nogal tegenstand bij den lieer Ouden- hoven. Deze spreekt er zijne bevreemding over uit, dut 't altijd dezelfde personen zijn, die voor eene gratificatie worden voorgedra gen en dat ook de overige ambtenaren ter Secretarie daarvoor niet ia aanmerking komen. De Voorzitter zegt, dat dit ook zijne bedoe ling was geweest, wat den lieer Verfaille aanleiding geeft om voor te stellen, nn de Voorzitter niet voldoende van de voordracht op de hoogte blijkt te zijn, dc behandeling van het voorstel tot de volgende vergadering te verdagen. De heer Maalsteed betoogt dat alleen de voorgedragen ambtenaren voor eene gratificatie in aanmerking kunnen komen, daar die het werk in hun vrijen tijd hebben verricht. Dc heer Ouden hoven is met die verklaring niet te vreden. Het wordt den overigen ambtenaren nooit aangeboden en dus kunnen die ook nooit het werk doen eu nooit voor eene gratificatie in aanmerking worden gebracht. De heer Maalsteed verzekert dat deze arbeid niet aan allen kan worden toevertrouwd. De heer Zurmuhlen ondersteunt liet voorste! van den heer Verfaille, om (Ie be handeling vaD dit voorstel lot de volgende zitting uit te stellen, waartoe met eenparige stemmen wordt besloten. Door den Voorzitter wordt namens B. en VV. voorgesteld over te gann tot wijziging der Verordening op de helling vau niarkt- gelden gedurende de kermis. Nadat de ontwerp-verordening is voorgelezen, zegt de Voorzitter dat wijziging wensclielijk is ge bleken doordien den laatslen tijd caroussels in tenten worden geplaatst, waarin tevens een buffet of restauratie wordt gebonden. Daar zoodanige tent voor twee doeleindeu dient, komt liet B. en VV. noodig voor, zoo wel de draaibeweging als de ruimte daarbui ten te belasten. Ook zijn er tenten die, vol gens de bestaande Verordening, worden ge meten naar de vierkante ruimte die zij be slaan, terwijl de ruimte, welke wordt inge nomen door de uitgezette schoren, onbelast blijftde voorgestelde Verordening zal in deze leemte voorzien. Naar aanleiding van de be merking des heeren Korver, dat uit het voorgele zen ontwerp niet blijkt, dat in 1892 eene her ziening der Verordening heeft plaats gehad, wordt door den Voorzitter den heer Vos de voorlezing opgedragen van een rapport vnn B. en W., waaruit de oorzaak daarvan blijkt. Dnt rapport behelst in hoofdzaak het volgende Het Raadsbesluit van 2 Februari 1892, waar bij de Verordening, regelende de heffing der marktgelden, werd gewijzigd en de heffing ver hoogd, is door het Dagel. Bestuur ter goed keuring naar Gedep. Staten opgezonden, doch terugontvangen met het verzoek om nadere inlichtingen omtrent sommige punten. Volgens de verklaring van den Secretaris is die Veror dening toen bij ongeluk onder andere stuk ken ter Secretarie zoek geraakt, waardoor de verdere behandeling er van werd verzuimd. Op de verzekering vnu den Secretaris dat de zaak in orde was, heeft de Gemeente-ontvan ger gedurende de kermis van 1892 de markt- rechton volgens de op 2 Febr. van dat jaar door den Raad vastgestelde, doch niet door Gedep. Staten bekrachtigde Verordening ge heven. Ter gelegenheid van de kermis in 1893 heeft de Gemeente-ontvanger evenwel gewei gerd de rechten volgens de nieuwe Verorde ning te heffen, omdat deze niet was goedge keurd, zoodat toen weer door de gebruikers van marktterrein volgens de oude Verordening i9 betaald geworden. De marktmeester heeft dit jaar bovendien de vergissing begaan, de ca roussels als gewone tenten te laten betalen. De heer Zurmuhlen, blijkbaar zeer veront waardigd over de voorlezing van dit rapport, zegt zelden zooiets te hebben gehoord als deze De door weer en wind gebronsde wangen van Gerard Yon Rinkow werden bleek. «Het is toch zeker maar van Jankowski, van wien gij spreekt, Edith vroeg hij, maar zijne stem was minder vast. Hij had een stap naar haar toe gedaan en wat zich in zijne eerlijke oogen afspiegelde, was veeleer smartelijke verbazing dan toorn. Doch Edith stond met haar rug naar hem toe aan het raam en zij bespeurde dus niets daarvan. Zij wilde er ook niets van zien, want het was hare bedoeling niet geweest, een strijd uit te lokken. Nog slechts een oogenblik geleden had zij in stilte tot zichzelf gezegd, dat het beter ware dit gesprek te staken. Maar toen was plotseling een wild verlangen over haar gekomen, hem te weerstaan en eene band te verscheuren, die haar knelde. Alles, wat zij aan vertwijfeling sinds maanden in haar hart had gevoeld, alles wat zij in dien tijd geleden had, kwam opeens tot uitbarsting en een wild verlangen naar hare vrijheid overmeesterde haar. «Hij en allen, die hem durven aanraden die ongeluk- kigen te scheidenstiet zij scherp en met toornig gelaat uit. «Ik zie niet in, waarom ik mijne meening zou ver- heelen." Dat was het antwoord, dat hij had willen verhinderen, aan de mogelijkheid waarvan hij niet had kunnen gelooven, een antwoord, dat hij haar niet kon vergeven. Wel schrikte Edith van dat antwoord, zoowel als van den vreemden klank harer stem, maar zij ware veel liever gestorven, dan een syllabe er van terug te nemen. En Gerard poogde niet eens haar daartoe te bewegen. Alleen zijn diepe en hoorbare ademhaling bewees, dat hij werkelijk zwaar getroffen was en dat hij een zwaren strijd 69 streed. Na eene stilte, die ettelijke seconden duurde, ofschoon het Edith een eeuwigheid scheen, zeide hij met zijne diepe, ernstige stem, maar volkomen kalm «Ik bemerk, dat ge in een gemoedstoestand verkeert, die u niet verantwoordelijk kan doen zijn voor uwe eigen woorden. We zullen daarom later over deze zaak wel eens spreken." Hij ging snel heen, alsof hij vreesde, dat zij hem door eene nieuwe krenking zou dwingen, zijne bovenmenschelijke zelfbeheersching te laten varen. Doch Edith antwoordde niet meer. Zij wendde haar hoofd niet om, maar luisterde met stokkenden adem naar het toevallen der deur en de zich snel verwijderende voetstappen. Een oogenblikje later zag zij haar man in de richting van de woning der Jankowski's gaan, de duinen in. Hij liep met gebogen hoofd, als iemand die door een zwaar leed gedrukt wordt. En een eigenaardige smart, een soort van knagend berouw, greep Edith aan. Maar toch wilde zij dit gevoel geen voedsel geven en als om de stem in haar binnenste tot zwijgen te brengen, zeide zij: «Ik heb het niet gewild, maar het was sterker dan ik en eens moest iiet toch tusschen ons tot eene verklaring komen." Zonder er aan te denken, dat zij Johanna Jankowski in het slot had bescheiden, kleedde zij zich en verliet het huis. Zij liep naar het strand en ging toen in tegenover gestelde richting, welke haar man had ingeslagen. Zij wilde thans nbch hem, noch andere menschen ontmoeten, want ofschoon zij herhaaldelijk tot zichzelf zeide, dat zij geen berouw had over het voorgevallene, keerde toch elk oogenblik dat knagende gevoel terug en zij meende, dat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 2