NIEUWEDIEPER COURANT. HELDERSCHE- M. 97. Woensdag 16 Augustus lö93. Jaargang 51 Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. NEDERLAND. liet Vaderlandt ghetrouiYe Blijf ick tot io den doot. Wilhe/m itilied. EN „En deeeepereert nimmer I" Ja» PUfer*. Coem. Ver«oiHJat lederea Olns<ia«, Douderdas? en Abonnamenttpriji per 3 maasden: Voor de courant binnen de geraeeente0.70, met Jong Holland 1.20 Prga der A d v e r t e n t i a j naar dc overige plaatsen van Nederland 0.90, slle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen 1.40 J. 11. VAN BALEN. Van 15 regelt 50 centt, elke regel meer 10 eent. Bij abonnement, na hoeveelheid regelt, aanmerkelijk lager. ar inlaag van da Oogt-Indié en Amerika). 1.75, Znid-Afrika2.50, 2.60 4.— Molenplein.Helder. Diemtaanbiedingen voor dea werkenden itaad *t regel 5 Cl. De Ad,verte ntiën kunnen overal worden geplaatst tnsschen den tekst. HELDER, 15 Augustus. Offlciëele berichten uit de ^Staatscourant" Bij uitdienststelling van Hr. Ms. instructie- schepen Castor en Pollux, met 1 Sept. a. s., worden 1de kommandanten, de luits. ter zee lste kl. P. A. R. Hennequin en J. H. L. J. baron Sweerls de Landas Wyborgh, eervol van het door hen gevoerde bevel ontheven, eerstgen. weder belast met de betrekking van lste olf. aan boord van Hr. Ms. instructieschip Admi raal van Wassenaar en laatstgenoemde geplaatst in de rol van Hr. Ms. wachtschip te Helle- voetsluis en belast met het bevel over de kanonneerboot Dufa 2. de luit. ter zee. 2de kl. W. J. G. Umb- grove en de adelb. lste kl. B. C. A. Van ltenterghem en G. J. Levcrland op non-act. gesteld8. de off. van gez. lste kl. S. A. Van Leer en E. J. Borgesius, respect, ge plaatst aan boord van Hr. Ms. pantserschip Schorpioen en bij het hospitaal der Marine alhier. Met denzelfde datum wordt de luit. ter zee lste kl. H. C. A. Schliiter, tijdelijk lste off. aan boord Hr. Ms. instrutieschip Admiraal van Wasseneer, op non-activ. gesteld en de off. van gez. lste kl. M. J. Brandts, van Hr. Ms. pantserschip Schorpioen, overgeplaatst aan boord van laatstgemeld instructieschip. Met 1 Sept. a. s. wordt de luit. ter zee lste kl. K. .1. Bal, behoorende tot de rol van llr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis en belast met het bevel over Hr. Ms kanon neerboot «Dog", eervol van dat bevel ont heven en op non-act. gesteld, cn de luit. ter zee lste kl. F. C. E. L. Koster, lste off. aan boord van Hr. Ms. pantserschip „Guinea", overgeplaatst in de rol van Hr. Ms. wacht schip alhier en belast met het bevel over Hr. Ms. kanonneerboot „Vali". Zij worden vervangen resp. door de luits. ter zee lste kl. W. J. De Bruvne en H. J. F. Michelhoff; wordende eerstgenoemde als dan eervol ontheven van het bevel over Hr. Ms. kanonneerboot „Vali". Met 1 Oct. a s. is de ingenieur 2de kl. L. J. K. Van Waveren overgeplaatst van 's Rijks werf alhier naar die te Amsterdam, en de adsp.-ing. jhr. C. Rappard van 's Rijks werf te Amsterdam naar die alhier. De Min. van Buitenl. Zaken brengt ter kennis van belanghebbenden dat, blijkens mededeeling van Hr. Ms. gezant te Londen, met ingang van 9 dezer, de invoer in Enge land en Wales uit Nederland van beddegoed en ongewasschen kleederen verboden is. Onder „beddegoed" en „kleederen" zijn niet inbegrepen lompen die behoorlijk zijn ingepakt en als handelsartikel in Engeland en Wales worden ingevoerd. Opgave van geplaatste, overgeplaatste en op non-act. gestelde officieren enz. Luit. ter zee 2de kl. C. E. Dittlingor (op folio van luit. ter zee lste kl.), van fregat „de Ruyter" op non-act.; idem L. F. H. Tuckermann, van idem op idemidem L. Hamming, van idem op idem adelborst lste kl. M. K. Medenbach, van idem op idem idem L. Van Verre, van idem op „Bellona" idem J. R. Van der Mandele, van idem op idem idem F. H. A. Greve, van idem, op wachtschip te Amsterdam idem N. Van de Roemer, van idem, op wachtschip te Helle voetsluis idem G. R. J. Haentjes Dekker, van idem, op wachtschip te Amsterdam id. J. N. De Ronde, van idem, op wachtschip te Hellevoetsluis; idem A. Goedkoop, van id. op „Schorpioen" idem R. H. Van Meerlant, van idem op wachtschip te Hellevoetsluis idem H. C. Steffelaar, van idem op wacht schip te Amsterdam; idem Z. G. P. Mar cel la, van idem op idem id< m P. M. A. Bogaert, van idem op wachtschip te Helle voetsluis; idem J. H. Commijs, van idem op „Guinca" idem W. F. Prins, van idem op idem off. van gez. lste kl. G. O. Snijders, van idem op non-act.luit. ter zee lste kl. W. J. Cohen Stuart, van off-.instr. bij het Kon. Inst. v. d. Marine alhier, op fregat „De Ruyter" idem P. Scholten, van idem, op idem luit. ter zee 2de kl. W. Cornelis, van non-act., op idem idem O. Van Lennep, van off. v. politie bij het Kon. Inst. v. d. Marine alhier, op idem idem A. J. Kley- nenberg, van non-act. op idem adelb. lste kl. E. P. Westerveld, van idem op idem idem J. J. M. Baart, van idem op idem idem M. C. Koning, van idem op idem id. K. Zeeven, van idem op idem idem J. H. Tours, van idem op idemidem F. A. Smit Kleine, van idem op idem idem A. W. Boekc, van idem op idemidem T. K. J. Heringa, van idem op idem idem A. Waller, van idem op idem id. C. Aronstein, van id. op idem idem C. J. P. Zaalberg, van id. op id.id. L. J. Quant, van id. op id.id. R. T. Muschart, van id. op id. id. P. A. Arriëns, van id. op id. id. J. Arendsen de Wolff, van id. op id.id. G. L. Heeris, van id. op id. id. P. A. Van Rees, van id. op id. id. A. D. Muller, van id. op id. P. H. Gallé van id. op id.id. C. v. Manen, van id. op id.F. B. Klaverweiden, vnn id. op id.off. van gez. lste kl. T. Jnnssonius, van hospitaal der Marine alhier, op idem off. van gez. 2de kl. W. A. Stark, vnn non- act., op idem adj.-admin. A. A. Peereboom Voller, van id. op id.luit. ter zee 2de kl. J. W. Van Aalst, van idem, op off. van po- litie bij het Kon. Inst. v. d. Marine alhier luit. ter zee lste kl. R. Reinders, van off - l'natr t>ö »•-* v-- T j op non-act.id. L. N. De Bruyne, van geilet, alhier, op off.-instr. bij het Kon. Inst. v. d. Marine alhieridem G. L. Goedhart, van idem op idem luit, ter zee 2de kl. H. A. Schoonhoven, van id. op id.allen met 1 September. De luit. ter zee lste kl. S. Woldringh, dienende als lste officier aan boord van Hr. Ms. artill.-instructieschip „Bellona", wordt met 16 dezer op non-activ. gesteld. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Zitting van Dinsdag 8 Augustus. (Slot.) Kieswet-ontwerp. De heer Lieftinck meent, dat, waar de lagere standen plichten hebben, men ze de rechten niet kan onthouden. De tegen woordige Kamers zullen door uitbreiding opgefrischt en verjongd worden. Het peil der Kamers zal rijzen, wat minder ge- leerheid, maar meer practische zin. Omkoo- perij zal niet vermeerderen en vrees voor de sociaal-democraten acht spr. dwaas. De heer De Ras verklaart zich voor groote uitbreiding van kiesbevoegdheid, maar onder behoorlijke waarborgen. Spr. dringt er bij den Minister op aan, het oor te leenen aan hen, die tot gemeen overleg bereid zijn. De heer Gerritsen betoogt, dat alle nu gehoorde waarschuwingen ook in 1848 zijn uitgesproken. Kiesrecht-uitbreiding is noo- dig om te breken met het stelsel van bevoorrechting van bepaalde klassen en het verwaarloozen van de belangen dier kringen. Spr. ontkent, dat, hoe langer men in de maatschappij komt, de man zich des te meer beschouwt als de meester der vrouw. Hierbij komt spr. ook op tegen de uit sluiting van hen, die maar een enkele maal bedeeling hebben genoten. ïvvïïea, zVzóir mfts'c&n-TfiSarffuhre bepaald, dat kiezer wordt hij, die een der kenteekenen van geschiktheid ot van wel stand bezit. De goede trouw tegenover de kiezers eischt, naast het staatsbelang, het tot stand komen van deze Wet. Verbindt men be lasting-betaling aan het kiesrecht, dan zal het gros der ingezeten werklieden van het kiesrecht zijn uitgesloten. E-n dan zouden juist zij, die het meest behoefte hebben aan verbetering der Wetgeving, zijn uitgesloten. 74 wenschen, van den moordenaar van zijn geluk zeide en zijne gedachten hielden zich ook niet lang met hem bezig, want na eenige oogenblikken zeide hij „Er komt een onweder op uit het noord-noordwesten en dan geeft de zee altijd iets van hetgeen zij verslonden heeft, terug. Ik heb de hoop nog niet verloren dat ik - haar zal wederzien." Een treurige hoop voorwaar. En alsof de voorstelling van dat wederzien hem opeens had overweldigd en hij thans geen verder menschelijk gezelschap meer verlangde, wendde hij zich om en zette zijne treurige wandeling langs de branding voort. De jonge vrouw keek hem eenige oogenblikken na, maar toen kwam de gedachte weer in haar op, dat Johanna toch misschien geen uitvoering aan haar plan had gegeven en dat zij nog te redden zou zijn als men haar slechts kon vinden. En daar zij er zich een verwijt van maakte, haar gisteren niet bij zich te hebben gehouden, waardoor zij zich bijna schuldig gevoelde aan het ongeluk, drong een sterk verlangen haar om toch iets te beproeven, al ware het ook tot hare eigen geruststelling. Zoo snel als de sterker en sterker wordende wind het toeliet, ijlde zij terug. Ofschoon zij bevend er aan dacht, hoe haar man zou zijn na dat ongelukkige tooneel van daar straks, moest zij toch bekennen, dat zij zonder zijne mede werking niets kon doen. Noch de oude Jankowski, noch de visschers van Sakran zouden voor haar een voet ver zetten. Het scheen haar toe, dat thans de bitterste seconde van haar leven aangebroken was, om juist nu met eene bede op de lippen voor Gerard te moeten verschijnen. De bloote gedachte, dat hij haar verzoek met een schouder- 71 had willen raden. Misschien had de vader datzelfde idee gehad. Maar Wilhelm Abrikat schudde het hoofd. „Zij is uit eigen wil gegaan en verder, veel verder dan haar vader haar ooit had kunnen sturen. En zij moet wel haast hebben gehad, dat zij niet op mij heeft kunnen wachten." Hij hoestte en snakte naar adem, maar wat hem op 'toogenblik den adem benam, dat was geen hoesten, maar een inwendig snikken, dat zijn geheele lichaam deed schudden. Diep bewogen en met een flauw vermoeden van de waarheid trad Edith op hem toe. „Zeg mij nu eindelijk, wat er sedert gisteren is voorge vallen," zeide zij. „Uwe halve woorden martelen mij Abrikat begon in de zakken van zijn jas te zoeken en de jonge vrouw zag hoe zijne handen sidderden. „Zij moet vannacht bij mij geweest zijn aan mijn huis," aldus vertelde hij met afgebroken woorden, terwijl hij telkens moest ophouden, om op adem te komen. „Maar zij vond mij niet, want ik ben tot het aanbreken van den dag aan het strand geweest. En toen ik terugkwam, lag er op de vensterbank een briefje, met een steen bezwaard een klein briefje dat zij geschreven had hier, ik heb het bij mij hier is het. Gij moogt het gerust lezen, mevrouw von Rinkow." En hij reikte haar het briefje over, dat hij uit zijn borst zak te voorschijn had gehaald, een stukje afgescheurd grauw papier, dat met gebrekkig schrift was beschreven. De regels liepen bijna in elkander, alsof het dc schrijfster aan het noodige licht had gehaperd en Edith had moeite de woorden te ontcijferen. Zij las het volgende Het is een eisch van billijkheid, dat dit ontwerp onveranderd tot stand kome. Zitting van Woensdag 9 Augustus. Antwoord des Ministers. In de eerste plaats wil de Minister van Binnenl. Zaken rechtvaardigen hel feit der indiening van deze ontwerpen. Deze vindt haar oorzaak in de daaraan voorafgegane gebeurtenissen. Reeds na de vaststelling der addit. artikelen is de noodzakelijkheid eener herziening van het kiesrecht erkend. In het voorjaar van 1891 werd daarover van gedachten gewisseld en bij de voor bereiding der verkiezingen van 1891 is herziening van het kiesrecht, tot zoover de Grondwet het toelaat, geeischt. De ver kiezingen hebben toen de meerderheid in de Kamer verplaatst en bij het optreden van dit Kabinet werd de kiesrecht-quaestie op den voorgrond gesteld. Zijn deze ontwerpen in strijd met den geest der Grondwet De Grondwet laat den gewonen wetgever de grootst mogelijke vrijheid en daarvan maakt hij hier een ruim gebruik, in over eenstemming met geest en letter van de Grondwet. Ook meende men, dat één kenteeken voldoende zou zijn. De Min. wil dat niet betwisten, doch strijd met de Grondwet volgt daar volstrekt niet uit. Tegen het kenteeken van geschiktheid is noch grondwettig noch principieel be zwaar gemaakt. Nieuw is dit kenteeken ëff' scffrijvèn"kis'ten voldoend Kentéeicen van geschiktheid aangenomen. Aldus is het ook in Noord-Ainerika begrepen en de Staatsregeling van 1798 verlangde het ook te onzent. Nu het kenteeken van welstand. Ten eerste moet een misverstand uit den weg worden geruimd ten aanziet) van het bewijs van het kenteeken. De Min. zal dc Kamer in de gelegenheid stellen daarover een zuivere uitspraak te doen, afgescheiden van de bewijsmiddelen. Hoe kan de welstand worden bewezen r Door de zorg voor zich en zijn gezinhij, die daaraan voldoet, kan worden geacht maatschappelijken welstand te bezitten. Geen kenteeken voldoet meer aan den eisch der Grondwet dan het hier voorge stelde, hetwelk uit de geschiedenis der grondwetsherziening ten duidelijkste kan blijkenook uit de verklaring van den min. Heemskerk, dat het kunnen voorzien in het onderhoud van zich en zijn gezin een voldoende kenteeken van welstand mag worden geacht. Wanneer nu algemeen dit kenteeken van welstand zal worden aangenomen als grens tusschen kiezers en nietkiezers, dan moet men ook aannemen hetgeen de Reg. hier heeft voorgesteld 1 De bedoeling kan door geen andere woorden juister worden weer gegeven. Wat eischt nu de wet Men moet hebben eene vaste woonplaats en eene zekere mate van financieelen welstand. Vermogen bewijst het eerstgenoemde zeker niet, maar wel het hebben van eene woning. De inschrijving in de bevolkingsregisters wil niet alleen, dat men ergens in de ge meente vertoeft, maar dat hij, die cr op voorkomt, gedurende minstens drie maan den zijne woonplaats heeft behouden. Nu het bezitten van een zekere linanci- eele onafhankelijkheid door het niet-bedccld zijn. Men heeft daartegen vooral ingebracht, dat dit een negatief kenteeken is. In zekere gevallen kan echter een negatie! bewijs een positie! bewijs worden, gelijk door den heer Rink werd betoogd. En trouwens, dc Grond wet eischt geen positief kenteeken. Wellicht kan echter door eene wijziging van redactie aan de hier geopperde bezwaren worden tegemoet gekomen, hoewel herhaalde!.k naar eene andere formulecring is gezocht. Bij de Mem. van Antwoord heeft de Reg. getracht zoover mogelijk te wijzigen in den zin der in het Verslag gemaakte opmer kingen. Geen ander voornemen heeft de Keg. ten aanzien van de amendementen. Elk voor stel, waardoor de toepassing der beginselen wordt vergemakkelijkt, tot het wegnemen van grondwettige bezwaren enz., zal door de Reg. zeer zeker in overweging worden genomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1