NEDERLAND. vordert. Zoo is b. v. voor de pijlers alleen ongeveer 4 millioen M3 muur werk te maken en de zinkstukken be vatten 70.000 ton ijzer. De brugdragers hebben een gewicht van 730.000 ton. In het geheel is er dus plus-minus 800 niillioenen kilogram ijzer te verwerken, waaraan de grootste ijzersmelterijen van beide landen te zamen jaren lang de handen vol zullen hebben. De tijd voor het bouwen van dit nieuwe wereldwonder wordt geschat op 10 12 jaar, terwijl de kosten worden berekend op 360 éi 430 millioen gulden. In weerwil van dit ontzettende cijfer zal het kapitaal goed belegd zijn. Want als men aanneemt dat de helft van liet personenverkeer en het derde ge deelte van het goederenvervoer, dat thans te water geschied, over de brug zal plaats hebben, dan zal men, gerekend naar de tegenwoordige tarieven, reeds de inte rest kunnen betalen. De toeneming van het verkeer, dat niet kan uitblijven, zou dus zuivere winst zijn. Voor de verwezenlijking van het plan moet alleen Engeland nog gewonnen worden. Het tegenwoordige ministerie en het Parlement schijnen gunstig gezind voor de concessie. In Frankrijk ismen steeds vóór het plan geweest, en als ook Engeland geen zwarigheden inden weg legt, dan zal spoedig de eerste hand gelegd worden aan dit reuzenwerk, dat alle tot heden in het leven geroepen werken in de schaduw stelt. Moge het spoedig zijn HELDER, 19 Augustus. Offlciëele berichten uit de „Staatscourant" Bij Kon. besluit is benoemd tot ontvanger der reg. en domeinen te Schagen, de heer F. De Lange. De off. van gez. 2de kl. bij de zeemacht J. J. Van den Berg, uit Oost-Indië in Ne derland teruggekeerd, is op non-act. gesteld. Blijkens een telegram van den Gouverneur- generaal van Nederl.-Indië, van 18 dezer, wordt de Gouv.-koffieoogst op Java voor dit jaar thans geraamd op 103,176 picols. Jl. Woensdagavond was in de groote zaal van „Maison Stroucken" te Amsterdam eene groote protestmeeting belegd door de besturen van 33 vereenigingen, ten einde zoo luidde het oproepingsbiljet „te protesteeren tegen de lage manier van spreken over de Nederlandsche werklieden door verschillende leden der Tweede Ka mer bij de behandeling van het kieswet- ontwerp." De volgende motie werd aangenomen „De openbare volksvergadering, gehou den in Maison Stroucken op 16 Aug. 1893, spreekt hare verontwaardiging uit over de wijze, waarop verschillende leden der Tweede Kamer bij de algemeene beraad slagingen over het Kieswet-ontwerp-Tak zich hebben uitgelaten over het niet ver tegenwoordigde deel des volks, protesteert tegen de verdachtmakingen, waaraan de arbeiders bloot hebben gestaan, overtuigd als zij is, dat dit zoo belasterd deel der natie te zijner tijd zal toonen verheven te zijn boven de aantijgingen van de verte genwoordigers van den geldzak." De heer Rot stelde voor de motie te brengen bij den WelEdelgeboren heer Rut- gers van Rozenburg, Sarphatistraat 2. (ToejuichingenDoch men moest nie zingen. De motie werd aangenomen, doch zal niet gezonden worden aan de Tweede Kamer. De vergadering ging daarna te elf uur uiteen. Een naar schatting 500 man groote troep trok toen langs de Weteringschans naar j de Sarphatistraat 2, waar de heer Rutgers van Rozenburg het bovenhuis van de Galerij vlak naast het Paleis voor Volksvlijt bewoont. De familie was niet in de stad. Vóór het huis hield de troep halt en begon alles behalve vleiende uitdrukkingen aan het adres van den Amsterdamschen afgevaardigde te uiten. Bij aankomst van den troep stond een aantal agenten voor de woning en was een ander aantal in de Galerij opgesteld. Uit den troep werd met een steen naar de agenten geworpen, waarop de politie oogenblikkelijk met stok en sabel een charge maakte en de menigte voor zich uitdreef naar het Frederiksplein en de Hoogesluis. Toen begon een geregelde aanval tegen de politie; er werd met groote straatsteenen en brokken steen naar de agenten geworpen, zoodat de politie met alle kracht moest optreden. Herhaaldelijk klonk de hoorn om versterking en het regende van den eenen kant steenen, van den anderen kant stok en sabelslagen. Velen uit het volk werden gewond, een paar agenten kregen steenen tegen het hoofd en een brigadier van het Weesper- plein moest, vrij ernstig aan hoofd en handen gewond, bloedend worden wegge bracht. Herhaaldelijk werden charges gemaakt. Dit duurde tot ongeveer halfeen, toen was het volk grootendeels verstrooid. De Tweede Kamer is jl. Donderdag, na afdoening van eenige kleinere zaken, op reces gegaan. Zij zal 1*11 dit zittingjaar niet meer bijeenkomen. l)e Minister Tak heeft aan de betrok ken gemeentebesturen doen weten, dat het Kon. Besluit niet te handhaven is, maar dat hij bereid is voor een korten termijn, bijv. voor 2 jaren, eene uitzonderinswet bij de Tweede Kamer in te dienen, die de wik- en weegloonen op 60 centen per 100 KG. bepaalt. De Tweede Kamer besloot met 62 tegen 33 st., overeenkomstig het voorstel van de Commissie van Rapporteurs, de amendementen op de Kieswet naar de af- deelingen te verzenden, met dien verstande dat het onderzoek niet in dit zittingjaar zal plaats hebben. Er heeft zich een commissie gevormd van post- en telegraaf-ambtenaren, ten einde uit vrijwillige bijdragen een monument op te richten voor wijlen den hoofddirecteur der posterijen en telegraphie, den lieer Hof stede. Gelijk men in het Kamerverslag van Woensdag heeft gelezen, deelde de Minis ter van Koloniën in 't debat van de scheep vaartregeling mede, bericht te hebben ont vangen, dat Toekoe Oemar zich heeft on derworpen. Hiervan zegt thans het „Hbd" Wij vernemen uit zeer vertrouwbare bron, dat de onderwerping van ToekoeOemar een zeer belangrijk feit is. Deze Toekoe Oemar is toch de invloedrijke schoonzoon van Toekoe Nanta, die in 1873 hoofd der VI moekims (een onderdeel van de Siga der XXV moekims) was en ons destijds zeer vijandig. Genoemde Toekoe Nanta onttrok zich later aan het bestuur en aar. het ver zet en werd vervangen door zijn half idio ten zoon Toekoe Rajoet, die geheel zonder invloed is. Het werkelijke hoofd is de schoonzoon,bovengenoemde Toekoe Oemar. Deze nu heeft er veel belang bij, om met het Nederl. gezag goede vrienden te zijn, wegens zijn pepertuinen langs de Westkust. Hij is een energiek man en naar het schijnt voor een Atjeher zeer beschaafd en ontwikkeld. Het zal dus voor een groot deel van het Ned. bestuur afhangen, of hij aan onze zijde blijft. Voor de pacificatie van Groot-At-eh en Atjeh's Westkust zal hij belangrijke diensten kunnen bewijzen. Hij had zich vroeger reeds onderworpen, doch uit wraak wegens slechte behandeling, op een oorlogsschip ondervonden, heeft hij een sloep afgeloo- pen en ons weder den oorlog verklaard. Met zijn onderwerping schijnt thans een niet onbelangrijke politieke overwinning be haald. Ten einde afdoend bewijs te geven van zijn goede gezindheid, heetthij de mosle- min (de aanhangers der priesterpartij, inte- genstelling met de adatpartij) uit de VI moe kims verdreven. Tengevolge der onderwer ping zijn thans alle versterkingen in die streek, waaronder het veelbesproken Ka- loet, ontruimd en door onze vrienden bezet. Binnenlandsch nieuws. Texel. Gemeenteraad. Zitting van Donderdag 17 Augustus 1893. Voorzitter de heer Burgemeester. Alle leden zijn tegenwoordig. De Voorzitter deelt, nadat de vergadering is geopend, mede, dut van den lieer Wes tenberg een schrijven is ontvangen, dat hij de op hem uitgebrachte benoeming tot Raads lid aanneemt. Dc Voorzitter wonsnht thans over te gaan tot het onderzoek der geloofsbrieven van de bij de jongste verkiezingen benoemde heeren Mets, Koijscr en Westenberg; benoemt tit leden der Commissie van onderzoek de heeren Dros, Bakker en Roeper en noodigt dc hee ren Westenberg en Keijser uit, eenige oognn- blikkeu dc zaal te verlaten. Genoemde heeren voldoen aan 't ver/oek en de vergadering wordt eenige oogenblikken geschorst. Na heropening der vergadering brengt de heer Dros, namens genoemde Commissie, rapport uit en adviseert tot toelating der nieuwbenoemden. De Voorzitter brengt, naar aanleiding van het rapport, In t voorstel tot toelating in stemmingwordt met algemeene stemmen daartoe besloten. De heeren Keijser en Westenberg nemen wederom zitting. Thans worden de notulen der vorige ver gadering gelezen en onveranderd goedgekeurd. De Voorzitter doet mededeel ing van de volgende ingekomen stukken 1. missive van den lieer Brans, daarin bedankende voor zijne benoeming tot Raadslid; 2. missive van den Commissaris der Ko ningin, betreffende den invoer van vee in Duitschland 3. idem van Gedep. Staten dezer provincie, houdende goedkeuring op het besluit tot eene lijdelijke geldlecning ad f 1000. Nog deelt de Voorzitter mede, dat na in gewonnen informatica hem is gebleken, dat raej. Guse, onderwijzeres te Oudeschild, wel dra wederom hare werkzaamheden zal kunnen hervatten. Een en ander wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter benoemt, met toestemming van den Raad, tot leden van het Stembureau, zoowel voor de eeistvolgeude stemming, als voor evectuëele herstemming, de heeren Koning en Bakkertot plaatsvervangende leden de overige heeren. Thans komt aan de orde de voorloopige vaststelling van de gemeente-rekening en de goedkeuring der rekeningen van de instel lingen van weldadigheid van 1892. Iu de eerste plaats brengt de Voorzitter den respectieve comraissiëu zijnen dank voor hunne bemoeiingen, en nadut hij der ver gadering het desbetreffende rapport heeft voor gelezen, stelt hij voor overeenkomstig het advies der commissie, de gemeente-rekening voorloopig goed te keuren. Met algemeene stemmen wordt daartoe be sloten, en de rekening voorloopig vastgesteld iu ontvangst op f 54339.90J in uitgaaf op f 53550.86£. Mede worden met algemeene stemmen goed gekeurd De rekening van het algemeen /Vrmbestuur in ontvangst op 4768,48 J; en in uitgaaf f 3248,45| die van het Weeshuis in ontvangst op f 10093.26, in uitgaaf op f 7724,72*; en eindelijk die van de bank van lecning» sluitende met een nadeelig soldo van f 53.8 li Het vijfde punt van de agenda, voorstel van B. en W. tot aanvulling der politic verordening, is thans aan de orde. Het Consept-voorstel circuleerde hij de leden de voorzitter acht dus verdere toelichting overbodig en neemt in behandeling Art. 30a. Het doen uitloopen of het storten of werpen van reuk verspreidende, of als scha delijk voor de gezondheid te achten atolfen in slooten of wateren, niet aan dc Gemeente toebehoorende, kan, op daartoe strekkend advies van den gemeente-geneesheer, door B. en W. worden verboden. De heer Roeper vraagt of niet bij de tegen woordige verordening tegen dergelijke toe standen wordt gewaakt. De voorzitter antwoordt toestemmend wat aangaat de burgwal, andere slooten zijn evenwel uitgesloten. De heer Kooru doet de vraag of hier be doeld worden slooten in of nabij de kom der dorpen of alle andere slooten. De voorzitter antwoordt alle slooten zonder uitzondering. De heer C. S. Keijzer acht volstrekt 011- noodig dergelijke bepaling iu de verordening op te nemen; zijns inziens spruit een en ander voort uit den vervallen toestand nabij Oude schild, en hij zou 't verstundiger vinden, alvorens de verordening aan te vullen, dien toestanil te verbeteren. De Voorzitter is 't met Jen heer Keijzer niet eens hij spreekt nogmaals «le hoop uit het nimmer noodig zal zijn B. en W. vau dit artikel gebruik moeten maken, doch wan neer de verordening tegen dergelijke toestanden waakt, dan kan men zoo noodig en op advies van deu gemeente-geneesheer daartegen te velde trekken. De heer Roeper is van meeniug, men door deze wijziging eigenaars van slooten last en nadeel zal kunnen veroorzaken. De Wethouder Keijzer zegt, dat het doel van B. en W. alleen is, bij eventueel voor komende gevallen op advies van den gemeente geneesheer aan vervuilden toestanden een einde te kunnen maken. De heer C. S. Keijzer herhaalt dat hij 't af keurt, dat men alleen met het oog op de sloot achter 't Oudeschild de politieverordening gaat wijzigen. De Wethouder E. Keijzer komt sterk op tegen dat beweren en verzekert de toestanden in 'talgemeen worden bedoeld. De Voorzitter brengt het voorstel in stem ming, 't welk wordt aangenomen met acht tegen drie stemmen tegen stemden de heeren C. S. Keijzer, Roeper en Brouwer. Thans komt in behandeling art. 30b de eigenaars, vruchtgebruikers of beheerders van binnen de Gemeente gelegen slooten of wateren, zijn verplicht deze schoon te maken of te doen uitbaggeren zoo dikwijls B. en W. dit noodzake lijk achter tot eene diepte en bodembreedte en binnen den tijd door hen tc bepalen, 't welk door den Voorzitter wordt voorgelezen. De heer Koorn heeft bezwaar tegen de re dactie van 't voorstelz. i. gaan B. en W. te De heer C. S. Keijzer merkt op dat het Polderbestuur voor een on ander zorgt. De heer Dros wenscht te weten of hier wordt bedoeld de slooten in en om de kom der dorpen; dan die over geheel Texel. De Voorzitter antwoordt: die over geheel Texel. Een zeer lang gerekte discussie, waaraan verschillende leden deelnemen en waarbij de voorzitter herhaaldelijk doet uitkomen dat men toch moet aannemen B. en W. uiet ondoor dacht of willekeurig gebruik zullen maken van hunne bevoegdheid, en die overigens niets nieuws opleverde, volgt nu, tot eindelijk de Voorzitter voorstelt in de redactie op te nemen de woorden „wanneer de gemeente geneesheer zulks noodig acht" evenwel wenscht hij eerst het voorstel zonder amendement in stemming te brengen. Met algemeene stemmen wordt het verwor pen. Met amendement, waarbij de heer Bakker nog voorstelde, in plaats „vruchtgebruikers", „gebruikers" te lezen, wat evenwel niet wcnschelijk wordt geacht, valt het voorstel met 8 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren F. Keijser, Boon en Zijm. Art. 30c. De slooten, wier uitwnseningen, naar oordeel van den Inspecteur van het ge neeskundig stnatstoezicht in Noord-Holland, nadeelig voor de volksgezondheid worden ge acht en in den toestand waarvan, mede naar het oordeel van genoemden Inspecteur, door reiniging geene afdoende verbetering kan worden gebracht, zullen door de betrokken eigenaars binnen veertien dagen na daartoe bekomen schriftelijke last vau B. en W., mouten gedempt, zullende de eigenaren der gedempte slooten voor eene behoorlijke afvoer van het huis- en hemelwater hunner eventueel aan die slooten gelegen huizen te zorgen hebben, op eene wijze, door B. en W., in verband met de behoeften te hunner beoor deeling, nan die eigenaren schriftelijk mede tc deelcn", wordt nadat door den heer C. S. Keijzer hierop een amendement was voorge steld, 't welk ook weder onmiddellijk werd ingetrokken, in stemming gebracht, zooals het door B. en W. werd voorgesteld en aan genomen met 9 stemmen vóórde heeren C. S. Keijser en Roeper verklaarden zich tegen. De heer C. S. Keijzer verlaat de vergade ring. Ook de heer Brouwer geeft zijn ver langen tot vertrek te kennen. De Voorzitter viudt hierin aanleiding voor te stellen, de verdere behandeling vau dit onderwerp tot eene volgende vergadering aan te houden, waarmede de Raad zich vereenigt. De bespreking van het onderwijs te Koog, het laatste agenda-punt, wenscht men thans nog te houden. De Voorzitter deelt mede, dat op 15 Jan. het aantal schoolgaande kinderen 55 bedroeg, bij de opmaking van het laatste kohier 51, een week vóór de vacantie 48 en daarna 44. Volgens de wet is men dus gehouden een onderwijzer aan te stellen. Oproepingen bij advertentie tegen een salaris van f 500 heb ben niet tot het gewenschle doel geleid en men zal dus genoodzaakt zijn, indien men slagen wil, het tractement te verhoogen. De heer Boon stelt voor, in de vacature te voorzien door het plaatsen van een kwee- keling. De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. zulks hebben beproefd, doch de eisch van een daartoe aangezochte kweekeling hem te hoog scheen. De heer Koorn stelt voor, onderwijzers op te roepen tegen een salaris van f 550. In stemming gebracht, wordt dit voorstel aan genomen met algemeene stemmen. De werkzaamheden zijn hiermede afgeloopen en nadat de gebruikelijke rondvraag is ge daan, waarbij niemand het woord verlangt, richt de Voorzitter 't woord tot de heeren Brouwer en Boon, aftredende leden, brengt hun dank voor de diensten, der gemeente bewezen en uit den wensch, dat het hun in hun privé leven steeds goed moge gaan. Hierna wordt de vergaJering gesloten. Scheveningen. Zoolang de badplaats alhier bestaat, werden nimmer zooveel zee baden genomen als jl. Donderdag, nl. 1499. Marine en Leger. Het Stafmuziekkorps der Marine is jl. Woensdag te Hellevoetsluis aangekomen, om aldnar tot 28 dezer te verblijven. Aan boord van llr. Ms. wachtschip te Amsterdam is de zilveren medaille voor 80 begrepen heeft? O, zoek het voor mij maar niet te verbergen Ik weet op uw gelaat te lezen, al doet ge nu moeite om mij een masker te toonen. Eu wat kan u trouwens er aan gelegen zijn, om mij te misleiden Als men, zooals ik, wekenlang met kloppende polsen en bonzend hart het echtelijk geluk moet aanzien, waarin gij u verheugt, dan kan men door eene hooghartige beweging of door een gedwongen lachje niet bedrogen worden. Ik weet te goed, mevrouw Edith, hoe het met uw geluk gesteld is, ik weet beter dan eenig ander menschelijk wezen hoe zwaar gij lijdt, want uw lijden is ook het mijne geweest en elke minuut van vertwijfeling heb ik met u doorleefd, ook al zag ik u met mijne werkelijke oogen niet voor mij „Mijnheer Burgbardt viel zij hem ontroerd in de rede, maar de schilder was door het gebeurde van dien avond op Groenheide gewaarschuwd en liet het niet opnieuw tot eeue terechtwijzing komen. i/O, vrees niets meer van mijne onbescheidenheid, me vrouw," zeide hij snel. „Ik weet te goed, dat ik voor mij zelf niets meer te hopen heb en ik heb mijne wenschen daarom voor eeuwig begraven. Maar moet ge u van uwen besten vriend berooven, alleen omdat hij eens in zijne verblinding hoopte iets meer voor u te kunnen zijn dan een vriend Is uw leven zoo rijk aan liefde, dat gij de reinste en onzelfzuchtigste, die u aangeboden wordt, afwijst „Waarom zegt ge mij dit alles Als gij meent te weten, dat ik niet gelukkig beu, denkt ge dan mij troost en verlichting te verschaften als ge mij opnieuw telkens daaraan herinnert Hoe wreed is zoo'n liefde, die niet op houdt een ander zijne onherstelbare krankheid voor te houden!' 81 „Maar die krankheid is niet onheelbaar. Gij zult ge nezen zijn op hetzelfde oogenblik, dat gij het wilt. Het kost u niets dan het moedige besluit, u uit uwe ellende te bevrijden.' •„Zeker," zeide zij, met een bitteren lach haar gelaat naar de zee wendend, waar de golven zich weder met kronen van wit schuim begonnen te tooien. „En Johanna Jankowski heeft mij ook den weg gewezen, dien men gaan moet om vrij en gelukkig te zijn." „Dat niet, mevrouw EdithNiet zulke vreeselijke ge dachten Dit arme visschersnieisje zal geen andere uitkomst hebben gezien dan het graf, maar u wenkt uw vaderland, waar gij met open armen zult ontvangen worden en waar reeds na enkele dagen niets u meer aan Groenheide zal her inneren. In uwe Schotsche bergen zult gij snel genoeg leeren vergeten wat u voor eene korte spanne tijds onge lukkig kon maken en uw huwelijk zal voor u niets anders meer zijn dan een ver achter u liggende benauwde droom, een verdwijnende herinnering aan lang vervlogen dagen." Ditmaal had Edith hem niet in de rede gevallen, maar had de woorden in haar hart opgenomen. Zij sloot de oogen niet voor die lachende, verlokkende beelden van een zonnige vrijheid, die onder den klank dezer woorden voor hare oogen waren verrezen. En het was niet de vertoornde en beleedigde, maar de wankelende en van instinctmatige vrees voor zichzelf vervulde vrouw, welke uit haar ant woord sprak „Spreek mij niet meer daarvan niet meer van mij en mijne toekomst, mijnheer Burghardt. Het is een zon derling toeval, dat ons nu weer te zamen brengt» maar ik

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 2