NIEUWEDIEPER COURANT.
HELDERSCHE-
M. 1217
Woensdag 18 October 1893.
Jaargang 51
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
Het VailerliinJt uhetrouwe
Blijf iele tot in den doot.
EN
Jan Pie.'tri. Cotn.
Vorsoüljnt lectoren Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnomenti
Voor de courant binnen de gemeeente
4 naar de overige plaatsen
prij* per
Nederland
alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika).
Zaid-Afrika
maanden:
f 0.70, met Jong Holland1.20
0.90, 1.40
UITGEVER
J. H. VAN" BALEN.
Molenplein.Helder.
P r ij der A d e r t e n[t i
Van 15 regeli 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden per regel 5 Ct.
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand 5
De Advertentiën kannen overal worden geplaatst tnsschen den tekst.
KENNISGEVING.
IjOTIKTG-
TOOR DE NATIONALE MILITIE.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Helder maken bekend, dat de LOTING
over de in 1803 in deze gemeente inge
schrevenen is bepaald
1. voor hen, wier geslachtsnamen beginnen
met de letters A tot cn met Q, op Zaterdag
den 21 October 1893, des voormiddags ten
10 ure
2. voor hen, wier geslachtsnamen beginnen
met de letters R tot en met Z, op Maandag
den 23 October 1893, des voormiddags ten
10 ure.
De loting zal plaats hebben indeBOUW-
ZAAL, achter het Bureau voor Gemeente
werken, op de Kerkgracht.
Gedurende vijf dagen, te rekenen van
den dag waarop de loting heeft plaats gehad,
kunnen tegen de wijze, waarop zij is geschied,
bij de Gedeputeerde Staten bezwaren worden
ingebracht door belanghebbende lotelingeu,
of door hun vader of voogd, bij verzoek
schrift, op ongezegcld papier, onderteekend
door hem die het bezwaar inbrengt.
Dat verzoekschrift moet worden bezorgd
bij den Burgemeester dezer gemeente.
Voorts wordt in herinnering gebracht,
dat zij, die vermeenen vrijstelling van dienst
te kunnen erlangen, daarvan bij de loting
opgave moeten doen aan den Heer Militie-
Commissaris en dat later ten Raad huize
daarvan de vereischte verklaring moet worden
afgelegd.
Helder, den 13 October 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. A. BEUKENKAMP, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Tweede Kennisgeving.
IM A LÖTÏ N C
voor de Nationale Militie.
Burgemeester en Wethouders der
gemeente Helder maken bekend, dat
voor den ingeschrevene voor de Natio
nale Militie, lichting 1894, Willem
Waanders, eene naloting zal worden
gehouden op Maandag den 23 October
1893, des namiddags ten drie ure, nadat
de gewone loting voor de ingeschrevenen
voor de Nationale Militie dezer gemeente,
wier geslachtsnamen öp de alphabe-
tische naamlijst beginnen met de letters
R tot en met Z, zal hebben plaats gehad.
De naloting zal plaats hebben in de
Rouwzaal, achter het Bureau voor
Gemeentewerken op de Kerkgracht.
Gedurende vijf dagen, te rekenen van
den dag, waarop de naloting heeft
plaats gehad, kunnen tegen de wijze,
waarop zij is geschied, bij de Gedepu
teerde Staten bezwaren worden inge
bracht door den belanghebbenden
loteling of door zijn vader of voogd,
bij verzoekschrift op ongezegeld papier,
onderteekend door hem, die het bezwaar
inbrengt.
Dat verzoekschrift moet worden
bezorgd bij den Burgemeester dezer
gemeente.
Voorts wordt in herinnering gebracht,
dat vermeende redenen van vrijstelling
bij de naloting aan den Heer Militie-
Commissaris moeten worden opgegeven
en dat later ten Raadhuize daarvan
de vereischte verklaring moet worden
afgelegd.
Helder, den 13 October 1893.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd
C. A. BEUKENKAMP, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Onze Atj ehsche bondgenoot
Tekoe Oemar.
(Slot.)
Een toevallige omstandigheid hielp
hem echter uit den nood.
In Atjeh bestaan Oelama's d. w. z.
wetgeleerden, koranuitleggers en
onder dezen namen wijlen Tengkoe di
Tirou in de XXVI Moekims en de nog
in leven zijnde Tengkoe Kota Karang
in de XXV Moekims een voorname
plaats in. Daar de grootheid van den
eene» die van den anderen noodzakelijk
doet verminderen, waren die heeren het
gewoonlijk niet met elkaar eens. Zoo
ook Tengkoe di Tirou en Tengkoe Kota
Karang. De eerste b. v. ging altijd tegen,
dat de bevolking van buiten de linie
binnen de linie handel dreef, Tengkoe
Kota Karang daarentegen moedigde dit
steeds aan. Na den dood van Tengkoe
di Tirou stelde zijn zoon Tengkoe Mad
Amin met zijn twee broers zich aan het
hoofd van den troep, die bestond en nog
bestaat gedeeltelijk uit huurlingen, roo-
vers, ontevredenen en ook uit Mosle-
mins godsdienstijveraars. Den heili
gen oorlog predikende, heeft deze bende
ons reeds veel overlast aangedaan, doch
ook de Atjehsche bevolking heeft veel
van haar te lijden. Aan geen plaats ge
bonden, zit zij heden aan den eenen,
morgen aan den anderen uithoek van
de linie, in de streken, die zij doortrekt,
op kosten van de bevolking levende en
daarbij nog geld innende.
In het gedeelte der VI Moekims,
waar de Iman van Lamtengah hoofd
was, had de bende zich tot nu toe niet
vertoond, daar genoemde Iman haar be
slist den doortocht weigerde, in het ge
heim gesteund door T. Oemar, die lang
niet gediend was met Tengkoe Mad
Amin, doch niet openlijk tegen hem
durfde optreden.
In het begin van dit jaar werd echter
de Iman van Lamtengah wegens poging
tot opkoopen van patronen op den post
Lamtih, verbannen naar Batavia, alwaar
hij een paar maanden geleden stierf. Na
zijn vertrek drong Tengkoe Mad Amin
in zijn gebied en richtte er zich zooda
nig in, dat hij het plan scheen te heb
ben het den eersten tijd niet te verlaten.
Dadelijk verbood hij de bevolking der
VI Moekims binnen de linie te gaan
om handel te drijven, beschoot onze
posten en overviel nachtelijke patrouil
les.
Dit viel niet erg in den smaak van
Tjoet Diën de kansen van haar man
T. Oemar, om het weder met de Regee-
rïng eens te worden, moesten achteruit
gaan, daar dit alles in haar gebied voor
viel. Daarbij had zij veel last van die
indringers. Zij drong er bij Oemar
op aan, Mad Amin de VI Moekims
te ontzeggen en indien Oemar het
niet deed, zon zij zelf het wel doen.
Nu, dit zou haar zeker gelukt zijn, want
TjoetMevrouw wordt algemeen ge
hoorzaamd. Bij haar heeft zelfs de kra
nige Oemar niets in te brengen.
T. Oemar nu liet T. Mad Amin ver
zoeken de bevolking ongedeerd binnen
de linie te laten gaan en dit niet meer,
zooals reeds eenige malen was voorge
komen, met geweld tegen te gaan. T.
Mad Amin liet daarop T. Oemar weten,
dat hij op een aangegeven plaats voor
hem te spreken was, waarop T. Oemar
liet antwoorden, dat hij, T. Mad Amin,
indien hij nog iets te zeggen had, ten
huize van 1'. Oemar kon komen.
behoefde te zijn, zooals hij dat voor elke vreemde
zou wezen, die in zijn woning mocht komen.
Maar ook behalve dat, zou hij van dit huwelijk
niets hebben willen weten. Hij beschouwde de
gebreken van Suze's vrijer niet met het oog der
liefde, waarmede zij ze zag. Hem was het reeds
lang duidelijk, dat dit jonge mensch niet van insoli-
diteit was vrij te pleiten, en het denkbeeld, dat deze
man later zijn met zooveel opoffering en ontbering
verkregen spaarpenningen zou verteeren in losban
dige vermaken, dat zou een nagel aan zijn doodkist
zijn geweest. Nimmer zou hij tot zoo iets de hand
leenen.
Toen Suze er dan ook eindelijk rondweg mede voor
den dag kwam, dat vader haar door het verschaffen
van een sommetje in de gelegenheid zou stellen een
zaak op te richten in de naaste stacl en dan te
trouwen, weigerde vader beslist.
Niets was in staat hem te bewegen, zelfs maar
eene poging te doen om het geluk zijner dochter,
zijn eenigst kind, te verzekeren. Tranen noch gebeden,
vleierij noch bedreiging konden den ouden, vrek-
kigen man van plan doen veranderen en het einde
was, dat Suze, in hare verbittering, bij het eens
genomen besluit bleef en in betrekking ging.
Sedert was alle betrekking tusschen vader en
dochter verbroken. De dochter gevoelde geen
greintje liefde meer voor een vader, die eigenbelang
en schraapzucht boven het geluk van zijn eenigst
kind stelde en de vader wist, in een van ellende
bijna omkomende weduwe, een huishoudster te vin
den, die, uit dank aan den hongerdood te zijn ont
komen, nog zuiniger regeerde dan Suze en voor het
erbarmelijk schrale en harde stukje brood, dat zij
in ruil voor hare diensten kreeg, nog dankbaar op
den koop toe was.
39
zijn voorstel gedaan.
Hoe verbaasde hem echter haar weigering. Geen
pen zou in staat zijn dit te beschrijven.
Hij wist niet hoe hij het had en, zonderling, nu
zij niet wilde, gevoelde hij spijt. Doch hare weige
ring was te beslist, om te trachten zelfs haar over
te halen van besluit te veranderen. Noch zijn per
soon noch zijn stand zouden, zoo verzekerde zij, het
haar beletten. Er was iets, dat zij hem niet kon
verklaren en op de oplossing van dat raadsel moest
hij niet aandringen. Bleef hij op zijn stuk staan,
dan zou zij, hoe haar dit ook zou smarten, heen
gaan.
Hier was geen uitweg te vinden. Iloe gaarne
Demmers het anders zou gezien hebben, moest hij
er genoegen mede nemen. De keus was hem slechts
gelaten van haar te behouden of haar te zien heen
gaan. En hij hield te veel van haar om tot dit
laatste te kunnen overgaan. Voor geen geld had hij
haar willen missen.
Rijpelijk overwoog hij alles en het kostte hem in
de eerste dagen menigon slapeloozen nacht. Berustte
hij er niet in, dan moest hij geheel van haar afzien
en haar laten gaan. Had hij er daarentegen vrede
mede, dan zou zij wellicht altijd bij hem blijven;
want zij had hem zelf eerlijk gezegd de kans, dat
zij te eeniger tijd heen zou kunnen gaan, bestond,
maar die kans was zdó gering, dat zij betrekkelijk
het blijven stond als honderd tegen één.
En welke man, in Demmers' positie, zou zoo dwaas
zijn geweest zijn geluk met voeten te treden? De
wereld mocht hem, wanneer het haar eventueel ter
oore kwam, veroordeclen, daarom bekreunde hij
zich weinig. De wereld zou er hem geen dank voor
zeggen, indien hij anders deed. En niemand was
in staat hem het geluk te vergoeden, dat hij in haar
bezit vond.
Bovendien, zijn geweten was vrij, cn om zelf ook
voor de toekomst geen wroeging te hebben, had hij
terstond eene testamentaire bepaling gemaakt, die
Dit laatste antwoord schijnt nogal
kras te zijn geweest, ten minste toen
Tekoe Beb, T. Mad Amin's broer, het
vernam, rukte hij met een gedeelte der
bende uit, schoot alles wat op zijn weg
kwam neer, zelfs vrouwen en kinderen,
die in de sawah werkten, en stak in zijn
overmoed het huis van Tjoet Dién in de
kampong Ardjoen in brand. T. Oeinar,
dit vernemende, verzamelde in der haast
een veertigtal volgelingen en viel de
bende aan. Tekoe Beb en een aantal
minderen sneuvelden, terwijl de rest
naar alle zijden de vlucht nam. Hierop
volgden in de helft van Juli jl. een
aantal echt Atjehsche gevechten tusschen
de troepen van T. Oemar en die van T.
Mad Amin, waarin de laatste het onder
spit heeft gedolven.
Gretig greep Oemar deze gelegenheid
aan om de reeds begonnen onderhande
lingen met den assistent-resident voort
te zetten.
De Gouverneur wilde er echter nog
niet in treden Kroesen moest weten
wat hij deed, alle verantwoording kwam
op hem, op Kroesen.
Intusschen werd, zooals het bestuur
zeide, het idiote hoofd der IV Moekims,
Oeinar's zwager, door ons van geweren
en munitie voorzien om de Moslemins
te verdrijven. Ja, zelfs werd Tekoe Neq
van Merassa verzocht met zijn bevol
king hem te hulp te komen. Nu, Neq
zou wel T. Oemar met familie willen
verdrijven, doch hem nog helpen, neen,
dat was wel wat te veel gevergd. Daar
zijn invloed bij bet bestuur toch reeds
zeer verminderd was en hij voorzag, dat
nu Oemar de gevierde man zou worden,
verzocht hij 14 maanden verlof naar
Penang. Waarschijnlijk zal hem dit ver
leend worden.
Oemar kreeg onderwijl versterking
uit de Zuidelijke nederzettingen, waar
door hij in staat was de VI Moekims
geheel tezuiveren. De onderhandelingen
met het bestuur gingen hoe langer hoe
beterde Gouverneur werd wat toe
schietelijker. Nu ook het gebied der IX
Moekims, waar zijn vriend Tekoe Niaq
Mohamad waarnemend hoeloebalang is,
schoongeveegd. Het geschut der posten
helpt hem reeds. De Gouverneur wordt
hoe langer hoe toeschietelijker. Ivandong
Boekit Daroe en Tjat Goëe worden door
Oemar genomen, nu zelfs met soldaat
jes op den achtergrond. Nog een eindje
doorgezet, naar Kaloet. Iloerah deze
versterking is ook in handen van Oemar.
De Gouverneur is uitermate toeschiete
lijk. Oemar is in genade aangenomen.
Wat de toekomst zal geven, is vol
gens X. moeielijk te voorspellen. Dat
men echter met dit wispelturig en op
vliegend karakter voorzichtig moet zijn,
is reeds al te dikwijls gebleken.
Tot nu toe kan T. Oemar zeggen
ffveni, vidi, vici*indien hij echter,
zooals de Atjehsche Ct.1 meldt, ook
de XXII en XXVI Moekims wil zui
veren, ja zelfs een tocht naar Kemala
wil maken, zal dit minder gemakkelijk
gaan. Want geloof niet, dat alle hoof
den ingenomen zijn met Oemar s han
delingen. De nog steeds machtige Tekoe
Baidheeft allerwegen brieven verzonden,
waarin hij Oemar's gedrag ten zeerste
laakt, hem een verrader noemt.
Tengkoe Kota Karang heeft de vlucht
genomen naar zijn grootsten vijand,
Tengkoe Mad Amin. Als de nood aan
den man komt, als de kompagnio veld
wint, zijn de Oelama's stee-Is weder eens
gezind dan vergeten zij elke veete en
hebben slechts één doelden gehate»
kafirs afbreuk toe te brengen.
Thans kan de proef op de som ge
nomen worden of de onderwerping van
de voogden van den Panglima Sagi der
XXII Moekims, Panglima Polim, van
eenige beteekenis was.