NIEUW EDIEPER COURANT.
HELDERSCHE-
M 14U.
Vrijdag 21 November 1893.
Jaargang 51
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
Het Vailerlandt ghetrouwe
Blijf iele tot ia den doot.
IPilhelmmlied.
<a «b
EN
,En deaeipereert nimmer
Jan Pieten. Gom.
VersolUJat lederen. Dlnsdas, Douaerdag on Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3 maanden:
Voor de oonrant binnen do geraeeonte f 0.70, met Jong Holland/ 1.20
00 j naar de overige plaatsen van Nederland a 0.90, 1.40
000 0 alle landen, die in het postverdrag
zijn opgonomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika). 1.75, 000 2.60
000 0 Znid-Afrika2.50, 000 4.
J. H. VAN BALEN.
Molenplein.Helder.
Prg'i der Advertentiën;
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar galang van de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden per regel 5 Ct.
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stsnd5*
De Advertentiën kunnen overal worden geplaatst tusschen den tekst.
De onthullingen omtrent
NEERBOSCH.
De behandeling
cler weezen.
(Vervolg.)
Aan de slaapzalen gekomen, scheen
men ons voor liet vraagstuk te zetten,
hoe men, zonder over de bedden te
loopen, van het eene einde der zaal
naar het andere kon komen en dat
vraagstuk was niet gemakkelijk op te
lossen. De gansche zaal, zij was lang
en breed, scheen één groot bed te zijn,
nu op den dag overdekt door één
grauwe, reusachtige sprei.
Mij was eene illusie ontnomen. Bit
ter was ik in mijne verwachtingen teleur
gesteld. Ik wilde weg van die plaats,
waar ik ja, wel eenig goeds, maar meer
ellendigs gezien had. Wij vertrokken.
Langs den weg verzonk ik in gedachten,
tot ik plotseling met een hevigen ruk
op zijde werd geslingerd, juist bijtijds
om niet vertrapt te worden door de
hoeven van twee vurige paarden, ge
spannen voor een met zijde gevoerd
rijtuig.
De heer J. Braat, Nieuwe Achter
gracht 9 te Amsterdam, schrijft
„Ik kan onder eede verklaren, dat
op zekeren zomermiddag het middag
eten werd klaargemaakt, bestaande uit
peulen en doppers, met de schillen er
om. Ik vroeg aan mijn broeder, die bij
ongeluk daar ook is: „Krijg jij dat
eten zoo?" en het antwoord van den
onnoozeleh knaap was: „Ja." „E11 lust
je dat?" „Neen, maar ik moet wel, ik
krijg niet anders." 's Middags om 12
uur ging hij eten en toen hij terug
kwam, blafte hij van den honger. Ik
gaf hem de noodige boterhammen, die
hij flink verorberde.
De privaten en urinoirs zijn aller-
vuilst en smerig. Ik ben er verleden
jaar Maart op Zondag geweest, om
mijn broeder eens een bezoek te bren-
gen en toen kwam ik inet hem voorbij
j het privaat op liet terrein en, mijne hee-
J ren..." (de beschrijving zullen wij den
1 lezer sparen genoeg zij het, dat het
privaat, volgens den heer B., meer van
een groote mesthoop had, dan van het
geen het behoorde te zijn).
Wanneer een der opzichters, Hemmes,
een ex-onderofficier, gelast wordt,
jongens naar Rotterdam te brengen,
die of daar blijven, of sommigen er van
naar Amerika en dus op een der
stooinbooten daarheen moeten gebracht
worden, dan is de eerste wandeling
van dien gewezen onderofficier, om
met al de jongens naar een zeker café
op de „Blaak" te gaan, op den hoek
van de Nieuwstraat, tegenover het
postkantoor, waar de jongens dan de
eerste les van hem ontvangen in het
cognac drinken, zeker uit vrees, dat
zij 't anders in Amerika niet spoedig
genoeg zullen leeren.
In het laatst van Juli werd ik naar
het dorp Lexmond ontboden, waar een
daar wonende oud-wees, zekere Rik-
kert Vos, aan meerderen verteld had,
dat hij er had bijgestaan, dat Van 't
Lindenhout een jongen had doodge
slagen niet alleen, maar in zijne woede
nog vele slagen aan het lijk had toege
bracht, terwijl de omstanders wisten,
dat het arme slachtoffer niet meer
ademde. En nu de bewijzen. Te L.
arriveerende bij de familie, welke mij
had ontboden, werd mij liet huis van
R. V. gewezen. Toen de arme man
mij zag, stond hij te beven van hoofd
tot voeten en kon de eerste vijf minu
ten niet geregeld spreken. Ik stelde
hem intusschen zooveel doenlijk gerust
en trachtte de reden uit te visschen
van zijne groote ontsteltenis, welke ik
ook vond, doch eerst nadat ik hem
uur daarna wéér verlaten had. Hij
stemde alles volmondig toe wat hij in
mijne brochure gelezen had, in zoo
verre de vermelde feiten hadden plaats
gehad tijdens de negen jaar, dat hij te
Neerbosch was. Maar op dat eene
groote feit, waarom ik die moeielijke
reis had gemaakt, bleef hij stom, zoo
dat ik den Rechter-Commissaris met de
gansche geschiedenis in kennis stelde,
het aan ZEd. Achtb. overlatende te
trachten de waarheid uit te vorschen.
Het resultaat van dat onderzoek zal
voor de Rechtbank wel blijken.
Ook het in 't geheim begraven en
begraven zonder kist, zoo maar in een
laken gerold, van een arm slachtoffer,
zou in een stad niet binnenshuis kun
nen plaats hebben. Te Neerbosch kan
dat, omdat Van 't Lindenhout er een
eigen kerkhof op nahoudt, speciaal
voor de Weesinrichting en, dat
binnen het terrein liggende, heeft
de begrafenis natuurlijk geheel »entre
nous" plaats, dat in zeker opzicht ook
wel noodig is, waar soms meerdere
begrafenissen per dag plaats hebben.
Wanhoop, wegens schrikkelijke mis
handelingen deed zekeren verpleegde be
sluiten weg te loopen en hij vond teCleve
bij een bleeker eenige weken werk,
met kost, inwoning en een tamelijk
weekgeld. Zijn verblijf daar lekte echter
uit en Van 't Lindenhout zond zijn
neef Gerritsen met den ex-sergeant
Hemmes naar Cleve, om den jongen
weer op te eischen. Hoewel hij daar
gelukkig was en zijn baas hem gaarne
gehouden had, werd hij door de beide
afgezanten van Van 't Lindenhout met
geweld ontvoerd en teruggebracht naar
zijn ellendig tehuisi?) te Neerbosch.
Waar een vader onuitsprekelijk ver
heugd zou zijn, zijn zoo lang vermisten
zoon weer te vinden, brulde Van 't
Lindenhout van woede, ja ik mag wel
zeggen van bloeddorst, toen hij zijn
slachtoffer weer de plaats op zag ko
men,begeleid door die 2 politieagenten('),
waaruit de groote onjuistheid blijkt
van de benaming weesvader.
Ofschoon afgemat en hongerig van
't loopen, werd hij onmiddellijk op
een bank gebonden en gaf Van 't
Lindenhout hem 25 slagen met een
bullepeesdaarop zeide hij tot zijn
zoon Jacob „ik ben moe, nou jij maar
eens." Jacob scheen jeugdiger krachten
te hebben en na hem 25 slagen met
dezelfde bullepees te hebben gegeven,
riej) Van 't Lindenhout: „Schei maar
uit, Jacob, 't is genoeg maar Jacob
riep „neen, hij heeft nog niet genoeg
en sloeg daarop zoolang tot ook hij
moe was.
Daarna werd het vreeselijk gemar
telde, half doode slachtoffer in een
hok onder het bedehuis opgesloten
op water en brood. D «gelijks mocht
hij echter eenige oogenblikken de
versche buitenlucht genieten, juist
lang genoeg om hem weer op nieuw
5') slagen met dien onverslijtbaren
bullepees te geven. Acht dagen lang
Huurde die marteling.
Door de onderwijzers Gerritsen en
van Luipen werden eens de gebroeders
F. en H. V. zoolang met een stok
geranseld, dat van F. de onderarm
106
hij zoo goed als zeker van zijn zaak was. Had zij
den vorigen avond niet in zijne armen gelegen
Nu, ja, hij wilde nu niet alles stellen op rekening
van zijne persoonlijkheid, goedNotaris was een
mooie carrière en om notaris-vrouw te zijn, daarvoor
zouden velen wat over hebben. Suze zeker ook. Het
zij zoo dacht onze notaris, des te beter
Hij dacht geen oogenblik aan de mogelijkheid, dat
Suze hem zou versmaden, dat zij een ander de voor
keur. 7 \u „«reven.
In die gemoedsstemming, zeker van zijn triumf,
zeker er van, dat hij spoedig het geheele dorp ver
baasd zou doen staan, hield het rijtuig voor zijne
woning stil en betrad hij zijn kantoor, waar Albert
hem met brandend ongeduld wachtte.
Albert keek zijn patroon vragend aan, toen deze
in zijn fauteuil neerviel en een langgerekt „hè
liet hooren.
„Dat is me een karrewei geweest," zuchtte de
notaris. „Wel, wel, ik ben er nog beroerd van
„Hoe is het zoo plotseling gebeurd vroeg Albert.
„Wat?"
Albert keek zijn patroon met rechtmatige verba
zing aan.
„Ik bedoel, boe is hij zoo plotseling gestorven
„.O, Demmers bedoel je Goede hemel, ja, daar
heb ik niet eens aan gedacht 1"
Albert's verbazing bereikte haar toppunt en dat
bleek duidelijk uit de wijze, waarop hij zijn patroon
aankeek. Het scheelde maar weinig of hij verdacht
hem er van niet wel bij het hoofd te zijn.
„Maar is u daarvoor dan niet naar „Groot Rust
oord" geweest vroeg Albert, die niet meer wist
hoe hij het had.
„Daarvoor Neen, waarachtig niet. Voor een veel
ernstiger zaak, veel interessanter
E11 de lieer Van Warwijck zwaaide zijn lorgnet
heen en weer, zoodat liet een boog voor hem be
schreef, terwijl hij herhaalde „Verbazend interes
sant
103
Suze knikte.
„Uw vader woont daar en renteniert, zooals
men dat noemt?"
Suze knikte weer, maar trok nu de wenkbrauwen
op Zij begon belang in de zaak te stellen.
Het gebengel van den gouden lorgnet nam toe.
„Hebt u in langen tijd niets van uw vader ver
nomen
„Van mijn vader? Neen, zoolang als ik hier ben
niet. Wij stonden op geen te besten voet met elkaar.
Hij was, hoe zal ik u dat zeggen," zeide Suze, „niet
al te vriendelijk jegens mij, zoodat ik ten slotte
heenging Dus het is iets wat mijn vader betreft?
Is hij ziek? ofschoon ik zelfs in dat geval nog niet
kan veronderstellen, dat hij mij daarvan iets zou doen
weten. Dus
De notaris knikte eenige malen.
„Ik ben dankbaar, dat ik het geluk mag hebben
u naast eene treurige tijding ook eene verblijdende,
eene hoogst verblijdende mede te deelen. Uw vader
is zeer ziek, misschienop 't oogenblik
reeds
„Dood?" vroeg Suze. „O, u kunt het mij gerust
zeggen, als het zoo is."
Van Warwijck keek verbaasd op. Terwijl hij ge
hoopt had haar langzamerhand, zooals dat betamelijk
is, voor te bereiden op «len slag, bleek dat totaal
overbodig. Suze zag wel bleek, maar maakte volstrekt
geen toebereidselen 0111 flauw te vallen, waarop hij
wel een beetje gerekend had en wat hij, 0111 de waar
heid te zeggen, gehoopt had.
„Als uw zenuwen zoo sterk zijn, dan ja
dan zal ik het u maar zeggen, dat uw vader over
leden is," zeide hij, niet volkomen zeker dat er nog
geen scène zou volgen,
„Zoo?" zeide Suze, „is vader dood?"
Zij bleef in gedachten verzonken strak voor zich
uitstaren en eenige oogenblikken heersclite er vol
komen stilte in de kamer.
„Wanneer is dat gebeurd vroeg zij, eindelijk
werd stukgeslagen, waaruit blijkt,,
de slagen nogal goed aankwamen. -At.
v. D. werd door Jacob Van 't Lin
denhout op aangezicht en borst ge
trapt, tot hij onkenbaar was, onder
getuige van G. B., B. S., en II. v. D.
Een feit van mishandeling door me
vrouw Van 't Lindenhout
Een nichtje van den heer A. A.,
apotheker te N., werd wegens ver
meende luiheid, wat uit lusteloosheid
en onpasselijkheid voortkwam, zoo erg
met een ellestok afgeranseld door
mevrouw Van 't Lindenhout, dat zij
er lang ziek van was en de men
struatie zes maanden wegbleefhaar
kameraadje, dat partij voor haar nam,
werd het haar kort afgesneden.
Nicolaas Venema had zich in de
verlaten ineisjeszaal, door razenden
honger gedreven, een weinig pap toe
geëigend en werd al etende betrapt. I11
hangende houding werden hem daar
voor 89 stokslagen toegediend op
last van Van 't Lindenhout door den
oud-wees-opzichter Leendert Siez.
De heer K. v. d. E., een rentenier
te Rotterdam, had eene dochter, die
weduwe was met twee kin«Ieren.
Zij kwam te sterven en zijn notaris
raadt hem dringend aan zijne klein
kinderen naar Neerbosch te zenden.
Die notaris beschrijft Van !t L. als
een profeet Gods en Neerbosch als
het Dorado voor kinderen uit den
deftigen stand.
De kinderen gingen naar Neerbosch,
omdat dominé den notaris behulpzaam
was in zijne aanbeveling, in Mei 1891.
Dat grootpapa zoo zehten een brief
van zijne kleinkinderen kreeg en dan
nog zoo kort en koud, verwonderde
hem 7.00 erg. niet. In Juli '91 bracht
grootpapa hun een bezoek. Het geheel
maakte op den grijsaard een overwel
digenden indruk, waarvan hij zichzelf
geen rekenschap kon geven, maar welke
indruk hem toch belette er ooit weer
te komen. De kleinste van 8 jaar
klaagde, dat ze 's morgens droog brood
kreeg en een sneetje met een soort
vuil vet besmeerd; nooit geen kaas of
iets anders, water en melk zoo blauw
als een lei, geel water uit een pomp
drinken, nimmer schoon gewasschen,
geen handdoeken werden gebruikt, etc.
Hij schreef mij, dat hij zóó in de war
was, dat hij versuft heenging en zich
nu nog afvraagt, hoe 't tocli komt,
dat hij de kinderen toen niet stante
pede mede naar Rotterdam nam.
Helaas, schrijft hij, mijne oogeti
werden later wreedaardig geopend
want de kindertjes hieven te Neerbosch
tot Sept. 1892, dus c. a. 16 maanden.
Te Rotterdam terugkeerendc, sprak
ik er met dezen en genen over, maar
men trachtte mij alle kwade vermoe
dens uit 't hoofd te praten. Neerbosch
stond zóó hoog aangeschreven in ieders
achting, dat de inens'-lien er geen
kwaad van wilden hooren. Ook begreep
ik eindelijk, schrijft hij verder, dat het
voor kinderen uit den deftigen stand,
zooals van u en mij, eene groote ver
andering moest zijn, zoo onder 1100
kinderen te verdwalen. O I gaat hij
voort, hadden de lieve kinderen er
toch maar nooit een voet gezet, dan
waren 2ij niet moreel en physiek wel
licht voor altijd bedorven. Eindelijk
kwam alles uit en de kinderen, waar
voor grootpapa 7.00 onbekrompen aan
Van 't Lindenhout had betaald, kwamen
weer te huis, maar zóó verwaarloosd
en van hoofd tot voeten met schurft
overdekt, dat ze onmiddellijk onder
dokters behandeling moesten en nu,
ruim een jaar na hunne terugkomst,
nog niet geheel genezen zijn. Die
dokter, de heer v. L., schijnt dan ook
geen phenix te zijn in 't genezen van
schurft. Schrijver.)