Gemeenteraadsvergadering Wieringermeer Vrijdag 29 Nov, kwam de raad in vergadering bijeen. Alle leden waren aanwezig. Voorzitter de hr. G. C. Loggers, burgemeester. Se cretaris de heer A. N. Nap. Na dat de voorzitter de vergadering geopend heeft worden de notulen onveranderd vastgesteld. Een aan tal ingekomen stukken gaan ondec de hamer door en worden voor kennisgeving aangenomen. Aan pen heer J. F. de Groot wordt eervol ontslag verleend als amb tenaar van den burgelijken stand. De woningbouwkwestie. In verband met de kwestie van de woningbouw te Wieringerwerf zijn door het raadslid den heer J. G. Addens een aantal vragen ge steld aan B. en W., welke als volgt luiden: 1. Is het Uw college bekend dat het bouwbureau .(de Wierin germeer" te Wieringerwerf woningen bouwt in strijd met artikel 30 2e lid van de bouw verordening Wieringermeer? 2. Indien deze vraag 1 bevesti gend wordt beantwoord, wat heeft U gedaan en welke maat regelen denkt U te treffen te gen de overtreding? 3. Heeft het college van Alge- meene Commissarissen voor den Wederopbouw, op grond van artikel 20 van het Ko ninklijk Besluit van 7 Mei 1945 Stbl. F 67, het bouwbureau ontheffing verleend van vorig genoemd artikel van de bouw verordening? 4. Indien vraag 3 bevestigend wordt beantwoord, wilt U mij dan mededeelen op welken datum dit besluit U door ge noegd college is ter kennis ge bracht? 4a En is door het college van Al- gemeene Commissarissen de meening van den raad ge vraagd, zooals door Uw voor zitter in de' raadsvergadering van 11 October j.1. werd ver ondersteld? 5. Infdien vraag 4a ontkennend wordt beantwoord, welke stap pen zijn door U gedaan, of welke stappen denkt U nog te nemen, opdat de wil van de meerderheid van den gemeen teraad van Wieringermeer ten uitvoer wordt gebracht? 6 Indien vraag 3 bevestigend wordt beantwoord, acht U het dan niet wenschelijk, |dat de raad op zeer korten termijn in ken nis wordt gesteld met het ter zijde stellen van een zoo be langrijk besluit van den raad, terwille van de volkgezond heid? B. en W. geven in een uitvoe rig schrijven een overzicht van de geschiedenis van den herbouw der woningen van de stichting het bouwbureau ,.de Wieringermeer". B. en W. schrijven als volgt: Op 16 Maart 1946 deelde de inspecteur voor de volksgezond heid (volkshuisvesting) ons mede, dat in de gemeente Wieringer meer in den loop van 1946 250 permanente woningen konden worden gebouwd. Aangezien vrij wel alle arbeiderswoningen in de jfle dorpen eigendom waren var. de stichting het bouwbureau ,,de Wieringermeer" en deze wonin gen op enkele na alle door de inundatie waren verwoest, hebben wij aan het bestuur van de stich ting medegedeeld, dat wij er ons mede konden vereenigen dat de stichting dit toegestane quantum woningen bouwjde. Op 3 April '46 berichtte het bestuur ons, dat het daartoe bereid was. Op 12 Juni 1946 diende de di recteur der stichting bij den ge meente-architect een bouwaanvra- ge voor 95 arbeiderswoningen te Wieringerwerf in. Deze aanvrage betrof alleen den herbouw van vernietigde perceelen. De aanvrage is, nadat zij op 15 Juni gecompleteerd werd, zooals gebruikelijk, onmiddellijk toege zonden aan den supervisor, die op 28 Juni d.a.v. bericht zond, dat hij zich met de plannen, behoudens die van een 12-tal woningen aan de Oostzijde van de Sternstraat, kon vereenigen. Op 5 Juli 1946 heeft de gemeente-architect de. plannen voor de (door den super visor goedgekeurde woningen doorgezonden aan den dienst we deropbouw Wieringermeer, zulks om de gelegenheid tot het verstrek ken van voorschotten op de ma teriaaltoewijzingen te openen. Toen door de directie een nieuw plan voor de twaalf woningen aan de Sternstraat was ingediend en dit plan door den supervisor was goedgekeurd, heeft de gemeente- architect de bouwaanvrage ge toetst aan de bouwverordening. Zijn bevindingen zijn vastgelegd in zijn aan ons gerichten brief van 30 uli 1946. Daaruit bleek dat de verdiepinghoogte van de pntworpen woningen /niet voh- deed aan den eisc'h van de bouwverordening. Bovendien wa ren er nog enkele andere bezwa ren. Naar aanleiding van het rap port heeft op 13 Augustus j.1. een bespreking plaats gevonden met den directeur van het bouw bureau. Bij deze bespreking werd verandering van de plannen toe gezegd met betrekking tot de punten, waaromtrent bij den ge meente-architect bedenkingen wa ren gerezen, met uitzondering echter voor zoover de verdie pinghoogte betrof. Omtrent dit belangrijke punt werd geen over eenstemming bereikt. Op 21 Au gustus 1946 vond opnieuw een bespreking plaats, nu met 'defn directeur van het bouwbureau en een der architecten van de in Wihringerwerf te bouwen wo ningen. In deze bespreking werd nogmaals naar voren gebracht, dat de bouwverordening een ver diepinghoogte van 2,50 m. niet toestand en de plannen dus zou den moeten worden omgewerkt. Toen dit niet gebeurde hebben wij op 13 September 1946 een voorwaardelijke bouwvergun ning verleend, o.m. inhoudende dat de verdiepingihoogte moest worden gebracht op 2,70 m., o- vereenkomstig den eisch van de ^wverordenitngj., Deze voorwaardelijke 'bouw vergunning heeft het bestuur varr de stichting aanleiding gegeven tot den brief van 18 September j'.lwelke hierbij in afdruk is o- vergelegd, en welke voor de raadsvergadering van 11 Octo ber j.1. voor de leden van den raad ter inzage heeft gelegen. In dezen brief verzocht het bestuur ons de medewerking van het col lege van Algemeene Commissa rissen voor den wederopbouw te vragen, om voorzoover de ion- derhavige .woningen betrof, op grond van artikel 20 van het Ko ninklijk besluit van 7 Mei 19945, Stbl. F 67, de betreffende bepa ling van de bouwverordening bui ten werking te stellen. Vanzelfsprekend hebben wij aan dit verzoek niet voldaan. De bevoegdheid tot het vastellen van voorschriften, welke bij den bouw van woningen enz. in acht moeten wordengenomen, be hoort aan den raad. Weliswaar bevat het genoemde Koninklijk besluit een bepaling, op grond waarvan het college van alge meene commissarissen de be voegdheid bezit voorschriften van de gemeentelijke bouwverorde ning buiten werking te -stellen, doch het ligt allerminst op den weg van ons college de toepas sing van deze bepaling te bevor deren. Het lijkt ons namelijk on juist een beroep te doen op be palingen van een besluit, waar tegen in gemeentelijke kringen en ook bij ons groote bezwaren be staan, omdat zij in ernstige ma te de gemeentelijke autonomie aantasten. Zooals wij ook in ons voorstel aan den raad van 1 October j.1., nr. 7, mededeelden, waren wij wel bereid, indien de raad daar toe de mogelijkheid opende, ont heffing van de betreffende be paling van de bouwverordening te verleenen, in de eerste plaats om daardoor vertraging in den bouw te voorkomen, maar ook, omdat wij, gezien het advies van den inspecteur der volksgezond heid (volkshuisvesting) van mee ning waren, dat de geprojecteer de woningen in hoedanigheid en bewoonbaarheid niet zouden on derdoen voor de vroegere wo ningen en voor de woningen, welke elders in den lande wor den gebouwd. Ons voorstel om een onthef fingsmogelijkheid te scheppen heeft de raad echter niet aange nomen, zoodat de stichting de plannen moest omwerken, waar mede uiteraard tijd gemoeid was tenzij het college van algemeene commissarissen alsnog zou be sluiten tot buiten werking stel ling van de bepalingen omtrent de verdiepingihoogte. Het be stuur heeft aan 'het college van commissarissen het verzoek ge richt in dien zin te besluiten, en een dergelijk besluit is dan ook tot stand gekomen. Een exem plaar van dit besluit van 3 No vember 19946, dat ons op 5 No vember d.a.v. bereikte, is hierbij gevoegd. De buitenwerkingstel- ling beperkt zich tot den bouw van 95 woningen te ^Wieringer werf, waarvoor de plannen zijn ingediend op 12 Juni 1946. Inmiddels was in begin van Augustus met den bouw van ëenige complexen uit het plan begonnen, aanvankelijk dus zon der dat een bouwvergunning aanwezig was. Hiertegen hadden wij geen overwegend bezwaar, omdat ge bouwd werd op de oude fundee ringen, zodat moeilijkheden ten aanzien van rooilijnen enz. niet waren te vreezen. Bovendien ma;; naar onze meening onder de te genwoordige omstandigheden de bouw niet worden opgehouden tengevolge van het feit, dat een aangevraagde bouwvergunning nog niet is verleend. Zouden wij een ander standpunt hebben in genomen, dan zou veel van het geen intussehen in de jWierin- germeer is tot stand gebracht, thans nog in bewerking zijn. De ze souplesse handhaven wij ech ter uiteraard alleen, voor zoover niet in strijd met de materieele bepalingejn van de bouwveror dening wordt gebouwd. Toen 16 October j.1. bleek, dat bij den bouw van de woningen in Wieringerwerf in een blok de balklagen werden gelegd op een hoogte van 2.50 m. in plaats van 2.70 m. heeft het bouwtoezicht dit werk stopgezet. Met onze in stemming kon evenwel worden doorgewerkt, voorzoover idiaarP mede niet in strijd met de bouw verordening en de bouwvergun ning werd gehandeld. Zoodoen de kon aan andere minder ver gevorderde blokken worden door gemetseld. Op 24 October 1946 ontving de burgemeester van den voor zitter van het bestuur der stich ting de mededeeling, dat het col lege van algemeene commissaris sen in zijn vergadering van 23 October j.1. had besloten de bouwverordening buiten werking te stellen voor den omstreden bouw. Dit besluit zou direct schriftelijk ter kennis van het gemeentebestuur worden ge bracht. Naar aanleiding van deze me dedeeling is de bouw, om verdere vertraging te voorkomen, vrijge geven. Toen echter op 28 Octo ber bij het gemeentebestuur nog geen beschikking van het college van algemeene commissarissen was binnengekomen, heeft de burgemeester telegrafisch naar •den stand van zaken geïnfor meerd. In een telegram, dat op 30 October werd ontvangen, deei de de voorzitter van het bestuur van het bouwbureau toen mede. dat op het besluit van het col lege van algemeene commissa rissen de goedkeuring" van deu Minister van Openbare Werken en Wederopbouw noodi'g was, en dat geen zekerheid bestond, dat deze zou worden verleend. Toen dit bekend werd is de bouw onmiddellijk \opnieuw stopgezet, met deze beperking dan, dat doorgewerkt kon worden voor- zoover de verdiepinghoogte niet in het gedrang kwam. Deze stop legging is opgeheven toen wij op 5 November j.1 de hiervoor ge noemde beschikking van het col lege van algemeene commisssv- rissen ontvingen. Na dit overzicht zullen wij overgaan tot de beantwoording van de door LI gestelde vragen. Ad vraag I, Het is ons bekend, dat door de stichting het bouwbureau „de Wieringermeer" woningen wer den gebouwd, welke niet voldoen aan het bepaalde in artikel 30 van de bouwverordening. Ad vraag II. Van eenige overtreding is geen sprake omdat artikel 30 van de bouwverordening bij het besluit van het college van algemeene commissarissen voor den weder opbouw van 3 November 1946, no. 29, buiten werking is gesteld. Ad vraag III. Het college van algemeene commissarissen voor den weder opbouw heeft bij zijn besluit van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Herrijzend Wieringermeerland | 1946 | | pagina 3