NIEUWE
JW 14.
Eerste Jaargang.
1861.
|e(Öcr, Jtirtitucötcji
WOENSDAG
17 JUL
Eenige beschouwingen omtrent de
toepassing der ge meen te-wet.
VAN
DEN
Abonnementsprijs per kwartaal f 1.30.
Franco per post"1.50.
Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG.
Brieven franco aan den Uitgever
S. GILTJES
Prijs der Adverteutiën 15 Ct. per regel
behalve 35 Ct. Zegelr. voor elke plaatsing.
VOORT.OOÏIGE VERGADERINGEN VAN DEN GEMEENTE-RAAD.
(Vervolg en slot van No. 9.)
In een vorig nommer van dit blad hebben wij getracht
aan te toonen, dat voorloopige vergaderingen van den Baad,
in geenen deele met de bijeenkomsten, der leden van de
Kamers der Staten-Generaal in de afdeelingen kannen worden
gelijk gesteld daar deze laatste door de Grondwet geboden,
de anderen echter in strijd met het beginsel der wet zijn.
Het nuttige dier voorloopige bijeenkomsten, wordt echter
nog beweerd op een' anderen grond, namelijk: dat zon
der deze, vele raadsleden, onvoorbereid, zonder genoegzame
kennis van de zaken, genoodzaakt zijn het voor of tegen
uit te spreken. Dit bezwaar is echter slechts oogenschijn-
lijk, omdat het zelden geschiedt, dat eenezaak onmiddelijk
beslist wordt; gewoonlijk wordt ze in eene vorige verga
dering ter tafel gebragt, en eerst in de volgende bediscus
sieerd en in stemming gebragt, en het is dus duidelijk,
dat de leden gedurende dien tusschentijdgelegenheid ge
noeg hebben om de zaak te onderzoeken en te overwegen,
te meer omdat de oproepings briefjes ten minste tweemaal
vier en twintig uren vóór het houden der vergadering, aan
de leden van den Baad worden bezorgd, en de zaken ver
melden waarvoor de vergadering is belegd. Maar ook in
geval men onderstelt dat het. geschiedt, dat een lid, na de
publieke discussien, zich nog niet genoegzaam ingelicht
gevoelt om zijne stem over eenig onderwerp uit te brengen
waarom zou hij dan geen voorstel kunnen doen om het
besluit over dit onderwerp tot eene volgende vergadering
te verdagen Zulks gebeurt dikwijlsniet alleen in ver
gaderingen van den Gemeenteraad maar ook in de kamers
der Staten-Generaal.
En wil men nu een afdoend bewijs, dat de wet, open
baarheid der beraadslagingen en geene voorafgaande verga
deringen verlangt, zoo sla men slechts het oog op art. 41
der gemeente-wet, aldus luidende.' "De vergadering wordt
belegd door den Burgemeester, die zorgt, dat elk lid schrif
telijk daartoe opgeroepen, en het beleggen te gelijk ter
openbare kennis gebragt worde. Waartoe zou dit laatste
gedeelte dienen? Het is duidelijk om de publiciteit te be
vorderen; en zóó zeer was men van de noodzakelijkheid
daarvan overtuigddat bij de discussien over dit artikel
verschillende leden wenschtendat zelfs de wijzewaarop
het beleggen der vergadering ter openbare kennis moet wor
den gebragt, vooraf zou worden bepaald.
En wat blijft er nu van die openbaarheid over, wanneer
de raadsleden vooraf de onderwerpen bespreken, en omtrent
deze, besluiten genomen hebben? Immers niets. De pu
blieke vergadering wordt dan eene soort van tooneelvertoo-
ning, eene nietige, ijdele en onbeduidende formaliteit, om
aan den letter der wet te voldoen, doch die der burgerij
weinig vertrouwen omtrent hare vertegenwoordigers kan in
boezemen omdat men nu slechts hoort, wat elk der leden
zeggen wilmaar niet hetgeen gezegd is, zoodat wij onwil
lekeurig daarbij denken aan de bekende plaat ce qu'on voit
et ce qu'on ne voit pas".
Het is te verwonderen en te bejammeren dat zulke on
regelmatigheden bestaan en blijven bestaan. Want, wat
toch is de bedoeling der gemeenteraadsleden? Wij koeste
ren de zekere overtuigingdat elk lidwie hij ook zij
de bevordering der gemeente belangen op het oog heeft
dat, hij naar zijn beste weten, tracht mede te werken tot
den bloei der plaats, tot hare uitbreiding, tot hare verheffing;
maar, daarom juist, wekt het bevreemding wanneer men
ziet, dat de beraadslagingen niet geheel gehouden worden
m het openbaar, zoodat men niet in staat is, de inzigteu
dier vertegenwoordigers te leeren kennennoch hunne daden,
als zóódanig, tc beoordeelen, iets dat toch voornamelijk bij
het tijdstip der verkiezingen wenschelijk en noodig is.
Wij eindigen hiermede onze beschouwingin de hoop
dat het spoedig blijke, dat onze vertegenwoordigers in deii^
Baadde gemeente belangen altijd naar hunne heilige qvtr-
tuigingmaar meer openbaar behandelen mogen.