w. j. maalsteeq, Dijkstraat H. No. 390. aanvaller in betrekking stonden, te meer daar zij liet rustig liadden aan gehoord, hoe als in hunne onmiddelijke nabijheid, twee pistoolschoten ge vallen waren. Door dit bij mij ontwaakte vermoeden tot het uiterste ge dreven nain ikzoodra ik hen op de trappen hoorde het gewaagde be sluit om uit het venster, ongeveer ter hoogte van 14 voetennaar beneden te springen. Op het besluit volgde de daad; ik was in een oogenblik in den tuin, klauterde over een lagen muur en bevond mij weldra op het erf van de aangrenzende woning, die ik, zonder om te zien, doorsnelde, mij niet veilig achtende voor ik de straat had bereikt. Yoor zooverre het verhaal van majoor Murray. Hij legde die verklaring af, weinige ©ogenblikken voordat hij, bijna stervende, naar het hospitaal vervoerd werd. Het is vrij natuurlijkdat bijna niemand daaraan eenige waarde hechtte en ze als een verzinsel beschouwde; want welke reden kon een man als Roberts, die in andere gedeelten der stad als een welgezeten en gegoed burger bekend stondhebbenom een hem geheel onbekend per soon, naar zijn, in een sterk bevolkt gedeelte der stad gelegen, bureau te lokken, ten einde hem daar op eene wreedaardige wijze om het leven te brengen. Toch schijnt het ten deze ingestelde onderzoek later bewezen te hebbendat het verhaal van Murray waarheid bevat en de feiten zich heb ben toegedragen zoo als hij die heeft medegedeeld. Het is door de afge legde verklaringen der getuigen voldoende bewezen, dat majoor Murray, den bewusten Robertsniet alleen nooit gekendmaar ook misschien nooit gezien heeft. Hij heeft zijne vreesselijke ontmoeting met dezen alleen aan de volgende omstandigheid te danken. Sedert jaren had Murray een ou- wettige-n omgang met eene vrouw, die, hetgeen zelden het geval is, hem trouw bleef en aanhing'. Zij schonk hem een kind, dat Murray op zijn naam deed inschrijven. Misschien dat hij haar niet genoegzaam van geld voorzag, want op aanbeveling van eene vriendin, had zij reeds een ge- ruimen tijd geleden, zich tot Roberts gewend, met het doel van dezen 15 te leenen. Roberts voldeed aan haar verzoek. Hij schijnt een geldschieter op pand en bovendien een woekeraar te zijn geweest. Op den bestemden tijd kon de vrouw zich van de vordering die hij op haar had, niet kwijten. Zij zag er goed uit en hoewel Roberts vrouw en kinderen had, deed hij zijne schuldeuares liefdesvoorstellen. Uit alles blijkt dat zij die van de hand wees, koewei zij nu en dan bij Roberts op het bureau kwammet hem uit rijden ging en voor haar kind kleine geschenken van hem aan nam. Tot die bezoeken aan het bureau noopte haar allereerst de vrees, dat Roberts zichom betaling van het verschuldidetot Murray wenden zou en later was zij beangst dat het ter kennis van Murray zou komen, dat zij Roberts bezocht en deze dien ten gevolge met haar breken zou. Dit later gevonden papieren is gebleken, dat Roberts op den hem onbekenden majoor in den hoogsten graad ijverzuchtig was, zich van diens bijzit wilde meester maken, en door dien hartstogt gedreven het plan heeft opgevat hem van het leven te berooven. Het laat zich echter niet verkla ren, hoe hij een oogenblik heeft kunnen denken dat de voorgenomen moord wanneer die ten uitvoer gebragt was, niet ontdekt worden zou. Toch bleef hij desniettemin bij zijn plan volharden en de niets kwaads vermoedende majoor is door den hem geheel onbekenden misdadiger in een strik gelokt, en 't heeft aan dezen niet gelegen dat Murray het leven er algebragt heeft. Roberts bew eren dat de majoor zich op zijne kamer in den nek zou hebben geschoten, werd reeds dadelijk algemeen betwijfeld; die een zelfmoord plegen wil schiet zich gewoonlijk niet door den hals; het geneeskundig on derzoek heeft dan ook bewezen dat het schot door een ander moet zijn toegebragt. Wat nog in dit tragisch voorval raadselachtig overblijft, het geheim daarvan nam Roberts met zich in het graf; de gezworenen hebben echter majoor Murray vrijgesprokenop grond dat hij Roberts alleen ge dood had, omdat zelfsverdcdiging hem daartoe noodzaakte. AD7ZE?SlTTISl?j Bevallen van een welgeschapen ZOONJ. C. H. MAC KAT J- CHAPPUIJSI. Hei/der den 5 Augustus 1861. Nenige kennisgeving. In een burger gezin met 5 Kinderen, wordt ge vraagd, eene bekwame Meid, niet beneden de 25 jaar, en liefst eene van buiten de gemeente, zij moet vooral geschikt zijn voor het huiswerk en voor de wasch, en goed met Kinderen kunnen omgaan. Het loon is 1.25 per week. Adres franco of in persoon bij den Uitgever dezer Courant. De ondergeteekende verklaart een ieder voor een Lasteraar, die beweert, dat hij notabele burgers, die zoovele jaren in den gemeenteraad zitting heb ben gehad, en haar zoovele geheel belanglooze diensten bewezenuit den raad heeft trachten te houden van welke aantijging eenige leeraren aan het Koninklijk Instituut, in de Heldersche Courant van 11. Zondag beschuldigd worden. Hij meent zich zeiven verschuldigd te zijn, deze getuigenis voor het publiek te moeten afleggenen zooverre hem bekend iskan ook op zijne collega's deze hatelijke logentaal niet in het minst toegepast worden. Wat het overige der bewuste advertentie betreft, hierom trent zal hij het gezegde van een Pranschman voor oogen houden, die over de Engelschen sprekende, zeide: ne vous souciez pas des cris que les crapauds des lies font entendre. (stoor u niet aan het gekwak der padden uit de Eilanden). J. VAN HATTEM JJz. Leeraar aan het Koninklijk Instituut. In de Heldersche en Nieuwedieper Courant van Zondag 4 Aug. jl.uitgegeven onder toezigt van den Heer C. Bakker Bz., komt eene advertentie voorwaarin eenige leeraren aan het Kon. Instituut voor de Marine alhier van ter zijde worden be schuldigd, op eene onkiesche manier getracht te hebben de herkiezing van eenige aftredende gemeente-raadsleden tegen te werken. Zij achten het verre beneden zich, op dergelijke anonyme beweringen te antwoordenmaar mogen niet nalaten die aantijging openbaar voor ONWAAR, en dus den Schrijver der advertentie voor een' LEUGENAAR te verklaren. Zij moeten ondertusscheu publiek maken, dat de heer C. Bakker Bz., reeds vroeger verklaard heeft, volkomen overtuigd te zijn van de onwaarheid en valschheid dier be wering, en de verzekering heeft gegeven, aan dusdanige onzinnige beschuldigingen geen geloof te slaan. In hoeverre nu de heer C. Bakker Bz. hierin ter goe der trouw heeft gehandelden in hoeverre zoodanige hau- delwijze voor een Wethouder der gemeente gepast is, ligt niet aan hen te beoordeelen. Een der leeraren heeft echter persoonlijk, namens de bur gerlijke leeraren aan het Instituutden heer C. Bakker Bz. verzochtden naam des inzenders te mogen wetenaan welk verzoek echter geen gevolg is gegeven. Zij aarzelen dus nietom zoolang de naam des inzenders hun onbekend blijft, op den Uitgever der bewuste Courant, of op hem onder wiens toezigt ze wordt uitgegeven, hunne beschuldiging te doen terugvallen. Namens de Inrgerlleeraren aan het Kon. Inst. voor de Marine j. g. r. vos. Bij den ondergeteekende is ontvangen eene nieuwe bezending van alle I uit het Magazijn van "ïAsa ê"tMsaii9 welke zich zoowel door veel verbeterde kwaliteit als lage prijs, bijzonder aanbevelen. in verzegelde pakjes van Vijf, Twee en een half en Hen Ons, waarop het nummer en de prijs zijn vermeld. prijs-couranten zijn op franco aanvrage te bekomen. Gedrukt ter Boek- en Steendrukkerij van S. GILTJES.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1861 | | pagina 4