1TIB "J "W 3 T ZJ D 11T C- g IT. De Voorzitter geeft kennis van eene missive van Gede puteerde Staten, houdende goedkeuring der leening van ƒ160,000; en vau eene circulaire inhoudende de verklaring dat de verplaatsing van onderwijzers van de eene school naar de andere, kan geschieden als die scholen zijn van denzelfden aard." Vervolgens geeft de Voorzitter te kennen, dat het dage- lijksch bestuur op den 10del1 Augustus de kas der gemeen te heeft opgenomenen dat daarinzoo als het behoorde was gevonden eene som van 33384.99. De heer Reeringh vindt dit verblijdend en hoopt dat er van die gelden een nuttig gebruik zal gemaakt worden. Ts ingekomen eene missive van het bestuur der teeken- scliool, kennis gevende, dat de jaarlijksche uitdeeling der prijzen zal plaats hebben op den 29 dezer; de heer C. Bak ker Bz., wenscht dat de Raad aldaar door eene commissie worde gerepresenteerd. Aangenomenen tot leden dier com missie benoemd de heeren C. Bakker Bz., Beets en van Kelckhoven. De Voorzitter geeft te kennen, dat hem, vau wege den kommandant vau het Koninklijk Instituut voor de Marine alhier, gevraagd is: of de gemeente bereid is het licht bij het wachtschip te verbeterenwelke verbetering niet uit de kas van het Instituut kan worden betaald, daar het straat verlichting betreft. De heer de Breuk vraagt het bedrag der hierdoor ont staande kosten. De Voorzitter antwoordt dat deze ongeveer 40 per jaar zullen bedragen. De heer Reeringh meent dat aan die aanvrage voldaan moet worden, daar het Instituut der gemeente, vele voor- en geeue nadeelen geeft; echter wenscht hij dat bij eene eventuele verdere uitbreiding dier aanvragen, daaraan geen gevolg worde gegeven. De heer de Breuk meent dat de vorige spreker den tijd vooruitloopt, daar er geene verdere aauvragen tot nog toe gedaan zijn. Wordt hierop aangenomen. De Voorzitter deelt mede, dat hij zich omtrent het re- quaest vroeger ingediend door S. Giltjes, tot het mogen voeren van 't wapen der gemeente op de door hem uitge- gevene courant, heeft gewend tot den Raad van Adel; doch dat, hoewel reeds twee brieven over dit onderwerp zijn geschrevener tot nog toe geen antwoord is ingekomen. De heer Reeringh zegt dat er dan een andere weg moet ingeslagen worden. De heer Veels, veronderstelt dat de Raad van Adel naar de badplaatsen is. De heer de Breuk merkt op, dat de tegenwoordige uit gever der Oude Courant het wapen blijft voeren, en vraagt of de voormalige Burgemeester, vroeger, met het wapen ook het regt van overgaug heeft weggeschonken. Vervolgens doet de Voorzitter mededeeling, dat de Wet houder de heer A. Boomsma, zich voor eenige dagen van deze plaats begeven heeft, en de sleutels der kas in zijne handen heeft gesteld, welke hij thans aan het oudste lid van den Raad, den heer Zurmuhlenoverhandigt. De Voorzitter deelt mede, dat er geen antwoord van de Crediet vereeniging is ontvangen. Niets meer aan de orde zijnde, komt de heer Reeringh terug, op de vragen die hij reeds bij den aanvang der ver gadering gezegd heeft tot den Voorzitter te willen rigten, en betrekking hebben op de politie-verordeningen. Spreker zegt dat de Voorzitter verzuimt een requaest in den Raad te brengen, omtrent het plaatsen van een lan taarn, en vraagt daaromtrent inlichting. De Voorzitter antwoordt dat die zaak bij het dagelijksch Bestuur in onderzoek is, hetwelk zich voor alsnog niet kan vereenigen, met het gevoelen van de commissie van on derhoudswerken. De heer Reeringh heeft reeds meermalen opgemerkt dat met de meeste requaesten niet wordt gehandeld naar den geest der wet; de Raad moet z. i. van de adressen aan dat ligchaanj gerigt, kennis dragen, zoo spoedig als mo gelijk is. Nog wenscht de spreker te weten, of de keur van het brood wel door de politie gehandhaafd wordt, zoo niet dan \venscht hij eene verandering in de bepalingen, De Voorzitter antwoordt dat op de handhaving dier ver ordening is, en zal worden gelet. Ten slotte vraagt de heer Reeringh, of de politie geen beter toezigt kan houden, zoodat er op den weg naar de Luthersche kerk, des avonds geene wagens, uitgespannen vigelautes enz., gevonden worden; zoo als spreker herhaal delijk heeft opgemerkt. De Voorzitter zegt dat dit bij uitzondering kan geschied zijn. De heer Reeringh antwoordt dat hijingeval dit misbruik eene exceptie ware, er niet over zoude spreken, doch dat het een doorgaand verschijnsel is, dien weg belemmerd te zien. De Voorzitter zegt dankbaar te zijn, wanneer hij op dergelijke overtredingen opmerkzaam wordt gemaakt. De heer Reeringh zegt dat het dan vreemd is, dat ZEd. Achtb. op die overtredingen bij herhaling gewezen wordt, omdat er voortdurend misbruik van den weg wordt gemaakt. Ten slotte vraagt de heer de Vreuk waarom de warande of het afdak voor het middenlokaal van de school in de Nieuwstad niet wordt gemaakt. ZEd. heeft bij de aanbieding van het plan gevraagd, of het gebouw voor eene goede ver lichting, verwarming en luchtverversching was ingerigt. De Voorzitter antwoordt dat op voorstel van de onder- houds-commissie het afdak voorloopig niet wordt geplaatst. De heer de Breuk vraagt andermaal de reden waarom niet. De heer Reeringh, lid dier commissie, geeft te kennen dat dc plaatsing van het afdak voorloopig niet geschiedt, omdat het zou kunnen zijn dat hetzelve het licht in de school wegnam, doch dat de toestellen van het afdak vau den aannemer zouden worden overgenomen om de zaak later te onderzoeken. De heer de breuk antwoordt dat hij hoopt, dat wanneer de warande er dan later bijgemaakt wordt, liet blijke moge dat er licht genoeg zal zijn en dat hij heeft mis gekeken. Daarna werd de vergadering gesloten. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, 23 Augustus 1861. Gisteren hebben weder drie matrozen der marine, die door de agenten van politie werden vervolgd, zich op eene subtile wijze aan die vervolging weten te onttrekken; in hunne vlugt langs den zeedijk was het voor hen het werk vau een oogenblik, om een vlet van de steenglooijing te water te brengen en daarmede van wal te stekenechter zonder zeil-of roeituig bij zich, zouden zij zonder twijfel met de stroom zijn weggedreven, doch ook hierin wisten zij te voorzien door twee der doften (banken) uit de vlet te sloopen en die tot riemen aan te wenden waarmede het hen gelukte het Nieuwediep te bereikenom zich aan boord van het wachtschip vrijwillig in arrest te begeven. Gisteren morgen heeft bij het schijfschieten der Mariniers in de duinen achter het fort Kijkduineen waarschuwend ongeval plaats gehad. Een der manschappen die belast was met het toezigt bij de schijf, en die zich gedurende het schot tusschen de duinen veilig meende te hebben gebor gen, trof de volgende ramp. Een kogel op de ijzeren omgeving der schijf afstuitende, nam eene schuinschc rigting en verwondde den bedoelden man ernstig aan het hoofd. Gelukkig dat de kracht gebroken was, want zonder dat, ware de wond zeker doodelijk geweest, Als een nieuw bewijs voor het nut van openbare inschrijvingen, diene het volgende: Onlangs werd door of van wege eenige Heerenaan den Heer Minister van Marine voorgesteld, om een paar buiten dienst gestelde sluisdeuren, uit de hand te mogen over nemen, ad ƒ2500.Z. E. verlangde echter die deuren aau den hoogsten inschrijver te doen toewijzen, en daarop heb ben dezelve ruim ƒ8000.opgebragt. Het hol, van het bij Texel gestrandde goeletschip Fleur de Marie, is jl. Dingsdag op het strand te Texel verkocht voor 500. -Als gevolg van de slechte kwaliteit en de buitenge woon hooge prijzen van de aardappelen die in den laatsten tijd aan de markt gebragt wordenzijn sommige Rotterdam- sche handelaren op het denkbeeld gekomen om partij te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1861 | | pagina 3