TeTaatste levensjaren ^Ingcsonbcn ^tufïfcen. zette dadelijk de punten op de i s en verbeterdezoo goed mogelijk Hollandsch sprekende: "Italianische gesadrè." Met schrik herhaalden de boden luidkeels, /'de koets van den 1 taliaauscheu gezant," gansch niet tot stichting van eenige leden der kamers, die in de nabijheid stonden, en geacht worden niet heel ingenomen te zijn met de erkenning van den koning van Italië. van MARIE ANTOINETTE. Vervolg van No. 30). VII. De tijd ging voorbij zonder echter eenige verbetering in het lot van het koninklijk gezin te brengenintegendeel de omstandigheden verergerden da gelijks. Een' diepen indruk bragt voornamelijk het vertrek van 's konings tantes uit Parijs te neegomdat men daaruit de geheime werking van het hof te Home meende te erkennen; de nationale vergadering delibereerde zelfs over de wettelijkheid om die reis te verhinderen, en alleen de saty- rieke rede van een der leden „dat Europa met bewondering neer zou zien, op eene vergadering die eenige dagen beraadslaagde, of liet twee oude dames vergund was te lloinc in plaats van te Parijs de mis te hooren", maakte dat men tot de orde van den dag overging. Doch hiermede waren de partijen nog niet voldaan; het blad la Cronique de Paris beschuldigde hen opentlijk eene som van twaalf millioenen uit de kas mede te nemenen dit brengt wederom onder het volk eene gisting te weeg, die ter naauwernood door den invloed van La Eaijette kon worden beteugeld. Hoe weinig het gezag des konings meer geteld werd, is duidelijk uit de omstandigheid, dat men hem zelfs verhinderde het paasclifeest te St. Cloud te vieren op het oogenblik dat hij met zijne familie gereed stond daarheen te vertrekkenkomen duizende en duizende mensehen op de been, onder het uiten van den kreet„wij willen niet, dat de koning vertrekken zal". Te vergeefs poogt La Faijette bedaardheid aan te prijzen en te ver zekeren dat de koning slechts een' korten uitstap doen wil. De aandrang verdubbelt te gelijk met de menigte. De ongelukkige, zwakke, twijfelachtige vorst, in plaats van de troepen te bevelen, met geweld ruimte te maken, besluit aan den volkswil te voldoen, en dit dus te overtuigen van zijn op- permagtvan welke het later zulk een verschrikkelijk misbruik gemaakt heeft. Maar niet alleen het volk, maar ook de nationale vergadering vermin derde op alle wijzen de inagt en de waardigheid van het hofhet regt van oorlogsverklaring en van het sluiten van vrede werd den koning ontnomen; de ministers, waaronder zelfs de vroeger zoo gevierde en vergoodde Necker, werden in staat van beschuldiging gesteld, en de koning gedwongen andere staatslieden in hunne plaats te nemen. Doch de woede der vergadering steeg ten toptoen het zoogenaamde roode boek in hare handen was gevallen. Dit beruchte boektot nog toe slechts aaii deu koning en den minister van finantien bekend, bestond uit 122 bladzijdenwaarvan de eerste tien de geheime uitgaven van de regering van Jiodewijk XVde tivee en dertig volgende, die van den tcgenwoordigen koning behelsden, en de overige nog onbeschreven waren. Dit boek be helsde alleen een klein gedeelte der koninklijke uitgavenen wel dat hetwelk in den eigenlijken zin geheim was; want de gewone lijsten dei- personen, stonden op de jaarlijksche rekening van het departement van bnitenlandsche zakenmet namen uitgedrukt. Uit dit boek zag mendat er alleen onder de regering van Lodewijk XVIde verbazende som van twee honderd zeven en twintig millioennegen honderd een en tachtig duizend francsaan geheime betalingen waren uitgegeventerwijl later nog bleek dat eene niet te bepalen som gelds was voldaan op enkele „aanwijzingen aan toonder" ordonnunce de corng/tant) doch die nooit geboekt w erdenen slechts uit 's lands kaszonder verdere verantwoordingwerden betaald. De opgewondenheid van het volk te beschrijven, toen het deze onge hoorde geldverspillingen van het hof vernam, terwijl het zelf armoede en gebrek leed, is niet ligt mogelijk; het zou stellig tot dadelijkheden overge gaan zijn welker gevolgen onberekenbaar waren geweest, zoo de geheime leiders van den opstand, die het oogenblik nog niet gunstig achtten, dit niet hadden verhinderd, omdat het nog niet met hunne bedoelingen strookte. Maar zwaarder dan dit alleswas vpor het hof, liet verlies van een' mandie thans gunstig omtrent hetzelve gestemd was die èn door zijne welsprekendheid èn door zijn persoon eene onbegrensde magt op het volk uitoefende.. Mirabeau tochde uitstekendste redenaar van zijn' tijd, over leed juist op het oogenblik waarin zijne hulp het meest noodig was. Nog weinige maanden geleden had hij der koningin de verzekering gegevendat hij het koningschap redden zou, en zoo iemand dit nog vermogt, dan was hef ongetwijfeld Mirabeau. Verschillende en vreemde geruchten waren over zijn' dood in omloop, en allerwege werd verspreid, dat hij door de partij der Jacobijnen, die zijne genegenheid voor de koningin kenden, vergiftigd was. Thans was niet de asch van Mirabeaude laatste hoop op redding voor de koninklijke familie, in het graf gezonken. Omringd door verraad, door vijandschapdoor staatspartijen die er reeds openlijk over spraken om den koning af te zetten, besloot hij ten laatste tot den noodlottigen maar toch begrijpelijken stap het rijk te verlatenmaar ook hier zou het verraad eener holdamedie liet volle vertrouwen der koningin genoot en als zoo danig in het geheim was ingewijddie poging doen mislukken het scha vot zou het gevolg zijn vau dien ongelukkigen uitslag. {Wordt vervolgd.) Correspondentie. Het stuk van A. is te laat ontvangen om nog heden geplaatst te worden. In ons volgend nonnner zullen wij hetzelve opnemen en hopen daarmede deze lange discussie geëindigd te zien. Het stuk geteekend R. Z.wordt niet geplaatsthoewel de inzender een' naam opgeeft, daar deze zoowel als zijn persoon, ons ten eene male on bekend is. In de Amsterdamse}/e Courant van den 20 dezerkwam een door mij ingezonden schrijven voor, hetwelk ten doel had om tot antwoord te strek ken op eene vraag, den 18 dezer in die Courant gedaan, n. 1. of ecnig Officier of Ambtenaar ook deel had aan het hijschen van vlaggen op de Schans te Texelden 16 dezer maand. Dewijl echter door de Amsterda/nsche Courant eenige zinsneden zijn achterwege gelatendie strekken moesten om mijne meening te bekrachti gen zoo neem ik dit blad te haat om het ontbrekende aan te vullenen wel door den jubelant van den 16 dezer eenigzints te omschrijven. Deze persoon is iemand die wegens eene onwaardige levenswijze, door een daartoe bevoegd bestuur, van eene eervolle betrekking is ontzeten die thans ten koste van minvermogende, eenvoudige lieden in zijn onderhoud tracht te voorzien, niettegenstaande hem als jong geletterd mensch, meer kïesche middelen ten dienste staan. Het is dus zelfs in de verte niet denkbaar, dat iemand die eene eervolle, betrekking bekleedt, zijne openlijke goedkeuring zal schenken aan de hande lingen van deu jubelant. Texel 21 Sept. 1861. DJALL1NG TROES. Mijn Heer de Ped'acteur Vergun mij door middel van uw blad ook een woordje in het midden te brengenomtrent de zoo gewigtige quaestie die gedurende eenigen tijd daarin besproken wordt, en die te belangrijk is, om niet door ietier weldenkend burger met zorgvuldigheid te worden gevolgd. .ik bedoel de nachtpolitie, of liever het geschil tusschen de liecren T. en A.over de wijze waarop de nachtwachts hunnen pligt volbrengen. Ik geef u de verzekering dat ik met geleerd zal worden, maar in zuiver Hollandsch mijne opinie metledeelen. Vooreerst nioct ik ronduit bekennen, dat ik niet even als A., zou dur ven zeggen dat ik ieder avond ten elf ure te bed ga; het. is mij wel ge beurd, in de tien of twaalf jaren dat ik hier woondat ik later, veel laterja zelfs zeer laat tehuis kwamen ik moet bekennen dat ik gezien heb lo. Nachtwachts die vechtende matrozen trachtten te scheiden2o. Vech tende matrozen zonder nachtwachts; 3o. Naehtwaclits zouuer vechtende ma trozen 4o. Geen nachtwachts en geen vechtende matrozen. lk noem hier matrozenmaar bedoel „persoucn in het algemeen". Ik durf dus niet te zeggen dat die nachtwachts hunne dienst niet goed waarnemenmaar in het algemeen geloof ik toclidat ze weinig ambitie in bun vak hebben. Ze schijnen mij toe, zich geene idealen vergeef mij het vreemde woord te scheppen, en weinig poézij in hunne betrek king te vinden; deze beide zijn toch onafscheidelijk aan iedere dienstwaar- neming verhonden. De nachtwachts moeten ieder uur, geloof ik, eene rondte doen. Weluu, indien die menschen hart voor hun vak hadden, zouden zij zich daar bij niet bepalen, maar trachten veel meer rondtes in dien tijd te doen, en zoodra zij van het eene eind der gemeente teruggekeerd warennaar het andere loopen, om te zien of zich daar nog iets bevond, waardoor zij de rust der slapende inwoners konden verzekeren. Voornamelijk hij stormlievige Joegen, mist, gladheid, koude, enz., kondeu zij hunnen ijver doen blijken. Nu ik u het gebrek der nachtpolitie heb aangetoond, M. d. R. moet ik ,.u nog de middelen aan de hand geven om dit te herstellen. Iemand, die iets nit ambitie en met lust doetverlangt daarvoor geen loonmaar de nachtwachts hebben dit, hoewel uiterst karig en dit zal misschien hunne gevoeligheid kwetsen; zou het niet beter zijn, indien men, om de poézij hunner betrekking te verlioogenhunne diensten vermeerderde doch daarentegen hunne bezoldiging introk? Door verschillende redeneringen, van welke A. watertanden zal, ben ik tot die slotsom gekomendoch zal ze hier niet medcdcelen. Alleen wcnschte ik een „reglement voor de nachtwachts" door den Raad te zien aannemen op deze gronden gevestigd; en ik twijiel dan ook niet of de Raadsleden zullen onderling disputeren dat is geen Frausch wie het zal aanbieden, en dat het met algemeene stemmen zal aangenomen worden. Ik voor mij zal van de gemeente daarvoor geen dank vorderen; doch het aannemen van mijne „concept-verordening" zal mij voor mijne moeite en inlichtingen scha deloos stellen. Zie hier de verordening die ik bedoel Art. 1. De betrekking van nachtwacht is ccue zuiver eervolle-, er zal gecnc bezoldiging aan verbonden wezen. Het is hunne huisge zinnen verboden eene andere affaire uitteocfenen. Art. 2'. Jaarlijks zullen B. en W. eene oproeping doen van sollicitanten voor gemelde betrekking, en zullen zij verkozen worden, die, hetzij in staat zijn de meeste rondtes door de gemeente le doen hetzij eene zekere somme gelds in de gcmceule-kas stor ten, om die post te verkrijgen. Art. 3. Ingeval er een nachtrumoer plaats heeft, dat twee uren duurt, zullen de nachtwachts eene boete verbeuren, van niet minder dan honderden van uict meer dan duizend' gulden ter be oordeeling van T. Art. 4- Het is iederen nachtwacht bevolen, om op denzelfden tijd, op elk punt der gemeente tegenwoordig te zijngeene verontschuldi ging zal kunnen baten tegen overtreding van deze bepaling. Art. 5. Ieder nachtwacht stelt hij zijne benoeming eene horgtogt van vijf duizend gulden om aan de verciscliten vau art. 3 te kun nen voldoen. Arf. 6. De gchecle borgtogt zal verbeurd zijn, ten behoeve van T., zoo dra iemand onverschillig wie verklaart dat een der naeht waclits zijn' pligt niet ten uitvoer brengt. Het onderzoek naar de waarheid dier verklaring is ten strengste verboden. Art. 7- T. wordt levenslang benoemd tot chef der nachtwachts op het driedubbele traetement, dat bij art. 1 aan deze is toegekend. Hij is gehouden ze te controlerenen zal iederen morgen verklarendat al zijnp ouderlioorigen aan de bepalingen van art. 4 voldaan hebben. Misschien zal de scherp redenerende T. vragen hoe het mogelijk is geen nachtwachts en geen matrozen te zien. Hij raadplege hierover het bekende werk: „Over de bestaanbaarheid der onbestaanbare din gen boven de natuur",

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1861 | | pagina 3