uitgezonden, om het gouvernements-grondgebied in kaart te brengen, door de bevolking met zijne makkers vermoord, als teekeude zij zelve met zijn bloed, te bitteren spot op het doel zijner reis, het grensgebied af, waar binnen zij liet Nederlandsch gezag dwingt zich terug te trekken. Kortom, overal, tot in de digst mogelijke nabijheid onzer vele bentings, zijn de lansen der bevolking op ons gerigt, en zien wij op weinige uren afstauds vijandelijke bentings, door vrouwen gecommandeerd, opgerigt en overal onze dap pere officieren en manschappen, door het immer juister tredend schot van den vijand, vallen of wel aan ver moeienissen sterven. Laten wij thans een oogenblik nagaanin hoeverre de politiek door beleid en juiste maatregelen, genegenheid voor het gouvernement, aan de in schijn of werkelijke onderwor pen bevolking tracht in te boezemen en bij haar te bevestigen. Men ft-acht den vijand uitteputten, door hem den toevoer van levensmiddelen te onthoudenen neemt hiertoe ten opzigte der onderworpen bevolking de strengste maatregelen. Dit is een systeem, waarvan de uitvoering onmogelijk is, evenzeer dewijl er geen politie-stelsel bestaat, om de met den vijand heulende te ontdekkenals omdat men geene genoegzame troepenmagt bezit, om de op onze hand zijnde bevolking te beschermen tegen dezen dwang, haar door den vijand opgelegd, om ammunitie en levensmiddelen te leveren. Daar nu de vijand allerwege (Bandjermasin mo gelijk uitgezonderd) verspreid is, zoo is het gevolg, dat de geheele bevolkinghetzij goedschiks of gedwongenden vijand ondersteunten wanneer zij daarvoor door ons bestuur vaak onschuldig, straf ontvangt, verbitterd wordt. Aan houdend toch worden arrestatiën onder haar gedaan en daardoor vrees, wantrouwen en haat onder haar opwekt. Een even verderfelijk middel tot bereiking van het doel, uitputting van den vijand, bestaat in de fnuiking van allen handel, hoofdzakelijk in zout en rijst, waardoor toch klaar blijkelijk de goedgezinde bevolking wordt uitgeput. Kortom, de wijze, waarop do politiek den vijand in dit opzigt tracht te benadeelenis zoodanig, dat zij, zonder in het minst haar doel te bereiken, de meest welwillenden benadeelt en tegen ons bestuur verbittert, en daardoor ei genlijk den vijand groot voordeel aanbrengt. Le remède est pire que le mal. Nog enkele maatregelen zullen wij nagaan en zien in hoeverre het beleid van het hoofd dezer zoo uitgestrekte en zoo rijke gewesten in de keuze daarvan juist oordeelde. Men wil den hoofden hun prestige ontnemen. Daartoe is gelast dat zijeven als de bevolkingonderworpen zijn aan heerendienstendie zij echter kunnen uitbesteden. Zou er beter middel te bedenken zijn, om die hoofden in hun regtmatigen trots te krenken, en, door hen in de oogen van hun volk te vernederentot verbitterde en on verzoenlijke vijanden van het gouvernement te maken, dat zoo hunne belaugen behartigt; is dat het middel, om hen aan ons en onze belangen te verbinden Nog noodlottiger op de bevolking zal, naar ons inzien, de onlangs genomen maatregel werken, waarbij zelfs geeste lijken aan heeren- (koeli-) diensten onderworpen worden Men weet hoe verderfelijk voor onze zaak het volksfana- tisuie werkt, en depriester, door het volk, door de vorsten zelve geacht en in eere gehouden, wordt nu tot in het slijk, waarin hij zal moeten werken vernederd! Is het fanatisme, als nu een paugeran tot zijn onderda nen zegt: //ziet, men wil uwe vorsten koeliediensten laten verrigten; wat zal men dan later u doen?" wanneer een priester zegt tot hen, die hem slechts met gevouwen handen durven naderen//gaat heên en neemt lans en kris en doodt licn, die de zendelingen van uwen God (Allah) in het slijk willen doen werkenIs dat dan fanatisme of natuurlijke verbittering van het gekrenkt eergevoel? AYas het misschien ten gevolge van dien laatsten maat regel, dat, bij een onlangs nabij Amoenthay geleverd ge vecht, 7 hadjies met geveilde lans tegen onze bajonnetten inliepen en o. a. een sergeant-majoor drie lanssteken toe- bragten. —-•.Nog beb ik verzwegen hoe, niettegenstaande eene leger- orderNdaartegen bestaat, nog kampongs verbrand, en de be- woners\te voren althans onzijdig, thans van have en goed bcropfd,| hierdoor tot wanhoop gedreven en in zoo vele on- w verzoenlijke vijanden veranderd worden, (5) hoe die onder worpen bevolking weinig gediend wordt door haar te dwin gen, hare woningen en ladangs, dat is hare geheele bezitting te verlatenen zich in andere digter bij de bentings gelegen kampongs te vestigen, cn dan dikwijls naar den vijand overlooptliever dan zich in de nabijheid dier zeer gevreesde benting-zetels van een zwak bestuur te wagen; hoe, niette genstaande eene publicatie is uitgevaardigdwaarbij amnestie (ampon) aan allen werd beloofd, die vroeger de wapens had den gevoerddoch bereid waren zioli te onderwerpentoch voortdurend ouder de hierop vertrouwende en teruggekeerde bevolking arrestatiën worden gedaan, en zij dan op nieuw en voor goed de vlugt naar den vijand neemt, gelijk dit in zoo vele kampongs en nog onlangs in de kampong Ka- rang Intan weder heeft plaats gehadhoeeindelijkde ge vangenen worden geslagen, om hen tot bekentenis te dwin gen, tot zij soms weinige uren daarna sterven, of anderen, in houten blokken gesloten, door sehurftziekte verteerd, omko men, terwijl enkele vlugtelingen hunnen landgenooten me- dedeelen, hoe de gevangenen worden behandeld (6). En te midden van deze oproerige, steeds stouter, steeds verbitter der bevolking, bestaat de expeditie, uit eene te eenenmale onvoldoende troepenmagtwier zwakheid het doel desvijands, het voeren van een guerilla-oorlog, in de hand werkt. De Goenong Madaug, de berg Pemattan, de togt van den ma joor Sclmack hebben het geleerd; telkens wordt of moet hij worden aangevallen door eene magt, te gering om hen in te sluiten of te vernielen, en telkens vlugt hij, na eerst onze officieren en manschappen door zijne telkens juistere schoten gedood tc hebbenzonder zelf eenig noemenswaardig nadeel te hebben geleden. En hoe zal het zijn, als eenmaal Hijdaijat, Antassarie, Demang Lehman en andere hoofden, de aan ons vuur ge wende en in den strijd geoefende inlanders vereeuigen en zeiven offensief gaan handelenen onze kleinezwak be zette bentings aanvallen, of wel de aan ons onderworpen en be vriende kampons allen aan de vlammen prijs geven, gelijk wij zeiven daarvan het voorbeeld helaas geven ten opzigte van de met hen bevriende kampongs? Ik heb nog veel verzwegenwat ik vermeende het pu bliek niet te moeten mededeelen, maar hoop, dat hetgeen hier in korte trekken is medegedeeld, voldoende zal zijn, om de aandacht der hooge regering te trekken, en haar het noodzakelijke aan te toonen eener algemeeue herziening in den gang van zaken op Bomeo's kust, de dringende nood zakelijkheid om door beslissende maatregelen, gelijk bij de 2de Bonisehe expeditie genomen werden, een einde te maken aan dat vreeselijk bloed vergieten,, dat reeds veel te lang nut teloos en doelloos plaats vindt, dat reeds veelte lang voor de eer onzer vlagvoor die der regering, heeft geduurd. Ten slotte dit. Zeker is er niemand op deze kustdie meer hoogachting gevoelt voor het hoofd van dit gewest, den majoor Yerspijc-k, dan de schrijver dezer regelen, dewijl hij het weet, hoe door dien officier nachtrust noch gezond heid gespaard wordt, om den al te zwaren last, zoo niet ten uitvoer te brengen, dan toch met eere te torschen, en aan dien verdienstelijken en dapperen hoofdofficier moet het dan ook niet geweten worden, dat hij als militair onbekend zijnde met de hoogere politiek, daartegen zondigt en hoogst verkeerde maatregelen, gelijk de opgenoemden, heeft geno men dat hijdoor zijne inferieuren rang slechts eene geringe troepen-magt onder zijne bevelen kunnende hebben, daarmede geen beslissende strijd kan voeren, maar slechts ten koste van het leven dier ongelukkigen, eene doellooze worsteling kon volhouden, waarbij de vijand immer wint, wij immer verliezen. Moge dit schrijven eenig nut te weeg brengen, dan is het eenige doel bereikt, dat daar mede beoogd werd door Vekitas. Omtrent dit stuk zegt het Bataviaasch Handelsblad in het algemeen overzigt het volgende: //Vraagt men naar de oorzaken dier toenemende stout moedigheid des vijands, die meer en meer op gouvernements grondgebied doordringt, zoodat de vrees niet ongegrond en (5) Gewoonlijk gebeurt dit omdat zij met den vijand gebeuld hebben d. i. hunnen hongerigen landgenootendie hun gewapend komen vragen van voedsel hebben voorzien. (6) De regering onderzoeke echter.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1861 | | pagina 2