J& 00.
Eerste Jaargang.
1861.
<§e(Öer, JTieuiöeÖtep
WOENSDAG
WtffeinsoorD, en^.
25 DECEMBER.
Een schip in nood
NIEUWE
VAN
COURANT
DEN
Abonnementsprijs per kwartaal ƒ1.30.
Franco per post"1.50.
Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG.
Brieven franco aan den Uitgever
S. GILT JE S.
Prijs der Advertentiën 10 Ct. per regel,
behalve 35 Ct. Zegelr. voor elke plaatsing.
Een schip in nood! Zie, hoe het meer en meer naar de
kust wordt gedreven't kan tegen den feilen storm niet op.
Wat spant de bemanning zich inDie kapitein daar aan
boord is een kerel. Hij wil geen gebruik maken van de
gelegenheid, die hem nog open staat, om althans zijn sehip
zoo ver mogelijk op strand te doen loopen en zoo meerdere
kans te hebben op lijfsbehoud. Hij wil het uiterste beproeven
om tevens schip en lading te behouden. Trouw staat zijn
volk hem bij. Ondanks de vreeselijkste stortzeeën werken
zij voortijverig, onvermoeid, onverschrokken. Zij willen
niet stranden, zij willen zee blijven bouwen, getrouw aan de
leus der vaderenHou zeezoo lang het mogelijk is
hou zee
Helaas, elke noodzakelijke wending van het schip brengt
hen nader aan het strandnader bij de verraderlijke banken
onzer kusten. Wat was dat? Heeft het schip daar niet
gestooten? Zie, ja, het stoot weer.... het zit aan den
grond. Uwe poging was vruchteloos, wakkere mannen
sehip en lading zijn verloren en uw leven....? Neen,
tegen die vreeselijke slagendie hooge stortzeeën is uw
schip niet bestand; reeds hebt ge u in het want tegen de
overslaande golven beveiligd, en gij ziet uit naar redding,
gij roept om hulp. O God! wij hooren uwe noodkreeten
langs de duinen weergalmen.
Maar gij roept niet t'e vergeefs. O, Nederland vergeet zijn
zonen niet, die daar dobberen op den grooten waterplas.
De scheepvaart was eenmaal de oorsprong van onze groot
heid, is nog de bron van onze welvaart en ons behoud
en wij zouden den zeeman vergeten? Menschlievende mannen
hebben voor uwe redding gezorgd. De reddingsboot is reeds
gereed: de mannen zijn daar, behoorlijk toegerust, om u
af te halen van het schip, dat elk oogenblik verbrijzeld kan
worden. Uren lang hebben zij uw schip langs het strand gevolgd,
nu noordwaarts dan zuidwaartszij bleven u trouw ter zij. De
boot is op den wagen geplaatst, en de paarden trekken
heigend den zwaren last langs het doorweekte strand. Zoo
gaan zij langzaam voort akelige lijkstatie, wier aanblik
het hart beklemt en toch weer te gelijk met blijde hope
vervult. Onafgebroken blijven de blikken dier mannen op
het schip gerigt. Vrolijke moed straalt uit die heldere
blaauwe oogenwaarin de trouw des harten u tegenspiegelt.
Hun goede wil blijkt uit de belangstelling waarmede zij de
worsteling der schepelingen tegen de woede van den storm
gadeslaan; zij juichen hun volharding toe, en groot is hunne
teleurstelling bij elke mislukking van de pogingen der wak
kere bemanning. Ja, dat zijn demannen die redding zullen bren
gen. Zeiven zonen der zee, zullen zij onverschrokken hun
broeders ter hulpe snellen.
En dat doen zij. Naauwelijks heeft het sehip gestooteu
of de reddingboot is van den wagen. De mannen slepen
ven op hen aan, en het schuim kleeft hun in de haren.
Daar springen zij in de boot, daar grijpen hunne gespierde
armen de riemen God in den Hemel zij weten er niet
mee om te gaan. Vergeefs getobd, vergeefs geworsteld
met de branding, gewerkt tot ge even nat zijt van het
zweet als van het zeewater. Uw moeduw goede wiluw
volharding baten niet u ontbreekt de oefening.
Ziet gij de bemanning in het want? Hoort gij hun akelig
noodgegil, door den wind slechts al te getrouw tot ons
overgebragt? Laat ons geen getuigen zijn van hun gerek-
ten doodstrijd, verlaten wij het strand. Het schip houdt
het geen vijf minuten meer uit, zegt een oude visseher.
haar in zee door het weeke zand.
Woedend rollen de gol-
Het bovenstaande is niet de vrucht van eene dichterlijke
verbeelding; het is het verhaal van een feit, dat zich maar
al te vaak aan onze kusten herhaalt. Het ontbreekt de be
manning onzer reddingbooten noch aan moednoch aan
kracht, noch aan goeden wil, doch over het algemeen zijn
zij ten eenen male ongeoefend. ïlee.ds bij den bekenden
Pinkster-storm heeft zich dit gebrek aan bedrevenheid ge
openbaard. De schrijver dezer regelen heeft, na dien tijd,
eenmaal zelf van het strand een schip uren lang zien wor
stelen tegen een storm die het naar de kust dreef. Trouw
bleven de mannen met de reddingboot het steeds op zijde,
zij waren bereid alles te wagenmaar de meesten verklaar
den dat zij nog nooit met de boot in zee waren geweest.
Het schip had het geluk aan het gevaar, der stranding,
die reeds lang door ieder onvermijdelijk werd geacht, te
ontkomen, en zoo werd den aanschouwer waarschijnlijk het
pijnlijk schouwspel bespaard van den vruchteloozen strijd van
kracht, moed en goeden wil tegen onbedrevenheid.
In de vorige week meldden onze nieuwsbladen het ver
gaan van een Hollandschen brik op onze kust even benoor
den Wijk aan Zee, op een afstand van slechts vijf minuten
van den walwaarbij al de zeven schepelingen zijn omgeko
men. Een der bladen vermeldt, dat men geen poging tot
redding kon aanwenden, "daar men met de reddingboot,
hoewel bij de plaats aanwezig, doch welker bemanninghe
laas uit ongeoefenden bestaat door de hevige branding on
mogelijk het schip kon naderen.
Wij willen volstrekt geene beschuldiging uitbrengen tegen
de reddingmaatschappij; wij zijn niet voldoende ingelicht
om haar te beoordeelen. Men heeft ons verzekerd, dat het
haar aan de middelen ontbreekt om de bemanning der red
dingbooten te oefenen en hen voor den tijd daaraan besteed
schadeloos te stellen. Maar heeft zij reeds een beroep ge
daan op het Nederlandscli volk? Heeft zij hare behoeften
geopenbaard? Wij zijn er zeker van dat zij gehoor zou
vinden. En blijken hare krachten ook bij den besten wil
te kort te schieten, dan mag zij het belaDgrijk werk niet
langer op zich nemenzij geve het over aan den Staat
neen, de Staat neme het van haar over; de Staat
werk niet overlaten aan de bijzondere liefdadigheid /in de
hoop dat deze er voor zorgen zal. De Staat moet de ze-