voor de welwillende behandeling gedurende zijn verblijf
in Engeland ondervondenen als een scherije van liet groote
vermogen, dat hij daar verworven heeft.
Daar er nog wel een jaar zal verloopen eer het plan in
uitvoering komen kan, heeft hij nog de bepaling gemaakt
dat hij van nu af, dit kapitaal eene rente vau 5 pCt. zal doen
dragen. Hij zelf vertrekt met eene jaarlijksche rente van
oG 70.000 en heeft Lord Stanley en Sir ïennent verzocht
het beheer over de gelden zijner stichting op zich te nemen.
3|n0C5onbcn JstuliRcn.
Mijnheer de Redacteur
Iu 't laatste nommer uwer courant komt eea stuk voor, waarin de schrij
ver betoogt dat de gemeeute groote schade heeft geleden door de minder
stipte naleving der gemeente-wet hier ter plaatse. Hier betreft het eene
belangrijke som, die de gemeente te kort komt, en die op de eene of andere
wijze zal moeten gedekt worden. Ik wenschte echter uwe aandacht te ves
tigen op de daadzaak dat er nog andere en gewigtige bepalingen in de
gemeente-wet voorkomen en te vragen of aan deze de hand wordt gchou-
deu. Voornamelijk schijnt 't mij toe, dat 't bekende art. 24i in sommige
gevallen slecht wordt nageleefd. Reeds in 't begin van 't verschijnen van
dit blad, heb ik daarop opmerkzaam gemaakt, doch zonder gevolg; mijne
stem is gebleven als die van den roependen in de woestijn, en geen wonder
want sommige van beu, die voor de uitvoering vau dit artikel moesten zorgen,
hebbcu er belang bij dat zulks niet geschiede. In andere plaatsen wordt
juist aan dit artikel streng de hand gehouden, omdat gecne particulieren
kunneu concurreren tegen hen die alles moeten aanbestedendoch zelv' door
middel van anderen eene eerlijke concurrentie onmogelijk weten te maken.
Wanneer hierop slechts eenmaal de aandacht der Hooge Regering gevestigd
werd, zouden die misbruiken waarschijnlijk spoedig een einde nemeu. Im
mers lees ik in de bladen dat Z. M. een raadslideen kastelein naar ik meen,
als raadslid heeft ontslagenomdat hij bij zekere gelegenheid, voor rekening
der gemeente drank en bier had verschaft. De goede man had toch mis
schien niets anders gedaan dan zijn invloed als Raadslid te gebruiken om
voor zijne eigene finantien te zorgen. Maar zou 't juist dat zijn wat de
wetgever, door de bepaling van art. 2-1, heeft trachten te voorkomen? Zoo
ja, dan vraag ik, of dit artikel hier rigoureus wordt nageleefd, en of er
niemand is die zijne faculteit misbruikt 0111 ze tot ziju eigen voordeel te
exploiteren Ik wenscliMijnheer de Redacteur geeno namen te noemen
voor hen die ze uit mijn schrijven niet kunnen vindenis 't overbodig
doch ik geloof zeker dat velen met mij de daadzaken en personen zullen
kennen die ik op 't oog heb. Zoo niet dan behoud ik mij voor er later op
terug te komen. Maar aangenaam zou 't mij zijn, zoo mijn schrijven kon te
weeg brengen dat dergelijke onderwerpen niet in het openbaar bchoefdcu ter
sprake gebragt te worden.
Ik blijf, Mijnheer de Redacteur
Een uw er Abonncs.
[De inzender zal het antwoord op zijne vraag vinden in 't stuk getiteld
„over cenigc punten die openbaarheid behoeven" dat in 't volgcud nommer
zal worden opgenomen, en dat ziju later schrijven overbodig zal maken.
Openbaarheid is iu sommige zaken een noodwendige dwang]. Kkd.
ARMOEDE EN HULPBETOON.
(Eene oorspronkelijke novelle)
door X.
Vervolg van No. 80).
„Verduiveld, wat is 't koud", zei Mr. Alles, na de gewone pligtplegin-
geu met de dames des huizes gewisseld, en Dr. Welf de hand gedrukt te
hebben „men zou geen hond buiten de deur jagen, zoo erg heb ik 't nog
weinig gezien"en hij warmde gemakkelijk zijne handen aan den warmen
haard „'t vriest dat 't kraakt, 't sneeuw t, hagelt en stormt, alles te gelijk."
Hier is 't toch niet koud", zei de huisheer, terwijl hij een fermen schop
kolen in den haard wierp, welks vlam het gehecle vertrek verlichtte „laat
't buiten maar vriezen, we zitten hier warm". „Ecu manilla ofpauatella
„O, je sigaren zijn goed, dat weet ik van ouds", sprak Allesden bran
denden lucifer aanvattende, dien Welf hem aanbood„wat is er voor nieuws r"
„Nieuws, och ik weet weinig, en wat ik weet is slecht; het schijnt in
Syrië te spoken, en in Italië gaan de zaken
„Connu, connu, ik heb de courant gelezenmaar wat nieuws in de ge
meente
„In de gemeente? Nog minder dan in Italië en Syrië te zamen; in 't
geheel niets.
Hier vond Mr. Alles het gepast, zich ook bezig te houden met de dame
des huizes, die in dien tussclientijd de heeren van thee had voorzien en in
de kopjes zag om te zien of ze al leeg waren.
„Is mevrouw eergisteren avond naar 't concert geweest
„Vraag excuus, 't was te koud, cu 't was der moeite niet waard ons daar
voor te kleedcn. Waren er dames
„Bijna geen alleen mevrouw Blut was er met hare dochter, maar ze
zijn weggegaan voor 't concert afgeloopen was."
„Ja, maar gij zijt toch stellig gebleven tot 't einde toe, zei mevr. Welf,
hoe was 't
„Zoo als men 'tvan die menschen verlangen kan; zo verbeelden zich dat
ze musicale kennis hebben, en hebben nooit eene opera gezien of gehoord
verbeeld ude eerste chauteuse die eene veel omvatteude stem zou hebben
begon met in
„Praat je nog langer over muzijkvroeg Dr. Welfje hebt er toch geen
verstand vau, spreek dan nog liever over jc regtszaken dan moet ik ten
minste geloov'en dat je niet buiten je vak gaatSchoenmaker hou je
bij je leest
Mr. Alles bedacht zich, hoe hij die aardigheid van den doctor zou beant
woorden en practiseerde reeds op eene bittere onaangenaamheid die hij
dezen zou toevoegendoch kon er geen vinden. Gelukkig werd die onaan
gename pause afgebroken door 't binnentreden der verschillende geïnvitccr-
den die niet even als Mr. Alles, tot de iuticmcn behoorende het regt
hadden later te komcu.
„Wat een weer, sprak jufvrouw Michelis, o foei, mijn mof en boa zijn
door en door nat."
»'t Is geen wonder, zei de doctor, zijn compliment makende aan de gas
ten, 't is onaangenaam buiten; maar nu zicu wij ons gezelschap hier, en
we zullen zorgen dat geen kou, regen of hagel ons aftrekt van ons paitij-
tje. Gij zijt mij revcangc schuldiglieve jufvrouw Anna."
„O doctor, ik durf haast niet meer met u te spelen; ik quadrilleer zóu
weinig en zóó slecht, dat wauncer ik win, 't alleen aan galanterie is toe-
tcschrijven."
„Jufvrouw Anna verlangt een complimentje," zcide mevrouw Welf spot
achtig lagchende, terwijl Mr. Alles vergeefs naar ecue aardigheid zochten
de aangesprokene trachtte het vlugtig rood dat hare wangen kleurde te ver
bergen „Jufvrouw Anna speelt goed en vlug."
,]"Als mijne vrouw maar niet den zotten inval krijgthaar te inviteren
piano te spelen of te zingen, bromde Welf, in der haast do kaarsen op de
speeltafeltjes aanstekende; au jeu Messieurs ct Mesdames, au jeu, en
presenteerde te gelijk aan Alles eene sigaar."
„Wanneer is er weer Raad, zei Alles, 't wordt tijd dat we ietshooren."
„Overmorgen" hernam Dr. Welf.
„Wat bijzonders"?
„Ja de vergadering zal uog al interessant wezen verschillende belangrijke
onderwerpen zullen behandeld wordenhcruam Welf. Mermer heelt het
voorstel gedaan eenige ambtenaren aautestellcn om te zorgen dat de bonden
's nachts niet blaffen en daardoor de slapers wakker maken. Ik zal dat
voorstel ondcrstcuueuwant door 't gemis aan slaap neemt de gezondheids
toestand ouzer gemeente af.
„Niets anders?" vroeg Alles.
„Er is nog een voorstel dat behandeld zal worden. maar de dames
wachten. Waarom komt ge niet eens hooren?"
„Mooije pret" bromde Alles„die onzin aantehooren die daar gedebiteerd
wordt; ik ben er nog nooit geweest," hernam hij luid„waarschijnlijk dat
ik Donderdag avond even kom luisteren;" cu hij zette zich bedaard aan 't
speeltafeltje en schudde galant dc kaarten voor jufvrouw Auna.
Ook de doctor had zich aan ziju partijtje gezet, maar als wilde het nood
lot dat hij dieti avond zijn doel niet zoude bereiken klonk eensklaps luide
de schel door het huiscu eene forsche stem iu deu gang sprak
„Doctor t'huis?
„Ik zal eens gaau zien, sprak Truitje, wat is er aan de hand? is er weer
een van je dames ziek
„Zo verbeelden zich altijd dat ze ziek zijn, zei dc knecht lagchende, nu
't is een goede familie voor den doctor; jufvrouw Mcnnert heelt 't op de
zenuwcu."
„Hoe voornaam," lachte dc meidterwijl ze naar binnen ging, „dat's een
rijkelui's ziekte."
De toestand van jufvrouw Mennert scheen den doctor gecne ongerustheid
in te boezemen, maar hij beloofde toch dat hij dadelijk komen zou, dronk
een glaasje warme bisschop stak ecu verschc sigaar open na zich bij 'c
gezelschap geëxcuseerd te hebben, waarop jufvrouw Auna repliceerde dat een
doctor niet aan zich zelf behoort, trad hij iu 't rijtuigen vertrok.
Geen tien miuuten kon de doctor ziju gezelschap verlaten hebbenof an
dermaal klonk dc schelmaar nu niet door de hand van den Hinken knecht
der dames Mcnnert; maar door de zwakke kinderhand van Jan, den zoon
der w eduwe die wij bij 't ziekbed van haar kindje verlaten hebben.
Bevend vau koudoor en door nat geregend, stond hij vreesachtig op dc
stoep van doctor 's huisen vreesde zelfs deu koperen kuop aan te raken
om 't rijke huis biuncu te treden.
„Jufvrouw is de doctor t' huis," vroeg 'tkiud angstig aan Truitje, die
de deur had opengemaakt, „Elsje is zoo naar, en moeder is bang dat ze van
nacht sterven zalwe hebben geen vuur en geen lichten Moeder kan
voor Elsje geen thee zetteno 't is zoo koud."
„Arme jougen," sprak Truitje medelijdend, „ga mee naar dc keuken tot dc
doctor t' huis komtmen zou geeu houd buiten dc deur jagen."
Weldra zat Jan bij deu helder en vrolijk brandenden haard en verhaalde
aan Truitje de ziekte vau 't eenige zusje, en de diepe droefheid en armoede
zijner moeder, hoe hij den ganschen dag zonder eten was gebleven en hoe
moeder hem gisteren 't laatste brood had gegeven dat voor haar zelve be
stemd wasdoch hoe ze thans ten ecnemalc zonder voedsel wareneu niet
wisten er aan te komen.
„Arm schaap"sprak Truitje eenige boterhammen uit de kas nemende
en er het vleesch opleggende dat ze dien dag van haar middageten had be
waard „daar kind eet".
Weldra hoorde men in dc verte het rollen van 't rijtuig des doctors, die
de zenuwen vau jufvrouw Mennert weder in den normalen toestand had
gebragten kort daarop werd de huisdeur geopend en doctor Welf trad binnen.
„Meneer zei Truitje, daar is Jan.
„Welke Jan
„Jan van de weduwe Blaauwhuishij wie U laatst ook geweest zijt."
„O Jadat 's waar, daar is een kind ziek zeg dat ik morgen wel
eens aan zal komen."
„Maar 't moet nog al gevaarlijk wezensprak Truitje.
„Gekheid" zei de doctor, ik ben er voor acht dagen geweest, zwaro ver
koudheid anders niet."
„Maar Jan zegt dat zijne moeder bang is dat 't kind van nacht sterven
zal," zei Truitje, die nu eenmaal met Jan was ingenomen, „'tmoct nog al
ernstig zijn."
„Praatjes," zei doktor Welf, allemaal praatjes, ik weet dit bij ondervin
ding, die menschen verbeelden zichmompelde hijals een kind hoest dat
het de tering heeft, of dat 't aan verkoudheid dadelijk sterften voor elko
nietigheid moet de Annendocter komen. Als ze betalen moestenzouden
ze ons wel wat meer rust laten eu Truitje jas en cache-nez overreikende,
ging hij weder bij zijn gezelschap binnen.
iii.
t' Was nacht. Eene somber koude gure akelige naclithet scheen dat
de elementen onderling strijd voerden wie met de meeste hevigheid zou
heerscheu. Geen sterfelijk schepsel was op straat te zien de dieren zelfs
hadden eene schuilplaats gezocht tegen het woeden van wind, hagel en vorst.
De doffe klok van den kerktoren sloeg één uur. Overal heerschtc stilto
en rust die door niets werd afgebroken alleen in dc hut van de weduwe
Blaauwhuis was alles nog in denzelfden cllendigen toestand als des morgens;
nog steeds waakte de arme moeder, die geweigerd had het brood te nemen
dat Jan haar had aangebodenbij het ziekbed van baar Elsje. Mijn God, mijn
God welk een levenmorde de weduwelioc kan die doctcr zoo onmen-
schelijk wezenheeft hij dan volstrekt geen gevoelgelooft hij dat het
moederhart miudcr angstig klopt in de hut der arme dan in dc woning
des rijken als haar kind van gebrek omkomt? Maar zon Jan hem wel
overtuigd hebben dat er gevaar bij is't kind is nog zoo jong. Als ik
zelve eens naar doktor Welf toeging cn hem met den gevaarlijken toestand
van Elsje bekend maakte, dan zou hij welligt komen. Jan, kind, pas
goed op Elsje ik ga even naar den doctor.
Noch liet geweld van den steeds heviger wordenden storm nocli het ge
kletter der hagel tegen de gebrokene glasruiten kon de weduwe van haar
opgevat voornemen terug brengen. In liet eenvoudige jak gekleed, daar
haar mautel Elsje's bed tot deksel diende cn zc vreesde 't kind dat even