M 157.
Tweede Jaargang.
1862.
•geföer, JïieutöeÖtep, Wiffcmsoorö, eng.
ZATURDAG
20 SEPTEMBER.
Zitting van den Gemeenteraad
NIEUWE COURANT
VAN I)EN
Verschijnt WOENSDAG cn ZATURDAG.
Abonnementsprijs voor 3 maandenƒ1.30
Franco per post v n „1.50
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren cn Post
directeuren. Brieven franco aan denUitgcvcr S. Giltjes.
De prijs der Advertenties van 14 regels is 40
Centen voor eiken regel meer 10 Centen. Zegelrcgt voor
elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags
middag 12 uur, gelieve mende Advertentien iulezcndcn*
Ingezonden stukken een dag vroeger.
op Dingsdag 16 September 1862.
Voorzitter de lieer Mr. K. J. C. Stakman Bossc.
Secretaris de heer L. Vcrbcy.
Afwezig de heeren Haremaker en Lastdrager.
1). Be'èediging van. een nieuw lid.
De heer Slebc legt in handen van den Voorzitter de gevorderde eeden af,
en neemt zitting.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
2). Benoeming van een hulponderwijzer.
De Voorzitter geeft kennis dat er alsnog geene benoeming kan plaats
vinden, omreden een der beide zich aangemeld hebbende hulponderwijzers,
zijne sollicitatie heelt ingetrokken, en dat van den anderen de vcreischte
stukken nog niet zijn ingekomen, omreden hij ook te Arnhem solliciteert
en aldaar op het drietal staat.
Met het oog op de moeijelijkheid in liet bekomen van hulponderwijzers,
cn de steeds toenemende behoefte, stelt de Voorzitter voor de tractcmenten
te wijzigen als volgt: hulponderwijzers van 18 tot 20 jaar ƒ350; van 20
tot 22 jaar ƒ400; van 22 jaar, tot het verkrijgen eeucr acte van bekwaam
heid als hoofdonderwijzer ƒ450diegenen die coue acte als hoofdonder
wijzer bezitten 500, en die als eerste hulponderwijzers op eene school
werkzaam zijn, en bij voorkomende gelegenheden den hoofdonderwijzer ver
vangen 550.
3). Overeenkomst met de commissie voor de Staatsspooricegen over het
maken eener brug.
De Voorzitter geeft kennis dat de commissie in de vorige vergadering
benoemd, tot onderzoek van een ontwerp-contract met het rijk, deze zaak
betreffende rapport wenschtte uittcbrengen dat echter de heer Strootman
ook in die commissie benoemdgeen deel aan de werkzaamheden heeft
kunnen nemen uithoofde van afwezigheid.
De Secretaris leest het rapportwaaruit blijkt dat de commissie in som
mige artikelen van het contract eenige wijzigingen erlangdevooral art. 4
vond bezwaar; een lid wenschtc in plaats van ƒ45,000 aan het rijk af te
staan 8 a 10,000 de vermoedelijke som die eene later door de gemeente
te maken brug toch zoude moeten kosten. Een ander lid wenschtc de som
van ƒ45,000 met ƒ15,000 te verminderen, omreden de gemeente, aan
andere werken die een gevolg zijn van de spoorwerken, alligt nog ƒ15.000
zoude moeten besteden.
De Voorzitter verzoekt den Secretaris lezing te doen van het ontwerp-
contract zoodanig als het door de commissie is gewijzigd.
De heer Strootman vraagt en bekomt inzage van de situatic-teckcning der
te maken brugcn maakt de opmerking dat het oorspronkelijke plan niet is
gevolgdwaarop de Voorzitter te kennen geeft dat de Hoofd-Ingenieur van
Gcndt aangetoond heeft dat het oorspronkelijke plan, om redenen, niet ge
volgd kan worden.
De heer Strootman meent dat eene andere rigting mogelijk cn meer wen-
schelijk zoude zijn.
De Secretaris leest het ontwerp-contract.
Art. 1 houdt in dat de gemeente aan het rijk afstaat een gedeelte jaag-
wegeen gedeelte kanaal en de bestaande oude brug aan den ingang.
Wordt met algemcenc stemmen aangenomen.
Art. 2. Dat de demping, daar waar die noodig is, voor rekening van het
rijk geschiedeterwijl de scheepvaart niet gestremd mag worden. Dit artikel
wordt, met de door de commissie voorgedragen wijzigingen goedgekeurd.
Art. 3. Dat een nieuwe mond voor het kanaal en een nieuwe brug, met
de bediening daarvan, komen voor rekening van het rijk.
De heer Strootman stelt voor om in dit artikel een minimum vast te
stellen der door vaartwijdteen dieeven als in het oorspronkelijke plan
op 16 ellen te bepalen.
De heer Boomsma ziet hiervan de noodzakelijkheid niet in, daar toch
liet rijk om van het bassin gebruik te kunnen maken wel voor eene ge
noegzame doorvaart-wijdte zal zorgen, voor schepen van elke afmeting.
De heer Papineau acht de bepaling niet noodigomreden die voor de
gemeente van ondergeschikt belang is.
De heer Bakker zegt het amendement van den heer Strootman te onder
steunen op grond, dat de wijdte van 16 ellen bij het vroegere plan der
gemeente was bepaald in verband met de som van ƒ45.000.
De lieer de Breuk zegt dat men deze zaak in twee tijdvakken moet ver
deden het eerste voor cn het tweede na de aanneming der spoorwegwet
het vroegere besluit van deti Raad is genomen in het eerste tijdvakdoor
de vaststelling om de spoorweg te maken door het rijk is hierin eene grootc
verandering gekomen en ziet hij niet indat men gebonden is aau
de toen bepaalde sommen en afmetingen.
Het amendement van den hr. Strootman w ordt in omvraag gebragt en ver
worpen met 8 tegen 7 stemmen. Vóór, de heeren Janzén, Graat, Reeriugh,
Strootman, Vcrwcijde, Bakker cu de Voorzitter.
Waarna de aanneming van art. 3 volgt.
Art. 4. Dat de gemeente aau het rijk eene bijdrage van 45,000 zal
verstrekken.
De heer de Breuk neemt in overweging dat het rijk voor het te graven
bassin toch verpligt is eene beweegbare brug van genoegzame afmeting
daar te stellencn dat hij daarom eene tegemoetkoming van wege do ge
meente van 30,000zoo als vroeger is aangeboden, allezins billijk cn voldoende
acht en hij in geen geval genegen is om grooter som toe te staan.
i De Voorzitter herinnert den heer de Breuk dat de door dien heer bedoelde
aanbieding in eene geheime zitting is behandeldwaarin geene sommen
mogen bepaald worden, dat er alzoo alleen sprake is geweest van een aan-
zienlijk bedrag cn het cijfer vau 30,000 als tusschcnzin is opgenomen.
De heer Bakker vindt het ecu mocijelijk punt om over die ƒ45,000 te
spreken. De raad heeft vroeger het besluit genomen die som aau de brug
te besteden later is door een paar leden eene wijziging daarin voorgesteld,
hij ziet er eene schending in der goede trouw wanneer niet de volle som
daaraan besteed wordt.
De lieer Graat betuigt niet zoo volkomen bekend te zijn met de geschie
denis dezer zaak, als andere ledendoch hoe het ook zijhij ziet er in dat
de raad het besluit tot liet maken der brug genomeu heeft iu verband met
de vcrbrccding van het kanaal cn liet graveu van een bassin dat de ge
meente van dit laatste nu ontlast ishetwelk eene aanzienlijke som verschilt
en ook dat de raad eenmaal eeue zekere som heeft aaugeboden om vau Jict
bouwen der brug ontslagen te w orden dat plan der gemeente alzoo van
algcraeenc bekendheid isen hij er daarom vóór is om toe te staan hetgeen
eenmaal besloten is.
De lieer de Breuk vraagt den lieer Bakker andermaal te mogen replice
ren en herhaalt dat het besluit tot het daarstellcn van een brug genomen
is vóór de aanneming der spoorweg-wet en dat men dus de zaak noodza
kelijk in twee tijdvakken moet verdoelen cn dat hij volstrekt het. idee vau
kwade trouw niet kau beamen.
De heer Graat gelooft dat de heer de Breuk hier eene onjniste opmer
king maakt, en meent dat bij het nemen van het besluit, de spoorweg-wet
al aangenomen was.
De heer Bakker zegt in de goede trouw geen twee tijdvakken te kennen,
wijst op de onteigening, van wege het rijk, van het huis van den heer
Swervcr en de verplaatsing van het Tolhek en zegt voorts dat de heer
de Breuk niet goed ingelicht isof dat zijn geheugen hem niet getrouw
is, waut dat bij de vaststelling der som vau ƒ45,000 de spoorweg-wet reeds
was aangenomen.
De heer Zurmuhlen vcrcenigt zich met het gevoelen van den heer de Breuk.
De heer de Lange zou zich met de som van ƒ45,000 kunnen vereenigen
maar om reden de gemeente nog meerdere werken tengevolge van de spoor
werken ten haren laste krijgt, stelt hij voor om ƒ30,000 toe te staau aau
het rijk cn de overige ƒ15,000 voor die andere w erken te bestemmen.
De heer Strootman gelooft dat het bassin niet op de tegenwoordige plaats
gemaakt zoude zijn als het besluit vau den gemeenteraad tot het bouwen
van eene brug niet was genomen en wijst er tevens op dat toen men het
aanbod van ƒ30,000 heeft gedaan men het oog had op de meerder door de
gemeente te bekostigen werken.
De heer Bakker zegt zich met het voorstel van den heer de Lange te
kunnen vcreenigen en herhaalt dat de heer de Breuk bezijden de waarheid is.
De heer de Breuk verdedigt zijn beweren door aan te tooncn:
dat in Maart 1858 de gemeenteraad zich tot den Commissaris des Konings
heeft gewend in zake de brug
dat in Mei 1860 besloten is tot eene doorvaart wijdte van 16 ellen
dat tijdens laatstgenoemd besluit er nog niets bekend was van de aau
te leggen spoorweg of te graven bassin
dat bij de wet van 18 Aug. 1860 (Staatsblad No. 45) het leggen van dcu
spoorweg is vastgesteld.
De heer Bakker repliceert dat toen de begrooling aangenomen isde
spoorw cgwerken bekend waren.
Het voorstel van den heer de Lange wordt in omvraag gebragt cu met
algemcenc stemmeu aangenomenen hiermede het gchcelc artikel.