dat het Nieuwediep bij de doorgraving van Holland op zijn
Smalst, zijn verval, of op zijn minst genomen, zijne ach
teruitgang zich voor den geest stelt."
Hiertegen moeten wij in het midden brengendat wij niet
geacht willen worden als zijnde '[uitgegaan van eene7eenzij-
dige beschouwing. De briefschrijver kan ons niet beschuldigen
de zaak van een afhankelijk standpunt te hebben beschouwd.
Hij vervolgt: «Ik herhaal het, dat ik moet bekennen,
dat in dien geest liet artikel zeer goed geschreven is, en
in korte trekken wel het beste van hetgeen ik daarovcritegen
de doorgraving onder liet oog kreeg. Ik ben overtuigd dat
de tegenstanders juist alleen zich met eenige kans, op het
strategisch terrein kunnen stellen. Voor de volkomen zeker
heid der tegenwerpingen van krijgskundigen aard, kan ech
ter alleenlijk worden beslist, wanneer zij ophouden eene
hypothese te zijn."
Hypothese Is de doorgraving zelve en hare duurzame
instandhouding geene onderstelling? Wóar heeft men gele
zen en wie heeft ons nog tot heden de verzekering gegeven
of bewezen dat dc zaak op hechte grondslagen is berustende
Wij moeten nederig erkennen van een en ander onbewust
te zijn. Wij meeneu hiermede ziju argument, dat het aan
gevoerde door den heer v. Bosse, die bij wijze van //coup de
bataille" beweert, dat eerst alle zekerheidsbepalingen voor de
doorgraving aanwezig moeten ziju is het stellen eener hy
pothese tegenover eene andere, klaarblijkelijk genoeg te
hebben wederlegd.
Verder zegt hij»Uit de geheele handelwijze van den hr.
v. Bosse in deze zaakblijktdat hij zelfs geen onderzoek wil."
Wij zijn van mcening, dat, als men een ontwerp tot wet
wil zien verheffen, alle verder onderzoek overbodig moest
zijnwaarmede reeds zoovele jaren gemoeid zijn geweest.
De briefschrijver gaat voort met te zeggen: //Is nu de
doorgraving eene natuurlijke behoefte, niet voor Amsterdam
maar voor ons land, is zij dientengevolge noodzakelijk, zoo
ja, dan is het de roeping van het geheele land de voldoe
ning aan de noodzakelijkheid te ondersteunen tenzij men
do mindere noodzakelijkheid bewijzen kan."
Wij moeten erkennen dat de doorgraving eene natuurlijke
behoefte, eene noodzakelijkheid voor Amsterdam is gewor
den helaas daartegen hebben wij onze stem ook niet in
het midden gebragt. Wij hebben alleen willen aantoonen de
natuurlijke bezwaren die aan de doorgraving en derzelver
instandhouding zijn verbonden, zoomede de bezwaren van
strategischen aard.
De vergelijking der doorgraving met die van de landengte
van Sucz komt ons minder juist voor, de bestanddeelen
des gronds aldaar, komen in geene vergelijking met het
loopend zand in zee alhier.
//Holland is het papieren land" stemt de schrijver met
ons in//maar wanneer het zich van dien voddenwinkel
ontdoet en de waarde, welke het thans nog daarin heeft,
nog tijdig weet te verwisselen, zal het, het goudland zijn."
Dat zijn wij volmaakt eens, hoewel dat //zich ontdoen
van dien voddenwinkel" wel tot de vrome wenschen zal
blijven belmoren. Dc meeste effectenhandelaren en fond
senhouders weten uit den aard der zaakweinig van reëelen
handel, de weinige uitzonderingen daargelaten, en wij mo
gen met grond betwijfelen of wel de kapitalen die in fond
sen belegd zijn, zullen terugkeeren tot den reëelen handel,
al kwam de doorgraving met wimpel en vlag tot stand.
Wij zouden te uitvoerig worden, de verdere beschouwin
gen op den voet te volgen en zullen ons ten slotte nog bepa
len tot de beantwoording der in dien brief nog gestelde vragen.
Do vraag, of ons land verdedigbaar is bij een aanval der
groote mogendheden, moeten wij beantwoorden met te ver
wijzen naar de geschiedenis en voegen wij er onze bewering
bij, dat men een aanval ter zee gemakkelijker maakt door
verkorte waterwegen. Of er houdbare versterkingen bij de
doorgraving ziju aan te leggen, mecnen wij in ons vorig
artikel met grond betwijfeld te hebben.
//liet doen zinken van schepen in de haven", kan wel den
doortogt des vijands aldaar belettenmaar niet eene landing
elders in do nabijheid; ook is dit een zeer kostbaar middel
van verdediging.
Op dc laatste vraag of Scbasfopol van de land- of zeezijde
is aangevallenantwoorden wijvan de landzijdedoch
men moest beginnen met eene zeereis te doen om die land
zijde te bereiken.
Men beschouwc ons niet als tegenstanders van onderne
mingen die tot algemeen nut en tot welvaart des lands
kunnen strekken, ten behoeve van ook plaatselijke belan
gen. Wij zouden tot de eersten wenschen te belmoren die
doelmatige ondernemingen voorstaan, wij zijn steeds voor
standers van handel en nijverheid, en zouden die gaarne
wenschen bevorderd te zien door de veel besprokene door
graving. Maar dat men ons bewijze, dat wij falen in de
aangegevene bezwaren en wij zullen niet achterwege blijven
onze dwaling te erkennen.
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL»
Op Woensdag 10 December zijn de algemeene discussiën
aangevangenover het wetsontwerp nopens het kanaal van
Ilollaud op zijn smalst en verbetering va» den waterweg
van Botterdam naar zee.
De hr. Beinders is tegen het ontwerp; hij betwijfeld de
uitvoerbaarheid en zegt dat op het oordcel van deskundi
gen niet altijd te vertrouwen is, hetgeen gebleken is bij
het drooge dok.
De Minister verdedigde de wet.
De hr. Storm van 's Gravesande is tegen het ontwerp en
zegt dat mannen van het vak hem verzekerd hebben dat de
geprojecteerde werken onuitvoerbaar ziju.
Dc hr. Schimraelpenninck is tegen de zamenkoppeling
der beide werken en tegen de afsluiting van het Y.
De hr. Zylker somt eenige bezwaren op, en vertrouwt
ten slotte op de verklaring van deskundigen dat het werk
uitvoerbaar is.
De hr. Iloynck van Papendrecht verklaart met uitstekend
genoegen het wetsontwerp te hebben begroet.
De hr. van Diggelen noemt het ontwerp van de door
graving gebrekkig en acht de uitvoering onuitvoerbaar.
De hr. Pransen van de Putte zegt dat men over geringe
technische bezwaren moet heenstappen.
De hr. Voorthuijzen verklaart zich voor het oogenblik
tegen, omreden hij meent dat Botterdam meer dan Am
sterdam bij het ontwerp bevoordeeld wordt.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten, en Art. 1
met het amendement van den hr. v.Bosse komt in beraadslaging.
De hr. v.Bosse geeft inlichting omtrent de redereu die hem
tot het voorstellen van dit amendement hebben geleid, ver
klaart zich duidelijk tegen de verleende concessiemaar
wil uitvoering'door den Staat.
De hr. Blussé van Oud Alblas, is tegen het ontwerp en
ziet in afdamming van het Y, het verlies van de binnen-
landsche handel voor Amsterdam. Hij wil verbetering aan
het Noordhollandsch kanaal tot behoud van Amsterdam.
Gisteren zijn de discussiën voortgezet. De hr. van Poreest
heeft de wet bestreden, hij wil daarentegen verbetering van
het Noord-lloll. kanaal. De heeren Pransen van der Putte,
de Meester, v. Muikeu en Heemskerk Az. hebben ter gunste
der wet gesproken. De heer Storm van 's Gravesande heeft
die bestreden; hij twijfelt aan de uitvoerbaarheid van het
plan. Do hr. Mijer is voor de wet, als de Staat het werk
maakt, indien de concessie mislukt. De hr. v. Bosse heeft
een amendement voorgesteld, strekkende dat de Staat het
kanaal inaakt, als de concessionaris niet voldoet aan art.
23 der concessie. De hr. Idserda is vóór de wet.
De beraadslagingen worden voortgezet.
IT l B TJ 7T S T D 11T g B IT.
Helder, Nieuwediep Willemsoord, enz. 12 December 1862.
Bij de hedenaan het Baadhuis alhierplaats gehad
hebbende aanbesteding van
1°. Het bouwen van eene school en eene onderwijzerswoning,
te Huisduinen, was de minste inschrijver de hr. J. de Bruiju
tegen de som van f4700.
2°. Het maken van 8 meerstoelen in het Ileldersche
kanaal, was de minste inschrijver de heerC. Burgers, tegen
de som van f1289.
3° Het maken van een aanlegsteiger bij de schippersleeg
(herbesteding) was de minste inschrijver de heer C. Burgers
tegen de som van f1167.
Bij de hedenbij de Directie der Marine plaats gehad
hebbende aanbesteding, voor'sBijks Marine-Hospitaalwaren
de minste inschrijvers als volgt: voor verseh vleeschde hr.
P. Boll, tegen f 42.65 de 100 Ned. pondenvoor aardap
pelen de heer P. van Twisk, tegen f 1.49 de 50 N. P.; voor
bier, mej. de Wed. B. H. Möller, tegen f8.45 de 100 K.
voor witbrood, de hr. Jb. Ligtenberg tegen f 19.60 de 100 N.P.
Gisteren avond woonden wij de tweede voorstelling
bij van het tooneelgezelschap van de heeren Sterk van
Ollefen en Haspels. Het zal wel overbodig zijn te zeggen
dat wij weder eeu genoegelijke en genotrijke avond hebben
doorgebragt.
Het goedgekozen drama Genie en Miskenningwerd met
veel talent uitgevoerd. De heer J. Haspels als Bichelieu
kwam ons voor bijzonder goed op zijne plaats te ziju.
Ook de lieer D. Haspels als de Markies van Worcester,
droeg aller goedkeuring weg. De heer van Ollefen kweet
zich als Mondecaus, meesterlijk van zijne taak, kortom al
dc leden bragten het hunne bij tot eene goede uitvoering.
Wij meenen de tolk van velen te zijnals wij den wensch
uitendat bij eene volgende voorstelling, meer de lach
spieren mogten worden in beweging gebragt. Het nastukje
was daartoe uitermate geschikt; waarin wij het genoegen
hadden den heer Bamberg weder te ontmoeten, die dan