NIE TT W S T IJ D 11T 3 3 If.
geustaande die door de overige leden werd verleenden daar
mede was de zaak afgeloopen. (Men leze de discussiën daar
omtrent in het verslag van den raad in ons no. van 13 Febr. jl.
Wij hebben straks het prijzenswaardige aangetoond van
den heer v. S's handelwijze, in zooverre hij moed toonde te
bezitten zieh tegen mogelijke ingeslopen verkeerdheden te
opinerenen wel alleen met het oog op zakenpersonaliteiten
buiten sprake latende; maar wij, onze roeping als onpartij
dig orgaan getrouw blijvende, moeten hier in het midden
brengen, dat het ons voorkwam dat de heer v. S. zijne ge
dachten niet .zeer duidelijk formuleerde. Het is toch blijk
baar dat zijne bezwaren art. 21 der gemeente-wet tot grond
slag moesten hebben; wanneer hij, naar onze bescheidene
meeningdat artikel had aangehaalden de vraag tot de
vergadering had gerigt of het daarin voorkomende woordje
middelyk, hier ook van toepassing kon zijn, wij gelooven
dat de zaak dan eene geheel andere wending zoude hebben
genomenin allen gevalle zou dan eene meer zakelijke dis
cussie zijn uitgelokt.
Tn bedoeld art. leest men»De leden vau den raad mogen
'/middelijk, noch onmiddelijk deel nemen aan leveringen of
^aannemingen ten behoeve der gemeente," enz. Voor een
iederdie weet dat vader en zoon zijn geassocieerd, en hunne
zaken voor gemeenschappelijke rekening drijven, zal het wel
niet moeijelijk zijn te beslissenof in deze de letter der wet
is in acht- genomen. Men zou daartegen kunnen aanvoeren
dat de gemeente-werken, die door den zoon worden aange
nomen afzonderlijk worden gehouden en alleen voor zijne
rekening worden uitgevoerd, doch is de uitvoerbaarheid daar
van wel denkbaar. Wij willen alleen hier in herinnering
brengen dat door den Voorzitter als motief is aangevoerd,
dat de heer J. dit werk tegen minder prijs kon aannemen
dan iemand anders, omreden zijne werkplaats belendende is
aan de te bonwen schoollokalen, en hij daarom de kosten
kon sparen van het opslaan van een hulploods; die werk
plaats is immers reeds het eigendom van de firma, gezwegen
nog van zoovele andere zaken die voor gemeenschappelijk
eigendom zijn.
Men besluite uit het bovenstaande nu niet, dat het denk
beeld bij ons zoude zijn opgekomen dat de heer Janzen in
zijne positie als lid van den raadin deze misbruik zou ma
ken ten voordeele zijner firma, juist het tegendeel; wij zouden
zeer moeijelijk kunnen aantooncn op welke wijze dit zou
kunnen geschieden. Daarentegen is bedoelde firma als bouw
meester hier zoo gunstig bekenddat wij waarlijk niet meer
solieder zouden kunnen aanwijzen.
Wij hebben slechts alleen willen aantoouen dat voa^ÜP^
wet allen gelijk zijn en dat leden van den raad in het bij
zonder (zonder dat van oneerlijke bedoelingen sprake zij),
het voorbeeld behooren te gevenom zich striktniet alleen
aan de letter maar aan den geest te onderwerpen. Men
wachte zich bij dergelijke gevallen zelfs voor den schijn.
Voor ditmaal genoeg van deze aangelegenheid; nu nog
een enkel woord over hetgeen wij te vergeefs gehoopt hebben
in de vergadering te hooren.
Een ieder die niet geheel onbekend is met het nieuws
van den dag, weet voorzeker, dat eerstdaags eene wijziging
van de gemeentewet aan de Tweede Kamer zal worden aan
gebodenwaarbij het heffen van gemeente-accijnsen zal ver
vallen op die artikelen, die van rijks-accijns zijn vrijgesteld.
Wanneer dat ontwerp wordt aangenomen dan zal onze
gemeente de belasting op het gemaal moeten missen; eene
belasting, die ongeveer f45000 's jaars opbrengt en waar
aan thans niet alleen de ingezetenen bijdragenmaar ook
de vele vreemdelingen en daaronder niet het minst de massa
schepelingen die in onze haven tijdelijk verblijven. Eene
belasting die dus zeer productief en voor de ingezetenen
niet zwaar drukkend is. Op welke wijze moet daarin wor
den voorzien? Door een gehate hoofdelijken omslag of
ander middel dat geheel op de schouderen of liever, op de
beurs van de burgerij neerkomt? Wij voorzien dat daarin
voor deze plaats, zonder andere woorden te gebruikenzeer
vele moeijelijkheden zouden kunnen voortvloeijen. Daarom
is het dat wij hoopten dat onze gemeenteraad op het voor
beeld van vele andere en aanzienlijke plaatsen in ons vader
land, onder anderen Amsterdam 's Hage, Middelburg, Vlis-
singenNijmegen enz. zich bij rekest tot de Tweede Kamer
zoude hebben gewend, de exceptionele toestand van deze
gemeente blootleggende en gegrond daarop, de afstemming
van bedoeld ontwerp gevraagdzoo iets hadden wij reeds
in de voorlaatste vergadering verwacht, wij hebben daarop ge
zwegen, veronderstellende dat onze plaatselijke regering wijze
redenen had, een dergelijk voorstel tot eene volgende verga
dering uit te stellen, doch ook daarin werd onze zekere ver
wachting teleurgesteld.
Daar wij vermeencn dat het pligt isom vooral
te wijzen op datgene dat voor onze plaats nuttig en noodig
ishebben wij gemeend niet langer te mogen zwijgen en op
deze aangelegenheid de aandacht van Helders ingezetenen
te vestigen. Het is ous niet slechts verguud om onze be
langen bij de hooge regering bekend te makenmaar het is
een regt, ons bij de wet verleend. Wij sporen dus de in
gezetenen dezer gemeente aan, zich bij rekest tot den ge
meenteraad te wenden, met een beleefd maar dringend ver
zoek, dat in deze het voorbeeld van zoovele andere gemeen
ten in ons vaderland worde gevolgd.
Men handele eer het te laat is.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 26 Februarij 1864.
Naar men verneemt zal met 1 April a. s. het alhier
gevestigd muziekkorps der marine en het konkl. instituut,
eene belangrijke en voordeelige reorganisatie ondergaan.
In aanmerking genomen het nut op het gebied der toon
kunst door dit korps alhier reeds gesticht en de concerten
enz. door dit korps, zoowel voor deze gemeente als voor
andere liefdadige doeleinden, gegeven, zal dit berigt gewis aan
vele ingezetenen dezer gemeente en liefhebbers der toonkunst
aangenaam zijn te vernemen.
De navolgende zee-officiereu worden op non-activiteit
gebragt, als: met 16 dezer, de luitns. t/z. 2e kl. A. J. Cosijn
en C. Schuylenburgmet 17 dezer, de luit. t/z. le kl. jhr.
A. Meijer, en de luit. t/z. 2e kl. J. L. Inckelen met 20 dezer,
de luit. t/z. 2° kl. J. A. P. de Koy vau Zuidewijn.
De officieren van gezondheid 3e kl. J. J. DekkerF. X. J. v.
Opdorp, T. J. J. Gori en B. H. Thomson, gedetacheerd bij het
hospitaal der marine alhier, en J. J. Borst, dienende op het
transportschip de Heldinworden met den laatsten dezer op
non-activiteit gebragt. Yoorts worden met 1 Maart a. s. de offi
cieren van gez. 2e kl. L. J. de Kanter en C. G. de Jong, beiden
non-actief, geplaatst, de eerste op het stoomschip Cycloop en de
tweede op de drijvende batterij Neptunusliggende alhier.
Naar men verneemt heeft het wetsontwerp tot wijzi
ging van de concessie van Holland op zijn smalst, in de
sectien der Tweede Kamer een zeer ongunstig onthaal ge
noten. Men zag er over het algemeen ineene overmatige
begunstiging vau den concessionaris ten nadeele èn van het
werk èn van de obligatiehouders.
Aangaande de Noordhollaudsche spoorweglijn van den
Helder tot Amsterdam, blijkt uit in de Staatscourant voor
komende advertentiendat de grondsplans en teekeningen
van het traject Alkmaar en tusschen den TJdijk te Zaandam
thans mede gereed zijn en de tusschen gelegen gemeenten op
geroepen worden, om ingeval van bezwaren, daarvan te doen
blijken.
Z. M. heeft benoemd tot ontvanger der directe belas
tingen en accijnsen te Wognum c. a., den heer G. J. van
Kerkwijk, thans ontvanger te Terschelling.
Naar men verneemt is het Nederlandsch stoomschip
Gouvernenr\ van liwijck, 't welk zou zijn aangehouden en
naar Kopenhagen opgebragt, te Travemunde aangekomen.
Zoo als men weet wordt thans bij het Hof van appèl te
Parijs de zaak behandeld van Greco, Trabucco, Imperator!
Scaglioni en Mazziniaangeklaagd van het smeden eener za-
menzwering tegen het leven van keizer Napoleon welke reeds
tot een begin van uitvoering gekomen was.
Uit de acte van beschuldiging blijkt, dat vier vreemdelingen
Greco, Trabucco, Imperatori en Maspoli den 24 December
1863 uit Zwitserland over de grenzen van Frankrijk gekomen
zijn, en dat de commissaris van politie te St. Louis, bij het
onderzoek der papieren dezer vreemdelingenzich daarbij
herinnerde dat zekere Trabucco reeds in 1862 als een gevaar
lijk Italiaansch zamenzweerder was gesignaleerd, onmiddelijk
per telegraaf aan den prefect van politie kennis gaf, dat een
persoon van dien naam met drie reisgenooten per spoortrein
op weg was naar Parijs. Dien ten gevolge zijn de gangen dezer
vier personen, sedert hunne aankomst in de hoofdstad, met
zorg nagegaanzoodat ieder hunner stappen bij de politie be
kend zijn.
Deze waren in allen deele van dien aard, dat de aanvan
kelijk bestaande achterdocht krachtig versterkt werd. Vooral
trok het de aandacht, dat zij alle toegangen tot de Tuileriën
en de groote opéra, alsmede den weg over de place de la
Concorde en de Champs Elysées herhaaldelijk opnamen en
er slechts met tegenzin toe overgingen om hunne passen te
laten zien in de hotels, waar zij logeerden. Zij bleken ook
voortdurend beangst te zijn, dat hunne gangen zouden bespied
worden. Den 2den Januarij bleken zij in geldverlegenheid te
verkeerenen na den volgenden dag te vergeefs naar een
brief poste restante geïnformeerd te hebbengaven zij blijk
van groote teleurstelling. Alle hunne bewegingen getuigden
van groote onrust en het oogenblik scheen gekomen om zich
van hunne personen te verzekeren. Dien eigen avond werden
Trabucco en Greco dan ook in hechtenis genomen. Bij de
daarop gevolgde huiszoeking vond men met kruid gevulde
bommenpistons voor die bommen bestemd en vele andere
moordtuigen terwijl verschillende geschreven stukken waar
onder brieven van Mazzini, die men aanvankelijk aan het
onderzoek had trachten te onttrekken in Greco's bezit ge-