ITISUTrSTirDIlTSaiT. De «nationale partij" heeft «het ijzer gesmeed terwijl het heet was;" Oostenrijk redt zich uit een hagchelijke positie, waarin het, zonder zelf te willen, geraakt was; Pruisen wacht reeds zijne belooning; Frankrijk aast bereids op het deel van het «vergroote" Duitsche gebied en het drijft zijn ge liefkoosd stelsel door als een voor dat Rijk kostbaar ante cedent en Engeland geeft om des vredes wille, toe. Men zegt dat Denemarken toegetreden is tot de bedoelde schikking in de Sleeswijk-Holsteinsche quaestie. Het hertog dom Holstein, benevens zes zuidelijken gemeenten van Sleeswijk, zouden worden afgestaan aan Duitschlaudterwijl twee derde gedeelte van Sleeswijk bij Denemarken zouden worden ingelijfd. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 27 Mei 1864. Ds. Moorrees, vroeger predikant alhier, thans teVianen, zal Zondag a. s.des voormiddags ten 10 ure, in de Wester kerk optreden. De pleiziertogt der Oostenrijksche officieren naar Alk maar, die heden zou plaats hebben, is wegens het ongun stige weder der laatste dagen, uitgesteld. Naar wij vernemen zal de kapt. van het gedeelte mariniers alhier, G. A. P. Chomel, in het laatst van Julij of in het begin van Augustus a. s. naar Oost-Indie vertrekken, ter vervanging van den kapt. P. Prins als bevelvoerend officier over de verschillende detachementen van dat corps in Indië. De wel-eerw. heer H. op 'tHolt, predikant bij de Christ. Afgesch. Gereformeerde gemeente alhier, heeft een beroep ontvangen naar Leeuwarden en dat in ernstig beraad genomen. Eergisteren had bij de Directie der Marine de aan besteding plaats van de herstelling en het van buiten verwen van het Direetiegebouw der Marine alhier. Er waren 7 in- schrijvings-biljetten ingekomen, als van de heeren R. Yos f3228, P. Verhey f3180, Gebr. Korff f3180, Gebr. Janzen f3080, P. Spruit f3015, M. P. Wallin f 3000 en S. Gooien f2950. Bij hetVlieis in de jongsten storm, een schip waar schijnlijk met man en muis vergaanvermoedelijk de Eu- gelsche schoener Margareth. Te Terschelling is gestrand, de Nederl. kof Jason kapt. R. J. Schuring, van Dantzig met spoorhout naar Amsterdam bestemd. Bij Egmond is gestrand en verbrijzeld, het Hanover- sche schip Annetje, kapt. Strackholder, met steenkolen. Men schrijft uit Harlingen«Onder de puntendie op de algemeene vergadering der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen veel belangstelling wekken, en gewis aanleiding zullen geven tot levendige discussie!)behoort het voorstel van het Departement Helder, strekkende: «om eene proef te doen nemen of de werken der maatschappij niet goedkooper kunnen gedrukt worden, hetzij door aanbesteding, hetzij op eene andere wijze. Overigens is de klagte regt- vaardig, dat er op de algemeene vergadering voor ieder lid geene gelegenheid is, om zijne gedachten over het een of ander onderwerp mede te deelenwat baat het dan om de voorstellen in discussie te brengen? Zeker is het althans, dat het nut door wrijving van denkbeelden op de algemeene vergadering, door velen niet groot wordt geacht. In de Kamper Ct. leest men aangaande het aftredende lid der Tweede Kamer, Jhr. C. van Poreest, het volgende: Wij hebben den naam genoemd van den heer v. Poreest. Wat mag toch de reden zijn dat deze Pruisische jonker, afgevaardigde is van een Noord-Hollandsch district, waar wij teekenen van publiek leven hebben zien gevendie gunstig afsteken bij den geestdie helaasnog al te veel hier te lande heerscht? Wij weten inderdaad geen enkele reden te vindenmaar wel weten wijdat Alkmaar minder dan eenig district een mau als vertegenwoordiger moest aanwij zen die beter geplaatst zou zijn naast Bismarck dan op den Binnenhof in den Haag. Wij twijfelen niet, of de vrijzinnige en wakkere mannen, die Alkmaar het voorregt heeft te bezitten, zullen bij de aanstaande verkiezing de taak willen op zich nemen om hunne medekiezersdie hoogst waarschijnlijk ten opzigte van de staatkundige beginselen van den heer van Poreest in een dwaling verkeeren, uit den droom te helpen en hun voor te lichten tot het doen eener waardige keuze. Die taak zal zeker geen ondankbare zijnwant de Alkmaarsche kiezers zullen algemeen spoedig inzien, dat een verklaard tegenstander der grondwet niet behoort lid te zijn van de Staten-Generaal. Copic. Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken. Geven met verschuldigden eerbied te kennen De ondergeteekendenIngelanden en Bestuurders van zeewater-keerende werken, te Texel. Dat de vreeselijke stormen van December 1862, Januarij en December 1863 een ieder met zorg en angst voor bet behoud der zeeweringen deden beducht zijn laat zich ligt verklarentoen het water in de Zuiderzee tot 2 ellen en daarboven, boven gewoon volzee opwiesen het Noordzeewater bijna één ge worden was met de Zuiderzeeenbij aanwakkerenden stormgereed alle dijken te vernielen. De zware steenglooijingen van den Anna Paulowna PolderWaard en Groet, die ten Zuidoosten van Delfzijl en meer anderen, werden dan ook zwaar ge teisterd en ontramponeeeden wat al schade werd er geleden door het inunderen der buitengronden bij Kampen, den polder de Ham, enz. enz. Adressanten vermeenen met eenigen grond, dat het groote kwaad, name lijk het geheel onverwachts en plotseling opstuwen van het Noordzeewater bij eenigen storm gelegen is in de omstandigheiddat de zeegaten van Texel, Vlieland en Terschelling steeds verbreeden, door het afnemen der duinen, vooral te Vlielanden ofschoon de stranden tot omstreeks el boven volzee aanwezig zijn, zoo wordt het gevaar ontegenzeggelijk grooterwanneer bij opkomenden storm, de Noordzee hooger stijgt dan el boven volzee en zich een weg baant over de onafzienbare stranden van Vlieland en Terschelling. De toestand van den duinregel op Vlieland is allertreurigst en steeds af nemende, en wel in die mate, dat, indien niet in tijds afdoende werken ter beteugeling van den teruggang aan de West- en Noordzijde des duinregels langs de Noordzee worden daargesteld en die afneming der gronden aan de Zuidzijde langs de Zuiderzee wordt tegengegaan, de tijd niet verre meer verwij derd zal zijndat het geheele Vlieland een prooi der golven zal worden. De duintoppen aldaar missen alle onderling verband en zijn slechts schaars en ongenoegzaam met helmplanten voorzienallerwege worden er stuifgaten aangetroffen, welke den duinregel aan eene gestadige verstuiving blootstellen en zijn' teruggang allezins bevorderenal hetwelk tengevolge heeftdat in het midden der duinen niet dan eene kale onbeschermde zandmassa gevonden wordt, welke met eiken wind heen en weder gejaagd, de ontkieming van elk gewas verhindert en het geheel tot een barre zandwoestijn maakt. Het Zuidwestelijk deel des eilands is niets dan eeue zandplaat. Tot bewa ring van het strand aldaar, zijn over een gedeelte daarvan, over 2000 ellen aan de Noordzee, 14 rijzen hoofden gelegd, waarvan 13 over hunne geheele leugte met 5 rijen en het 14e geheel met bazaltsteen bezetmaar in den winter van 1862 en 1863 zijn deze hoofden, die Noordop naar zee waren aangelegdaan de achterzijde tegen het hoogere gelegene strand, over ruim de halve lengte vernieldzoodat thans nog alleen de zee-einden bestaan. Dat bij een dergelijken toestand het strand, den teruggaanden staat der duinen volgende, mede in eenen treurigen toestand verkeertbehoeft geen verder be toog. Alles duidt aan, dat alleen afdoende kunstwerken, dit eiland voor eene geheele slooping kunnen beveiligen. Immers vóór ruim 100 jaren werd nog aan het Westeinde van hetzelve eiland een dorp gevonden West-Vlieland genaamd, (tijdens het formeren van bet kohier van verponding in 1632) een volkrijk dorp met 388 huizen, eene Protestantsche kerk en goede zeehaven dat met eenen doorloopenden duin regel met het Oostelijk gedeelte was verbonden. Het dorp is, tengevolge van een aangenomen stelsel van wijken voor de zee, in 1734 door zijne bewoners moeten worden ontruimd, en de grond waarop hetzelve gelegen was, aan de zee prijs gegeven, terwijl de duinregelniet meer beschermd door den uitstekenden hoek welke het dorp vormde in stede van (zoo als men berekend had) minder aan de werking der Noordzee te zijn blootgesteld, integendeel meer en meer is aangevallen geworden, en van tijd tot tijd zoodanig is weggeslagen, dat thans geheel het Westelijk gedeelte des duinregels is vernietigden meer dan een derde der geheele lengte van het eiland Vlielandgerekend van het Eijerlandsche zeegat af naar het Oosten, in een ontzaggelijk groote zandplaat van minstens twee uren gaans is herscha pen, en alzoo, daar deze zandplaat, de Vliehors genaamd, aan het hoogste gedeelte slechts 7 palmen boven peil van gewoon volzee is verheven, bij eiken buitengewonen vloed over bedoelde lengte van 2 uren gaanseene vrije en oubelemmerde overstorting der Noordzee in de Zuiderzee toelaat, die niet alleen uiterst nadeelig voor den waterstand in laatstgemelde binnenzee is, maar ook telkens den nog bestaanden duinregel aan het Westeinde verder weg neemt, en het kwaad met eiken storm doet verergeren. Adressanten nemeu de vrijheid deze gewigtige aangelegenheid onder de hooge aandacht van Uwe Excellentie te brengeu, want hoedanig zal de toestand wezen, wanneer het geheele eiland Vlieland gelijk aan deszelfs Hors zal zijn In den jare 1719 werd door Maurits Walraven, gezworen landmeter bij de Edele Hove van Holland, het zeegat tusschen Texel en Vlieland, van strand tot straud gemeten, op 874 roeden, en van de vaste duinen van Eijerland af, tot aan de vaste duinen van het dorp West-Vlieland op 1375 roeden of ruim 5000 elleneu thans zal die breedte bedragen ongeveer 12000 ellenover welke breedte de Noordzee, hooger stijgeude dan 7 palmen boven volzee, met de Zuiderzee één wordten het kan dau ook niet andersof bij plotseling opkomenden storm uit het Noordwesten, wordt de toestand der zeedijken in de Zuiderzee zeer hagchelijk in een oogenblik toch is die watermassa, krach tig gevoed als ze wordt, opgestuwd tot 2 ellen en meer boven volzeeen de dijken zijn ter naauwernood bestand, bij eenigen duur van den storm, weder stand te bieden tegen de steeds heviger woedende golvendit toch is op nieuw gebleken bij de stormen van 1862 en nu laatstelijk bij die van 4 December 1863. Sedert het rampvolle jaar 1825 zijn alle onze zeeweringen verhoogd tot 3 en 3| el boven volzee, en het is bij het steeds verwijden der zeegatenon twijfelbaar zeker, dat dezelve op nieuw zullen moeten verzwaard en de toe stand onzer kusten eindelijk gelijk zal worden aan die van de zeeweringen van de Hondsbossche en Pettemer dijken tegen de Noordzee, die in den storm van 4 December 11. op nieuw zoo zeer geleden hebben. Dat dit alles het gevolg is of worden zal van het verwijden der zeegaten, zal wel geen verder betoog behoeven. In vroegere eeuwen, zelfs in 1768, was eene wering tegen de zee van 7 voeten boven ordinair volzee voldoendede be staande binnendijken vroegere zeedijken leveren daarvan nog het sprekendst bewijs, en om slechts één voorbeeld te noemen uit zoovele anderen, vermee nen adressanten dat het genoeg zal zijn aan te voeren dat bij octrooi, ge daan in den Haag, den 18 Mei 1768, het plan en order van indijking van gronden beneden het Horntje op het eiland Texel, werd vastgesteld en daarbij in artikel 1 bepaald wDe bedijkers zullen moeten leggen eenen dijk hebbende wten minste (bezakt zijnde), de hoogte van seeven voeten boven ordinair volzee." Dat voorts het steeds wijder worden der zeegaten een zeer grooten invloed uitoefent op het opstuwend vermogenzal toch wel niet door deskundigen worden betwistook dit kan bewezen worden en ook dit leerde ons de stand van het water in de Zuiderzee bij den storm van 4 December 11. Toen was het, dat de zee door het Amsteldiep voortgezweept, geen genoegzamen door- togt konde vinden tusschen de quarantaine plaats op het eiland Wieringen en de van Ewijcksluis in den Anna Paulowna Polder aldaarwaardoor bij den hoogsten stand of wel op het oogenblik van hoog waterde zee ten Oosten en "Westen van Wieringen meer dan el verschil opleverde. Maar, en teregt zal Uwe Excellentie vragen, wat kan en moet ter voor koming van dergelijken toestand, in het belang der adressanten dan toch worden gedaan En daarop wagen wij het aan Uwe Excellentie voor te stellen om op de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1864 | | pagina 2