m M 315 Vierde Jaargang. 186#^: «(jeföer, JïteuroeÖtep OTfcmsoorö, eftj. ZATURDAG 4 J N IJ. BEKENDMAKING. VERKIEZINGEN. NIEUWE COURANT VAN DEN Verschijnt WOENSDAG en ZAÏURDAG. Abonnementsprijs voor 3 maandenƒ1.30 Franco per post „1.50 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieveu franco aan den Uitgever S. Giltjes De prijs der Ad verten tii:n van 1—4 regels is 40 Centenvoor elke regel meer 10 Centen. Zegelregt voor elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags middag 12 uur, gelieve mende Advertentien intezenden. Ingezonden stukken een dag vroeger. Door het Gemeente-bestuur van den Helder wordt het navolgende gepubliceerd BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER, verwittigen bij deze de daarbij belanghebbenden, dat de KERMIS of JAARMARKT in deze gemeente dit jaar zal aanvangen op Maandag denvierdenJulij aanstaande, en dat de loting voor de Kramers des Zaturdags avonds te voren aan het Raadhuis gehouden zal worden. Helder, den 30 Mei 1864. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester L. VERHEY, Secretaris. in. Het eerste wets-ontwerp van eenig belang in deze zitting van de Tweede Kamer behandeldwas dattot stichting van een paleis voor de Stat en-Generaal. "Alzoo het wenschelijk is het grondwettig verbond van ons stamhuis met het Neder landsche volk, waartoe de grondslagen in November en De cember 1813 gelegd zijnop eene waardige wijze te doen herdenken" »zoo luidde 't motief tot de RegeriDgs-voor- dragtnzoo wordt te 's Hage voor de vergaderingen van de beide Kamers der Staten-Generaal een paleis van Staatswege opgerigt" De groote meerderheid was vdór 't wets-ontwerpen slechts enkelen vonden bezwaar in 't motief. Het was de heer van Foreest die echter eene stemming verlangde over 't wets ontwerp zelfwaartegen hij zich verklaarde: maar eene wijzi ging in 't motief, voorgesteld door den heer Groenvond in hem een voorstanderterwijl na verwerping van dit amende ment, de heer v. Foreest zich tegen die wet verklaarde. (1) In de zitting van 20 November stemde de heer van Foreest vóór het wets-ontwerp, houdende voorzieningen omtrent de Nederlandsche Bank, dat volstrekt geene politieke strekking had. (2) De twee eerste hoofdstukken der staats-bugrooting bevattende: lo. het Huis des Konings. 2o. Hooge collegiën van staat en kabinet des Koningswerden als naar gewoonte met algemeene stemmen aangenomen. Maar verder ontmoe ten wij den heer van Foreest onder de verklaarden tegen standers van 't Kabinet. Wij mogen eehter hier niet onver meld laten dat bij de behandeling van het Ve Hoofdstuk (Binnenlandsche Zaken) door den heer van Foreest een amende ment is ingesteld om ƒ12000 te verleenen voor de bestrating van den middenweg in den polder der Heer-Hugowaard (3) dat echter werd verworpen. Eersi later, bij de behandeling van het IXe hoofdstuk (departement Koloniën) motiveerde de heer van Foreest, de door hem over alle hoofdstukken uitgeferagte stem. »Ik ben opgestaan" zeide de heer v. Foreest »om re kenschap te geven van de stem die ik ook ditmaal weder even als in het vorige jaar, ter zake van de koloniale politiek van het kabinet, tegen al de hoofdstukken der begrooting heb gemeend te moeten uitbrengen. Tegen al de hoofdstukken der begrooting, want de vraag, welke rigting in het beheer van onze overzeesche bezittingen moet worden gevolgd, acht ik te zijn eene kabinets quaestieomdat bet is eene vraag van welker beantwoording geheel de toekomst van Nederland af hangt; eene dier levensvragen voor den staat, waaromtrent, zoo niet ieder denkbeeld van ministeriële homogeneïteit zal wegvallen, al de Ministers moeten overeenstemmen en waar voor zij dus allen aansprakelijk zijnen niet door een votum van wantrouwen aan den Minister van Koloniën alléén ge geven wordt, het is het vorige jaar gebleken, aan den Ko ning duidelijk genoeg kenbaar gemaakt, wat men door zijne afkeuring treffen wil". Er is reeds zeer veel te zeggen tegen dit gedeelte der rede van den afgevaardigde uit ons district. Wij zullen ons daar van voorloopig onthoudendaar het vervolg der redevoering van den hr. v. Foreest onmiskenbaar aantoontdat hij hoewel zelf overtuigd wel degelijk inzag dat zijne staat kundige tegenstanders, even goede, zoo niet betere gronden hadden te bestrijden. «Het is echter niet dan na zeer rijp beraaddat ik besloten heb weder dezelfde gedragslijn als in het vorige jaar te volgen, want de vraag heeft bij mij een punt van ernstige overwe ging uitgemaaktis er na het optreden van dezen Minister van Koloniën, geen reden om in de koloniale politiek van bet Kabinet meer vertrouwen dan vroeger te stellen?" De heer v. Foreest beantwoordt de vraag ontkennend, en wij zouden verpligt zijn die redevoering in baar geheel mede te deelenom onze lezers de rigting en strekking daar van te leeren kennen. Plaatsruimte verbiedt ons dit, maar wij vermelden alleen dat de heer v. Foreest als zijne over tuiging gaf:^ "Wanneer ik bedenk wat de algemeene liberale staatkunde in Indie beteekent en welke daarvan de gevolgen moeten zijn, acht ik niet eene afwachtende maar eene afkeu rende, eene scherp afkeurende houding pligt." (4) nik heb in 't vorige jaar beweerd", zoo vervolgde die af gevaardigde, wen ik kan mij niet herinneren dat het mij ernstig is weersprokendat het liberalisme nietzoo als velen meenen, bestaat in het ijveren voor een goed, ordelijk, regt- vaardig, van gunstbetoon afkeerig bestuur, waarvan onder alle rigtingen voorstanders gevonden wordenmaar in een meer of min gematigd streven naar vermeerdering van volks invloed, in de poging om ieder gezag te ondermijnen dat eene andere bron heeft dan den volkswil, in het onvoorwaardelijk voorstaan van alleswat het volk nader tot zelfregering brengen moet." Is die opvatting van den waren aard van het liberalisme juistdan beteekent "liberaal in Indie" ook daar meer en meer den volksinvloed op het bestuur toelaten, ook daar het ucdEf-element versterkenmeer en meer letten op de eischen van hetgeen men gewoonlijk noemt de Indische maatschappij, dat zijn niet de Javanen. O neenMaar dat is dat kleine getal Europeanen dat voorwaardelykmits het niet gevaar lijk worde voor de rust en ordevergunning heeft verkregen zich in Indie te vestigen. «Zoodanige liberale politiek voor Indie komt mij voor niet met het belang van den Staat overeen te brengen te zijn. Die niet begrijpt dat de poging van de Indische maatschappij om zich te emanciperen, om Indie als het domein van de daar gevestigde Europesche bevolking te doen beschouwen, zoo zij ooit in het moederland genoegzame steun bij liberale geestverwanten vond om te triomferen, op het verderf van den Staat uitloo-pen zou, wien dit niet zonder eenig betoog duidelijk is, vermeet ik mij niet de oogen te zullen openen"> »Men zegt de cultuur-wet moet worden afgewacht, om de regeringsbeginselen van den Minister van Koloniën met vol komen kennis van zaken te kunnen beoordeelen. Maar zjju

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1864 | | pagina 1