Jfè 356. Vierde Jaargang. «864; UefÖer, ïïieuroeöiep, IMfemsoorÖ, enj. WOENSDAG 26 OCTOBER. BEKENDMAKING. Het budget van Marine voor 1865. NIEDWE COURANT VAN DEN Verschijnt WOENSDAG en ZATUltDAG. Abonnementsprijs voor 3 maandenƒ1.30 Franco per post „1.50 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco aan den Uitgever S. Giltjes. De prijs der Advertentie» van 14 regels is 40 Centenvoor elke regel meer 10 Centen. Zegelregt voor elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags cn Vrijdags middag 12 uur,gelieve mende Advcrtentienintezenden. Ingezonden stukken een dag vroeger. Door het Bestuur dezer gemeente wordt het navolgende gepubliceerd Het GEMEENTEBESTUUR van den HELDERbrengt ter kennis van de daarbij betrokken Ingezetenendat op Vrijdag den '26sten November 1864, des morgens tussclicn elf en een ureaan het Raadhuis der gemeenteeene Verg a- dering van Kiesgeregtigden zal worden gehouden, om de plaatsen aan te vullen van drie leden der alhier ge vestigde KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIE KEN die met het einde van dit jaar aan de beurt van af treding zijnte weten de Heeren D. de LANGE, A. J. van KKLOKHOVEN en J. E. JANZEN. De aftredenden zijn op nieuw benoembaar. De lijst der kiezers is van heden af, op de gewone kau- toorurenter Secretarie der gemeente ter inzage nedergelegd. Bezwaren tegen die lijst kunnengedurende de eerstvol gende acht dagen bij het Gemeentebestuur worden ingeleverd. Helderden 24 October 1864. Het Gemeentebestuur voornoemd STAKMAN BOSSE, Burgemeester. L. VERHEY, Secretaris. i. In het begin der volgende maand zal de Tweede Kamer der Staten Generaal bijeenkomen ter behandeling der ver schillende begrootingen van 1865; wij voor ons zullen ons bepalen in dit blad slechts twee daarvan te bespreken, dc twee die wij voor deze plaats van het meeste belang achten namelijk die van Marine en oorlog. Het gerucht loopt dat die beide begrootingen veel kans hebben door de kamer te worden verworpenen hoewel wij aan dat gerucht geen onvoorwaardelijk geloof slaanhoewel wij meer malen een dreigend en ongunstig voorloopig verslag gezien hebben over wetsontwerpen die bij de publieke behandeling toch eene betrekkelijk groote meerderheid verkregen, zoo is het echter een onbetwistbaar feit dat voornamelijk het budget van Marine dit jaar een heftigen tegenstand zal ontmoeten, zelfs van hen die onder de bepaalde aanhangers en voor standers der regering kunnen worden gerekend; en wanneer men zich herinnert hetgeen ten vorigen jare is voorgevallen tusschen de HH. Hugenholtz en Blussë tijdens de discussicn over die begrooting, dan kan men bijna met zokcrlieid voor spellen dat moge zij al worden aangenomendit met eene kleine meerderheid geschieden zalalleen om redenen buiten deze begrooting gelegen. Maar wij hebben liet regt te vorderendatèn onze Ma rine en ons leger in goeden staat zijn. Voor oorlog en marine toch, worden dit jaar meer dan 21^ millioen gevraagd. Onze geheele uitgave voor 1865 is, na aftrek der buitengewone uitgaven, geraamd op 73 k 74 millioen. Derhalve vordert het krijgswezen ongeveer 30 percent van ons geheel budget eene somdie naar verhoudingwelligt door geen enkel rijk in Europa wordt geëvenaarden wanneer wij dan een, blik werpen op den toestand onzer marine en van ons leger, dan is de vraag: Wordt die som nuttig en doelmatig aangewond? Worden die gelden op de beste wijze besteed, eu zullen zij in tijd van gevaar hunne rente afwerpen? Het antwoord op deze vragenzal eerst kunnen gegeven worden na de beschouwing der begrootingen zeiven. Beginnen wij met die van marine. Het eindcijfer van liet budgetis ongeveer honderd en vijftig duizend gulden hooger dan dat van het vorige jaar, tenge volge van een' maatregel volgens de memorie van toe lichting vroeger door de regering genomen, om alles wat betrekking heeft tot de aangelegenheden van Japan, op de Nederlandsche begrooting te brengen, zoodat het schip of de schepen, welke derwaarts worden gezonden, niet meer uit de koloniale kas maar uit de Nederlandsche begrooting moeten worden bekostigdwaardoor de eerste daarmede wordt ontlast. Men hoopt dat één schip voor dat station voldoende zal zijndoch voor het geval dat de uitzending van nog een schip, hetzij tot versterking of tot aflossing, gedurende het geheele of een gedeelte van het jaar 1865 noodig zal zijn, is daar voor op de begrooting gerekend hetwelk dan in mindering komt van het Oost-Indische eskader. Deze schepen kunnen dus voortaan niet meer beschouwd worden als deel uit te maken van dat eskader. Het zenden van schepen naar Japan werd echter, en naar ons oordeel teregtdoor sommigen afgekeurd. De eigenaar dige toestand waarin Nederland zich sinds eeuwen aldaar bevindtzoo redeneren zijmaakt eene neutrale houding onzerzijds wenschelijk, is er nu een Nederlandsch eskader en ontstaan er dan moeijelijkkeden tusschen het Japansche rijk en andere mogendheden, zoo kunnen wij die zoo wensche- lijke neutraliteit niet handhaven. Ook zouden denaar Japan gezonden schepen van veel meer nut in Oost-Indien kunnen zijn, waar onze zeemagt toch waarlijk al klein genoeg is. Tegen deze meening werd echter ingebragt, dat de Japan ners zoo zeer op vertooning gesteld als zij warenons ligter concessien zouden doen en eer geneigd zouden blijven om handel met ons te drijven, wanneer zich eenige Nederland sche oorlogschepen in hunne wateren ophieldendan wanneer deze geheel door onze oorlogsbodems verlaten wierden. Wij voor ons kunnen deze meening niet deelen en achten het uittrekken vau anderhalve ton gouds op de begrooting, voor overbodig, ja zelfs voor nadeelig. Sedert eeuwen zijn onze betrekkingen met Japan op den besten voet geweest, zonder dat wij daartoe noodig hadden schepen in dat rijk te hebbenhet vertoonen van één of meer oorlogschepen in dc Japansche wateren zal waarlijk het Japansche gouvernement niet aansporen om concessien te doenmaar wanneer onze oorlogsbodems zich daar vertoonen tegelijk met die van niet bevriende of vijandelijke natiën, zal het eerder eene reden zijn om ons op dezelfde wijze als deze tc behandelen. Het is echter niet de vermeerdering van het budgetwelke de tegenstand daartegen heeflt in 't leven geroepenwant men erkende, dat in een land als het onze met zoo uitge strekte koloniën, de onmisbaarheid eener marine niet kon worden betwijfeld, derhalve moesten daarvoor ook zekere sommen beschikbaar zijn, en de tegenwoordig daarvoor aan gevraagde zijn niet te hoog te achten. De redenen van die oppositie zijn duidelijk uit de woorden van het voorloopig verslag, die wy letterlijk hier zullen overnemen Wat tochvroeg men is eigenlijk onze tegenwoordige marineen waartoe is zij ons van nut? De marine bestaat »nu en zal, blijkens de voorgelegde begrooting blijven bestaan »uit allerlei soorten van schepengroote zeeschepen om nu »cn dan zich in de verschillende zeeën te vertoonen, schepen 5>voor kustverdediging, schepen voor onze Oost- en West- j»Indische bezittingen. Maar wat van dat alles verkeert in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Courant van Den Helder | 1864 | | pagina 1